In het zicht van grote problemen (maatschappelijke tegenstellingen, zorg, migratie, opwarming van de aarde) lijken we collectief in een permanente staat van paniek en wanhoop te verkeren. Is dat wel de juiste houding om problemen het hoofd te bieden? Erik Borgman zoekt een christelijk antwoord en gaat te rade bij Augustinus.
Door Erik Borgman
De zorg dreigt ook zonder corona op ‘code zwart’ te gaan, zei Diederik Gommers vorige week in Een Vandaag. Niet alleen planbare en de minder noodzakelijke zorg zal dan worden afgeschaald, zelfs noodzakelijke zorg kan dan niet langer worden gegarandeerd. Zoals dat overigens nu al in de jeugdzorg en de vluchtelingenopvang het geval is.
Allemaal ‘snowflakes’?
De inzet van een dergelijk bericht is dat deze ramp koste wat kost voorkomen dient te worden en er daarom ingrijpende maatregelen nodig zijn. De gedachte dat er zich nu eenmaal met enige regelmaat onverwachte problemen aandienen die moeten worden opgelost, lijkt verdwenen. Omdat dergelijke problemen toch regelmatig de kop opsteken, verkeren we voortdurend in een staat van latente paniek en zelfs wanhoop. Wie vertrouwt er nog op dat het goed kan komen met de zorg, de migratie, de maatschappelijke verhoudingen, de aarde?
Wie kan er nog omgaan met serieuze tegenslag? De jonge mensen die vandaag de dag laatdunkend snowflakes worden genoemd, omdat ze zo weinig weerstand hebben als het even tegenzit, lijken het beeld van een collectief onvermogen te bevestigen.
Tegenspoed als vuur
"Tegenspoed gedraagt zich als vuur", preekte de kerkvader Aurelius Augustinus (354-430) in 410 tijdens de plundering van Rome door de Visigoten. "Bent u goud als hij op uw weg komt, dan loutert hij u, bent u kaf als hij op uw weg komt, dan verbrandt hij u."
Augustinus onderschatte de ernst van de situatie niet. "De wereld wordt verwoest", zo constateerde hij. "De wereld wordt vertrapt als olijven in de pers." Net als mensen in onze tijd vroegen de mensen in zijn tijd zich af wat daarvan te denken en hoe erop te reageren. Augustinus’ advies is verrassend. Hij zegt niet dat de tegenspoed de eigen schuld was van zijn tijdgenoten en zij hem hadden moeten voorkomen. Augustinus zegt ook niet dat ze op God moeten vertrouwen om de tegenspoed af te wenden en evenmin verwijt hij hen geen gebrek aan geloof.
Augustinus spoort zijn toehoorders aan om op tegenspoed te reageren zoals de leerlingen van Jezus reageerden toen zij in een boot op het meer zaten, terwijl het begon te stormen en Jezus op een kussen lag te slapen. In hun angst maakten zij Jezus wakker en Hij staat op om wind en water te bedaren. Als het stormt en de golven hoog gaan, zo meent Augustinus, moeten wij Christus wekken, dat wil zeggen het geloof waarin Christus in ons woont. Dan geven wij er blijk van goud te zijn en geen kaf.
De heersende logica doorbreken
Dit wekken van Jezus komt wat Augustinus betreft neer op 'worden zoals Hij was': zachtmoedig, medelijdend met degenen die lijden, op de bres staand voor zwakken. "Laat uw gastvrijheid in deze tijd van vele vluchtelingen, behoeftigen en noodlijdenden overvloedig zijn", zo bezweert Augustinus zijn toehoorders, "en uw goede werken ook." Kortom: "Laten de christenen doen wat Christus beveelt."
Dat wil zeggen: laten wij de hongerigen spijzigen en de dorstigen laven, de naakten kleden en de vreemdelingen herbergen, de zieken verzorgen, de gevangenen bezoeken en de doden begraven (vgl. Matteüs 25,31-40) – de werken van barmhartigheid.
Weer gaan zorgen
Paus Franciscus heeft in 2015 in zijn encycliek Laudato si’ aan deze reeks nog de zorg voor de aarde als ons gemeenschappelijk huis toegevoegd. Deze zorg ziet hij als een samenvatting van de traditionele werken van barmhartigheid en hij beschrijft hem als het stellen van eenvoudige dagelijkse gebaren, waarbij wij de logica van geweld, uitbuiting en egoïsme doorbreken.
Op tegenspoed reageer je niet door te proberen te voorkomen dat er ooit nog tegenspoed zal zijn. Op tegenspoed reageer je door de effecten ervan te pareren en daarvoor verantwoordelijkheid te nemen. Als de zorg onder druk staat, moeten we weer gaan zorgen. Terug naar waar het in de zorg om begonnen is: dat als iemand valt, om welke reden dan ook, wij de plicht hebben zijn of haar wonden te verzorgen en haar of hem overeind te helpen.
Zelfvertrouwen en godsvertrouwen
Er verandert iets fundamenteel als je het bestaan niet ziet als een opeenvolging van mogelijk catastrofale bedreigingen, maar als een ruimte van ontvangen vertrouwen. Zoals de eerste Johannesbrief het formuleert: ‘Nu al zijn wij kinderen van God en wat wij zullen zijn is nog niet aan het licht gekomen’ (1 Johannes 3,2). Of in de termen van Augustinus: wij zijn ertoe bestemd goud te zijn en zullen blijken nog veel meer te zijn dan goud, als wij met vertrouwen ingaan op wat wij te doen krijgen.
Ik raak er steeds meer van overtuigd dat volwassen zelfvertrouwen gefundeerd is in godsvertrouwen. Dat wil zeggen in het vertrouwen in Degene die jou het vertrouwen geeft in deze situatie een betekenisvolle bijdrage te leveren.
De zin van de zorg is zorgen als tegenspoed toeslaat. Dat gebeurt altijd onverwacht en ongepland. Daarop op de juiste manier inspelen is de kern van zorg. Daar zijn zorgverleners goed in en dat maakt ze tot goud dat steeds verder wordt gelouterd. Zij kunnen ons misschien ook weer leren niet in paniek te raken van onverwachte tegenspoed, maar te geloven dat we geroepen zijn om tegenspoed het hoofd te bieden.