Een spel van onthullen en verbergen is zowel in de literatuur als in de godsdienst terug te vinden. De spanning tussen het verlangen naar liefde en erkenning enerzijds en noodzaak tot bescherming van de eigen kwetsbaarheid anderzijds is de drijfveer achter dit spel van afstand en nabijheid. Dat geeft ook theologisch te denken. Schrikt God terug voor zijn eigen kwetsbaarheid.
Door Eric Corsius
De formulering ‘afstand en nabijheid’ is niet weg te denken uit gedragscodes. Het gaat daarbij om de juiste mengverhouding tussen deze twee deugden. Het herinnert aan de dramatiek in de relatie tussen God en mens volgens de bijbel en de mystiek. God openbaart zich en geeft zich aan de mens enerzijds. Hij verbergt zich en trekt zich terug anderzijds. God verlokt ons en trekt ons aan, om ons vervolgens af te stoten en zich terug te trekken. De mens wordt zo onderworpen aan een tantaluskwelling, die als wreed kan worden ervaren, als kruis, woestijn en donkere nacht. Een Franse mystica gaf aan God daarom de bijnaam van de ‘Verwegnabije’.
Bloot
Ook in de literatuur, zowel de religieuze als de wereldse, is deze spanning terug te vinden - althans bij die schrijvers en schrijfsters die met hun werk beogen, rekenschap en verantwoording af te leggen over hun leven. Ze geven zich bloot en maken zich daardoor kwetsbaar. Tegelijk houden ze strikt de regie over datgene wat ze prijsgeven, zodat de lezer uiteindelijk achterblijft met vragen en raadsels. Moet je wel alles geloven en voor zoete koek aannemen, wat Augustinus, Rousseau of Goethe over zichzelf hebben opgeschreven? Misleidend zijn in dat opzicht vooral de zogenaamd ‘autofictionele’ romans, waarin de grens vervaagt tussen autobiografie enerzijds en fantasie en illusie anderzijds.
Een toonbeeld hiervan is de Vlaamse schrijver Maurice Gilliams (1900-1982), wiens kleine, zeer gecondenseerde werk momenteel weer in de aandacht staat, dankzij een verdienstelijke biografie van Annette Portegies. Voor mij was een radio-interview met Portegies de aanleiding, om haar boek te lezen en mij te verdiepen in Gilliams’ verzameld werk, dat ondergebracht is in een duizend pagina’s dikke band met als titel Via Brevis.
Het is op zich al tekenend, dat de schrijver, die de weelde had om fulltime te schrijven, een zulk overzichtelijk werk achter heeft gelaten. Dit is terug te voeren op het genoemde spel van openhartigheid en teruggetrokkenheid. Gilliams censureerde zichzelf namelijk rigoureus en verbood zelfs herdrukken van enkele autofictionele teksten. Zo liet hij een ‘zelfportret in clair-obscur’ achter, zoals hij het zelf karakteriseerde. De schrijver omgaf zich met een sfeer van geheimzinnigheid, waardoor zijn biografe Portegies werd uitgedaagd, zoals ze zelf zei: “Wie is die man?”
Verborgenste hoekje
Wat weerhield Gilliams ervan, zichzelf helemaal prijs te geven? Waren het de kwetsuren die de hoog-gevoelige Maurice vanaf zijn kindertijd opliep, zijn opvoeding in een krampachtig burgerlijk milieu en het feit dat hij in zijn jeugd door een vertegenwoordiger van de kerk werd misbruikt? Zichzelf verbergen was vanaf zijn prilste jeugd een verdedigings-, ja overlevingsstrategie: “Terwijl ik moeite doe om met mensen samen te zijn, wens ik in het verborgenste hoekje van mijn hart met rust gelaten te worden en eenzaam te blijven”, aldus één van zijn gepubliceerde dagboekaantekeningen, waaruit een choquerende tragiek spreekt.
Intrigerend genoeg is het ernstige spel tussen zelfopenbaring en zichzelf-verbergen ook een terugkerend thema in zijn proza. In zijn ‘autofictionele’ romans over zijn alter ego Elias mijmert Gilliams voortdurend over deze spanning. Hij getuigt bijvoorbeeld van Elias’ moeizame zoektocht naar ‘verlossende bewoordingen’ voor zijn innerlijke toestand en hij betrekt de lezer in discussies binnen de familie over de onmogelijkheid van een biografie, gezien de ‘onvatbaarheid van het individu’.
Opgejaagd wild
De schrijver Gilliams dingt naar de erkenning en de liefde van zijn lezers, maar kan het toch niet nalaten zich te verbergen en zichzelf zodoende te beschermen. Hij geeft ziel en zaligheid prijs en schrikt dan ervoor terug zich ‘onvoorwaardelijk bloot te geven’. Met een prachtige metafoor drukt hij het in een dagboekaantekening als volgt uit: “In ‘Elias’ moeten de lenige, jonge dieren in het kreupelhout wegspringen, zo gauw de stappen naderen van hen die gekomen zijn om het vrije wild op te jagen.”
Als opgejaagd wild en zo kwetsbaar als een jong ree: zo ervaarde Maurice Gilliams zichzelf. We hebben er een werk aan te danken, dat ook theologisch te denken geeft. Bijvoorbeeld over de vraag, waarom God Zijn geheim niet aan ons prijsgeeft. Is dat alleen terug te voeren op zijn oneindige grootheid en transcendentie, zoals een metafysisch cliché wil? Of schrikt ook God terug voor zijn eigen kwetsbaarheid, als hij is overgeleverd aan onze gretige gedachten, beelden en woorden?
Annette Portegies, Weerspiegeld in een waterglas. Maurice Gilliams, 1900-1982, 2022 bij Athenaeum-Polak & Van Gennep (eerste editie 2010).