Margreet Sanders werkt al 25 jaar in diverse pastorale settings, onder meer als geestelijk verzorger in gevangenissen en jeugdinrichtingen. Ze schrijft verhalen over haar ervaringen. Zoals het verhaal van Jurriaan, die onverwachts openhartig is. “U zit hier niet voor uzelf, maar voor God.”

Door Margreet Sanders

Jurriaan is niet zijn echte naam. Zo noemt hij zich hier en ik kom er even niet zo gauw achter hoe hij werkelijk heet. Daarom kan ik hem niet vinden in computersysteem, waarin ik soms even nakijk hoe oud iemand is of hoe lang hij nog moet zitten. Ik ga het gesprek dus volledig blanco in.

“U kent mij niet”, zegt hij een beetje verwijtend als ik hem uit zijn cel haal, alsof ík er iets aan kan doen dat hij het stil houdt rondom zichzelf. “Weet u wel mijn naam?”.

“Die ga je mij zo vertellen, als we gaan zitten”.

“Ik heet Jurriaan”, zegt hij opnieuw alsof ik niet weet dat dit zijn echte naam niet is. Ik verwacht niet veel van het gesprek, omdat openheid natuurlijk een eerste vereiste is. Het verbaast me dan ook dat ‘Jurriaan’ vrij openhartig is. Misschien komt het omdat hij in mij een afgezant van God ziet. “Die kun je altijd vertrouwen”, zegt hij. “U zit hier niet voor uzelf, maar voor God.”

Dan begint hij aan een lang verhaal. Toen hij nog maar net vijf jaar oud was, waren zijn ouders gescheiden. Hij groeide op bij zijn moeder die yogalerares is. Tot zijn elfde moest hij verplicht elk weekend naar zijn vader. Zijn moeder heeft nooit geweten wat daar gebeurde. “Dat was verschrikkelijk, mevrouw. Slecht, heel erg slecht. Dat wil je als kind allemaal niet.” Hij treedt niet in detail en ik vraag er ook niet naar. Dat is aan hem. “Maar toen ik niet meer hoefde te gaan, ben ik ook nooit meer gegaan.”

Hij wordt vanaf zijn veertiende bij jeugdzorg geplaatst. Daar ging het helemaal mis toen zijn vader opeens onverwacht op de stoep stond. Jurriaan is dan al bijna achttien en door training een sterke gespierde jongen. Hij slaat zijn vader een gebroken kaak. “En daarom zit ik hier, mevrouw. Ja, ik heb ook nog wel wat andere dingen gedaan. Allemaal kleine dingetjes. Niks ergs of zo.”

Ik vraag hem hoe zijn moeder daarover denkt. Hoe zij zich voelt? Heeft ze verdriet? Wat wil ze voor hem? Jurriaan schiet vol bij deze vraag. Hij is lange tijd stil. “Ja, ze heeft verdriet”, zegt hij dan. “En ze wil het beste voor mij.”

Bij het afscheid wil hij een kaarsje aansteken. “Voor mijn moeder. En voor mezelf. Dat ik het beste uit mezelf ga halen, zoals mam dat graag wil. Ik ga het anders doen”.

Als hij mijn kantoortje uitloopt, draait hij zich om en zegt: “Ik heet eigenlijk Johan”.

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.