“Je kruis opnemen betekent allereerst je verzoenen met je gewondheid en van daaruit je eigen waarheid ontdekken.” Lenie van Schie, werd getroffen door dit citaat van Henri Nouwen (dat ze las in het Spiritueel zakboekje van Vincent Duindam). “Met het lezen van het eerste deel van die zin, was het alsof de gewondheid in mij omarmd werd.”

Door Lenie van Schie

Jarenlang had ik haar op afstand gehouden. Zoals trouwens de meesten onder ons dat doen: hard werken, doorzetten, volhouden, iets van het leven maken. We doen er alles aan om onze gewondheid op een of andere manier te boven te komen, door haar te ontkennen, ons te richten op de toekomst, en ons verstand de leiding te laten nemen. Dat maakt het ook juist zo lastig om helder te krijgen wat die gewondheid eigenlijk is. Daar komen we pas achter als we haar niet langer kunnen verstoppen: we verliezen onze partner of een baan, we verhuizen, krijgen problemen in onze relatie, het ouderschap brengt ons niet wat we hoopten of omdat we ouder worden en het simpelweg niet meer lukt om het alsmaar vol te houden.

Bij mij eiste de gewondheid al vrij vroeg de aandacht op: ik voelde me onhandig in het contact met anderen, leed aan minderwaardigheidsgevoelens, voelde me vreemd in mijn eigen lijf. Ik probeerde dat te overwinnen door hard te werken, vol te houden, te bewijzen dat ik het wel kon. Maar ik wilde ook weten wat hier aan de hand was.  Ik ging op zoek, werd therapeut en psycholoog.

Hoe doe je dat, je met je gewondheid verzoenen? In dat proces zijn wel een aantal stappen te onderscheiden. Het begint met erkennen.

Erkenning

Meestal zitten we in de ontkenning. Daar zijn tal van redenen voor. Er is een diepe overtuiging dat we hier op aarde gelukkig moeten zijn en geluk valt niet te rijmen met je gewond voelen. Je ervaart die gewondheid vaak ook eerder indirect: er is onrust, spanning, gejaagdheid, somberte, irritatie, (onderdrukte) boosheid, het idee dat je niet echt bent, de angst om door de mand te vallen, kortom allerlei gevoelens en lichaamssensaties die je probeert weg te drukken. We proberen te ontspannen, we gaan sporten, doen aan mindfulness, maar dat alles werkt vaak maar ten dele. Onrust, irritatie en spanning, het zijn pointers: ze wijzen naar iets dat onze aandacht vraagt.

Aandacht geven

Erkenning vraagt geduld, aandacht voor dat wat zich aandient en om dat goed te kunnen doen hebben we ‘gronding’ nodig. Grond is beschikbaar, de aarde draagt ons altijd, maar meestal zijn we ons daar niet van bewust. Hoe is het om eens met aandacht te gaan zitten en op elke uitademing je voor te stellen dat je naar beneden zakt, meer in je buik en je zitbotjes, in je bekkenbodem? En als je daar met je aandacht in kunt zijn, hoe is het dan om te voelen hoezeer de aarde je draagt? Hier is steun en van daaruit kun je gemakkelijker aandacht geven aan wat die onrust in jou aanjaagt.

Moed

Daar is wel wat moed nodig, moed om te durven onderzoeken: wat speelt hier? En er is ook vertrouwen nodig dat deze aanpak echt gaat werken. Want iets in ons wil eigenlijk helemaal niet weten wat er aan de hand is en dat ‘iets’ heeft ons er lange tijd vanaf weten te houden.

Vaak is er angst dat, als we dan toch door de onrust heen breken en contact krijgen met de onderliggende gevoelens, we overspoeld worden door onze emoties. Bang dat we nooit meer ophouden met huilen of zo boos worden dat we een ander iets aandoen. Dan is het goed om te weten waar die diepe verwonding haar oorsprong vindt.

Oorsprong

De oorsprong van de wond in ons heeft eigenlijk altijd te maken met het feit dat je niet gezien bent in wie je werkelijk bent. Onze wezenlijke ik, dat wat we in essentie zijn, is in de loop van onze kindertijd aangekleed met waarden en normen uit onze omgeving, die is ingebed in een cultuur waarvan het sacrale, het goddelijke, niet vanzelfsprekend onderdeel is.

Het toelaten van de verwonding brengt je in je kindertijd, en de emoties die zich hier aandienen zijn ontstaan in de tijd toen je nog klein was, afhankelijk van je directe omgeving. Dat brengt je bij de belangrijke vraag: Wie is hier zo verwond, wie moet hier zo huilen? Is dat de volwassene of is het een kind? Of huilen ze samen?

Het innerlijke kind en de volwassene

Hoe is het om je te realiseren dat er hier twee aanwezig zijn, een volwassene én een gewond kind. Als je de wond, het verdriet en de boosheid gaat voelen val je er vaak mee samen, het is alsof je de verwonding bent, maar dat is niet zo. Je hebt de verwonding meegemaakt, maar je bent die niet. Hier gaat het erom, zonder het contact met dat verwonde deel te verliezen, je ook te verbinden met de volwassene. De volwassene heeft de verwonding overleefd, heeft zich een hele boel kwaliteiten eigen gemaakt en heeft zich ondanks de verwonding, ontwikkeld.

Je innerlijke kind voel je vaak vooral aan je voorkant: je borst. Maar je hebt ook een achterkant: je ruggengraat, en de volwassene zit meer aan je achterkant.

Als je je meer verbindt met je ruggengraat, krijg je contact met de volwassene in jou en ga je ook meer je verticaliteit voelen, die verbinding tussen hemel en aarde. De aarde draagt je, geeft je grond en steun en je verticaliteit helpt je om je niet teveel te verliezen in je emoties, maar ze wel toe te laten, er contact mee te maken.

Zo kun je met je gewondheid zijn, en er tegelijkertijd ook een zekere afstand van nemen. Hier kan mededogen ontstaan, compassie. Compassie is de ultieme troost voor al dat verdriet dat je hier tegenkomt.

Intense gevoelens toelaten

Als je je verbindt met je gewondheid, brengt dat je onvermijdelijk bij je ouders. Hier kunnen allerlei nieuwe gevoelens ontstaan: je kunt boos op ze worden omdat ze er niet waren of ze hun hand boven het hoofd houden omdat ze er ook niets aan konden doen, toch? Je houdt van ze. “Hoe kan het dan zijn dat”, zoals een van mijn cliënten het verwoordde, “ik van mijn ouders houd en tegelijkertijd voel dat ze me tekort deden?”

Het kan! Ouders zijn nooit perfect en ook zij zijn beïnvloed door de cultuur, de zienswijzen van hun ouders, het milieu waarin ze opgroeiden. Tegelijkertijd ben jij wezenlijk tekort gekomen. De schuldvraag doet er hier niet toe, wel de erkenning dat beide waar zijn. Daar kun je verantwoordelijkheid voor nemen.

Dan komen er meer gevoelens op, en beelden: Je ontdekt dat je eenzaam en verlaten bent, er is een beeld van jezelf als klein jongetje of meisje dat hier helemaal alleen staat. Of je herinnert je je vader die een klap uitdeelde, en nog een, omdat je niet luisterde en je begint de impact te voelen van die klap op jou als kind. Of je merkt dat je alsmaar naar je moeder luisterde, er voor haar was, althans er probeerde te zijn, maar dat je haar niet gelukkig kon maken. Je houdt van je ouders, zij deden toch alles voor je? En toch voel je je ongelukkig, leed je onder hun gedrag.

En dan is er boosheid, natuurlijk is er boosheid, en haat. Het zijn gevoelens die we meestal ontkennen, gevoelens die in de categorie ‘slecht’ thuishoren. We willen geen hatend of boos mens zijn. Maar het feit dat die gevoelens er zijn, wil niet zeggen dat jij dat ook bent. Alles wat we niet onder ogen durven zien, onderdrukken we en blijft zitten wroeten in ons. Je kunt nooit eerlijk zijn, nooit je eigen waarheid ontdekken, als je niet ook deze gevoelens toelaat en onderzoekt.

En het werkt. Voorwaarde is wel dat je je bewust blijft van die gevoelens en ze niet zonder enige zelfreflectie maar overal uit.

Ik heb veel woede en haat toegelaten en onderzocht met name in relatie tot mijn beide ouders. En het resultaat? En telkens als zo’n golf van woede, van haat, door me heen was gegaan, was er liefde, keer op keer. Liefde en compassie voor hun mogelijkheden en vooral ook voor de beperkingen waarmee zij moesten leven.


Lenie van Schie, Langs de weg van het hart, Samsara (2021), 480 blz., € 23,90.
www.soekja.nl/

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.