Zorgen voor je naasten is een belangrijke Bijbelse opdracht. Maar aan die opdracht valt wel een en ander te nuanceren, weet Annemarie Scheerboom. We kunnen elkaar versterken en voor elkaar zorgen. Maar dat kunnen we des te beter als we in staat zijn tot goede zelfzorg.
Door Annemarie van Diepen-Scheerboom
In mijn vorige columns had ik het over het belang van je eigen behoeften onderkennen, alvorens in te gaan op de behoeften van anderen. Misschien ben je geneigd of gewend je vooral op de behoeften van de ander te richten. Maar eigenlijk kun je dat pas goed als je het gevoel hebt iets te kunnen delen in plaats van in te teren op je reserves. Dit betekent niet dat je als een aso door het leven moet gaan. Het gaat om de balans. Hoe houd je de balans tussen jezelf en de ander als je jezelf de vrijheid gunt om eerst aan je eigen behoeften te denken?
In een van de twee belangrijkste Bijbelse geboden staat: heb je naasten lief als jezelf (Mat. 22, 39). Dit gebod richt de aandacht in eerste instantie op je naasten. Dat betekent dat die naaste dus wel degelijk belangrijk voor je is. De gedachte om eerst je eigen behoeften te vervullen lijkt daarmee op gespannen voet te staan, want wie weet komt die ander dan wel niet meer aan bod.
Verantwoordelijk
We trappen vaak in de valkuil om te denken dat de ander afhankelijk is van onze inspanningen. We voelen ons zo verantwoordelijk voor de ander zijn behoeften, dat we het onszelf niet gunnen om eerst zelf fysiek en mentaal gevoed te zijn. Maar door die volgorde om te draaien, gaan we leven op onze reserves. Mensen die dit structureel doen, zijn vaak gewend om hun eigen behoeften te onderdrukken, terwijl ze zich wél een slag in de rondte werken voor de behoeften van anderen.
Het idee dat je zelf pas aan de beurt mag komen als je eerst voor anderen gezorgd hebt, vanuit de gedachte dat die anderen afhankelijk van jou zijn, maakt dat je zelf elke keer aan het kortste strootje trekt. Terwijl die onderliggende gedachte geeneens waar hoeft te zijn. Sterker nog: als iedereen in de eerste plaats zorgdraagt voor zijn of haar eigen behoeften, dan zal het aandeel dat nog door jou vervuld moet worden niet zo heel erg groot zijn. En als die ander er in eerste instantie nog van overtuigd is dat hij of zij afhankelijk is van jou, dan kan een simpele herinnering aan de eigen verantwoordelijkheid soms al genoeg zijn. Wat jij de ander nog kan bieden is mooi meegenomen en noodzaakt je niet jouw behoeften structureel aan de kant te zetten.
Kinderen
Nu lijkt er voor kinderen wat anders te gelden. Zij zijn in hun behoefte namelijk grotendeels wél afhankelijk van anderen, in het bijzonder de ouders. Ze kunnen nog niet voor hun eigen eten zorgen, verdienen geen geld om kleren te kunnen kopen, en bovendien: weten ze eigenlijk wel hoe het huishouden werkt 😉?
In onze huidige geïndividualiseerde maatschappij lijkt het erop dat ouders helemaal zelf de zorg voor hun kinderen moeten dragen, zij zijn per slot van rekening verantwoordelijk voor hun eigen kinderen. Behalve als er gewerkt moet worden, want dat werken dat lijkt wel het allerhoogste goed in onze maatschappij.
Maar dat ouders verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun kinderen, betekent nog niet dat zij ook al deze zorg zelf hoeven te verlenen. Het goed invullen van je verantwoordelijkheid kan ook zijn dat je af en toe een oppas inschakelt, zodat de kinderen hun zorg krijgen, maar jij als ouder ook eventjes zonder zorgtaak kan zijn.
Ik kan me voorstellen dat deze kindersituatie ook van toepassing is op andere situaties waarbij naasten voor hun eerste behoeften van anderen afhankelijk zijn. Ook hierbij geldt: je kunt verantwoordelijkheid dragen, maar je hoeft niet alles wat daaruit voortvloeit alleen te doen. Denk bijvoorbeeld aan de zorg voor ouders op leeftijd, of voor een zieke geliefde, zorg voor de mensen op verpleegafdelingen. Ja, zelfs zorg voor jezelf hoef je niet alleen te dragen. En vaak is die zorg er ook en hoef je hem alleen nog in ontvangst te nemen. Wat we soms nog mogen leren, is te vragen. Te vragen om wat we graag zouden willen. Daarbij hoeven we niet pas aan de bel te trekken als we op omvallen staan, maar gewoon omdat we onszelf (ook) een goed leven mogen gunnen.
Liefde
Ik hoop dat we elkaar kunnen versterken, maar dat we allereerst onszelf kunnen versterken, met als effect dat we de ander nog beter kunnen versterken. Ik hoop dat we elkaar het beste gunnen, zoals wij ook voor onszelf het beste mogen ontvangen. Dit mogen we doen in het vertrouwen dat God ons alles geeft wat wij nodig hebben en nog veel meer. Wij mogen openstaan voor zijn gaven door, zoals in het eerste gebod staat, Hem lief te hebben met alles wat in ons is. Hem liefhebben doen we omdat Hij ons als eerste liefheeft. En die liefde, die óverschotten aan liefde, die kunnen wij vervolgens uitdelen aan onze naasten.