Bij gelegenheid van Couperusjaar 2013 schreef Bas Heijne een diepzinnig essay over zingeving in leven en werk van Louis Couperus. Maar is Heijnes conclusie dat de grote schrijver wanhopig zocht naar zin in een zinloos bestaan wel terecht? Rob van der Zwan denkt van niet. Couperus vond meer zin dan Heijne voor waar wil houden. Weerspiegelt Heijnes conclusie niet eerder zijn eigen contemporaine levensvisie?
Door Rob van der Zwan
Schrijver en essayist Bas Heijne publiceerde in het jubileumjaar 2013 een lichtvoetig maar niettemin diepgravend essay over het werk van Louis Couperus: Angst en schoonheid. Louis Couperus, de mystiek der zichtbare dingen. Couperus (1863-1923) werd 150 jaar geleden geboren en schreef een omvangrijk oeuvre bij elkaar dat verschillende meesterwerken bevat zoals Eline Vere, De boeken der kleine zielen en de Stille kracht. Couperus was een veelzijdig auteur. Behalve romancier was hij ook dichter, journalist en columnist-avant-la-lettre. Zijn doorbraak kwam in 1889, toen hij op zesentwintigjarige leeftijd debuteerde met de ‘Haagsche roman’ Eline Vere, een debuut dat grote indruk maakte. Hoewel hij tegen het einde van zijn leven in 1923 door zijn - inmiddels veelal vergeten - collega-schrijvers werd geëerd en in het zonnetje gezet, heeft hij zich niet echt erkend gevoeld. De reacties op z’n werk waren vaak ambivalent. Critici vond hem te frivool, verwijfd, te barok, te expliciet. Louis Couperus paste niet echt in het Nederland van zijn tijd. De Engelse schrijver en bewonderaar van Couperus, Edmund Gosse zei na een ontmoeting: “Er was aan hem niets dat bij iemand het conventionele beeld van een Nederlander deed opkomen.”
Met het essay ‘Angst en schoonheid’ toont Heijne zich een groot Couperuskenner. Het essay laat zich lezen als een existentiële peiling van de mens Couperus via de auteur Couperus. En dat is geen sinecure, want al heeft Couperus veel geschreven, in dat vele laat hij de lezer nooit al te dichtbij komen. Het is altijd gissen waar Couperus nu werkelijk iets over zichzelf loslaat. Volgens Heijne komen we Couperus het dichtst op de huid in de innerlijke werelden van de personages die hij in zijn beste werk zo onbevangen durfde te verkennen. Zijn boeken worden bevolkt door smachtende vrouwen en pooiers, simpele boksers en weke, slangachtige onderkruipers, vechtersbazen en overgevoelige zielen, hoogmoedige vorsten en speelse jongetjes, godinnen, soldaten, oude viezeriken, ministers, geisha’s. Couperus zag en hoorde het allemaal; hij beschrijft die werelden van binnenuit met een groot gevoel voor detail. Aldus Heijne.
Angst en schoonheid
Maar wat bewoog Couperus nu uiteindelijk? Wat dreef hem in zijn leven en zijn werk? Dat is de vraag en de nieuwsgierigheid van Heijne, die de grote Haagse schrijver als een imaginary friend beschouwt. Angst en schoonheid ziet Heijne als de grote bepalende thema’s voor Couperus. Het interessante van Heijnes benadering is dat hij deze thema’s - en de daarmee samenhangende onderwerpen als geloof en zingeving - niet alleen opspoort, maar er ook mee in gesprek gaat.
Geen geloof zonder twijfel - maar wat als de twijfel steeds weer groter is dan het geloof? Hugo Aylva de personage in Couperus’ roman Metamorfoze die we kunnen beschouwen als het alter ego van Couperus, worstelt met de zin van het bestaan. Aylva’s worsteling is Couperus’ worsteling. Heijne constateert bij Couperus een hardnekkig overblijfsel van het weggevallen geloof in religieuze transcendentie. Met ‘de dood van God’ is er in de negentiende eeuw een fundament weggeslagen, en de leegte die daarvan het gevolg is, wordt door Couperus als een fantoompijn ervaren, zo is de analyse van Heijne. Er moet iets zijn wat de leegte vult, er moet iets zijn wat het verlies van God toch nog goedmaakt. Die wensgedachte is tot het einde Couperus nabij gebleven, hoewel zijn instinct hem vertelde dat het om een verzinsel ging, zo meent Heijne.
Fantoompijn
Deze analyse lijkt op het eerste gezicht aannemelijk, maar snijdt ze ook hout? Ik denk uiteindelijk van niet. Naar mijn idee zegt de analyse uiteindelijk meer over Heijnes eigen, contemporaine beleving dan over die van Couperus. ‘God is dood! En wij hebben hem gedood!’ is natuurlijk de bekende aankondiging uit 1882 door Friedrich Nietzsche, een oudere tijdgenoot van Couperus. De doorwerking daarvan in de vorm van secularisatie en ontkerkelijking zou pas veel later in de twintigste eeuw merkbaar en manifest worden.
Couperus heeft het ‘weggevallen geloof’ en de ‘fantoompijn’ zo niet gezien of beleefd. Allereerst omdat men tijdens Couperus’ leven de ‘confessionele’ God en het ‘conventionele’ christendom nog overal tegenkwam. Nederland zat nog dik in z’n dominees en pastoors die maatschappelijk een vooraanstaande rol speelden. Zo verschenen er naar aanleiding van het overlijden van Couperus in juli 1923 in talloze katholieke en protestantse dag- en weekbladen moralistische, weinig vleiende artikelen over de schrijver. Bovendien had Couperus niet veel op met het kerkelijke christendom van zijn dagen, dat hij te bekrompen vond. De kerk speelde ook geen rol in het gezin waarin hij opgroeide. Couperus heeft nooit, zoals later een Maarten ’t Hart, afgerekend met het geloof, een God verloren of achtergelaten. Aan het eind van zijn leven merkte hij wel dat er een nieuw modern tijdperk op het punt van doorbreken stond. Hij had moeite met de versnelling van het leven die dat teweegbracht.
Berusten in onze nietigheid
Couperus heeft zeker geworsteld met de zinvraag. Volgens Heijne zou het erbij Couperus om gaan hoe betekenis te geven aan een bestaan dat vanuit zichzelf geen betekenis lijkt te hebben. De weg die Couperus in zijn werk heeft afgelegd, de verschillende antwoorden die hij heeft uitgeprobeerd, aldus Heijne, zijn in hun hedendaagse gedaante en in wisselende populariteit nog steeds de onzekere antwoorden die zich aandienen in de eenentwintigste eeuw. Berusten in onze nietigheid, geluk vinden in het moment. Het antwoord is dat er geen antwoord is. Dat is volgens Heijne Couperus’ uiteindelijke bevinding voor wat de zinvraag betreft.
In de conclusie - ‘het antwoord is dat er geen antwoord is’ - klinkt ook weer vooral Heijnes eigen opvatting door. Er kiert teveel licht tussen Heijnes eigen levensvisie en die van Couperus om ze als een volledige match te kunnen beschouwen, al zijn de verschillen soms subtiel. Zo is er een verschil tussen ‘je verzoening met’ en ‘aanvaarding van’ de wisselvalligheden van het leven.
Letterkundige schuimtaartjes
Couperus’ fascinatie voor het esthetische, het ‘schone’, heeft in verschillende werken geleid tot literaire ontsporingen. Letterkundige ‘schuimtaartjes’ die vanwege hun etherische karakter en overdadige stijl niet meer genietbaar zijn. Ze lijken bedoeld om een barre werkelijkheid te maskeren, te verhullen, zegt Heijne. In het deftige milieu waaruit Couperus voortkwam en wat hij vooral in zijn Haagsche romans beschreef, draaide het om aanzien, om reputatie en om het verhullen van wat daarvoor schadelijk was.
Verzoenende esthetiek
Echter: verschillende getuigenissen uit de laatste fase van zijn leven berichten over de ontwapenende manier waarop Couperus lak had gekregen aan de conventies waarmee hij was grootgebracht. Dit beeld van Couperus past bij het karakter van het sluitstuk van zijn oeuvre: Het snoer der ontferming en Japanse legenden. De publicatie ervan in 1924 heeft hij niet meer beleefd. Couperus’ biograaf F. L. Bastet noemt dit werk zijn geestelijk testament, een testament dat mijns inziens rijker en meerzinniger is dan Heijnes conclusie toelaat. Hier is geen sprake meer van verhullende esthetiek, maar eerder van een niets-maskerende, zich met het leven verzoenende esthetiek, culminerend in het ontroerende verhaal van de stervende krekel, waarbij de zieke Couperus ongetwijfeld aan zichzelf gedacht moet hebben, toen hij daarvan de laatste regel schreef: ‘…Maar zelfs over een krekel erbarmt zich de ontzaglijke (Boeddha) Amida’.
[box type="shadow" ]Rob van der Zwan is theoloog, gepromoveerd in de missiologie. Hij is directeur van het ontmoetings- en activiteitencentrum MST ("mensen in beeld houden") in Tilburg (website: rooihart.org).
Bas Heijne, Angst en schoonheid. Louis Couperus, mystiek der zichtbare dingen, De bezige bij, 2013, 144 blz., € 18,90.[/box]