Op 11 oktober was het zestig jaar geleden dat paus Johannes XXIII (1958-1963) het Tweede Vaticaans Concilie opende. Het concilie zou na vier sessies op 8 december 1965 worden afgesloten. Bij de opening van het concilie was Erik Borgman vijf, bij de sluiting acht. Het concilie en de geschiedenis die erop volgde zouden zijn theologische leven bepalen. Een terugblik met gemengde gevoelens.
Door Erik Borgman
2.540 bisschoppen van over de hele wereld kwamen in oktober 1962 voor het eerst in Rome samen om te beraadslagen over de positie van de kerk in de eigen tijd. Paus Johannes XXIII gebruikte daarvoor het woord aggiornamento, bij de tijd brengen. Veelal werd dit opgevat als aanpassing van de kerk aan de eigen tijd, hetgeen sommigen toejuichten en door anderen per definitie als verraad werd beschouwd. De kerk had zich volgens hen te houden aan hetgeen God via Jezus Christus aan haar te geloven had toevertrouwd.
Nu was er in de periode voor het concilie door theologen en kerkhistorici veel studie gedaan naar de verhouding tussen continuïteit en vernieuwing in de traditie van de kerk. De visie die in veel van de documenten van het concilie zou doorwerken, stelde dat het geloof en de kerk zich vernieuwen door steeds opnieuw vanuit de vragen die zich voordoen terug te gaan naar de Bijbel en de rest van de traditie. Vanuit de nieuwe vragen komen de oude bronnen op een nieuwe manier tot spreken en zo werpen zij nieuw licht op de eigen tijd. De kerk blijft in deze visie dus trouw aan haar oorsprong door te veranderen.
Hermeneutische vragen
Dat laat nog genoeg vragen over. Hoe breng je bronnen dan opnieuw tot spreken en hoe bepaal je de grens tussen een authentieke interpretatie en het projecteren van een eigen visie op teksten? De vertegenwoordigers van de zogenoemde nouvelle théologie, die de dynamische visie op de traditie ontwikkelden, dachten over een aantal aspecten ook verschillend.
Aan het denken over deze ‘hermeneutisch’ genoemde vragen zou ik, in het kielzog van de Vlaams-Nederlandse dominicaan Edward Schillebeeckx (1914-2009) veel tijd en energie besteden. Dat begon al tijdens mijn studietijd. Met Schillebeeckx geloof ik dat de God die in de Bijbel en in de traditie van de kerk tot ons spreekt, nog altijd onder ons aanwezig is. Het is onze taak die aanwezigheid te ontdekken.
Tegenstanders
Maar er waren vanaf het begin ook tegenstanders van de beweging die het concilie maakte. Met name in de Romeinse curie, het centrale bestuur van de Rooms-Katholieke Kerk, vond men het door paus Johannes XXIII uitgeroepen concilie overbodig en gevaarlijk. Gevaarlijk, omdat je nooit wist welke standpunten naar boven zouden komen. Overbodig, omdat het Eerste Vaticaans Concilie wat hen betreft alle leerstellige vragen, ook die over de verhouding tussen de kerk en de wereld buiten haar, afdoende beantwoord had.
Vanuit de curie wilde men dan ook het concilie zo snel mogelijk afhandelen en men had documenten voorbereid die vooral de eerder ingenomen standpunten herhaalde.
Het concilie had echter zijn schaduw vooruit geworpen. Vanaf 1960 waren er op verzoek van de paus overal bijeenkomsten georganiseerd met het kader van katholieke organisaties. Lokale bisschoppen namen daar soms deel aan. Daarnaast hadden veel van hen het gevoel dat de curie vanaf de negentiende eeuw wel heel erg veel macht naar zich toe getrokken had. Zij waren haast gedegradeerd tot uitvoerders van curiebeleid dat naar hun ervaring vaak slecht aansloot bij wat in hun situatie nodig was.
Strijd vanaf het begin
De eerste werkvergadering van het concilie was op 13 oktober 1962 en op deze datum begon het concilie echt. Op de agenda stond de verkiezing van de leden van de commissies die de documenten moesten voorbereiden. De meeste bisschoppen kenden echter maar weinigen van hun collega’s: pas tijdens en na het concilie gingen bisschoppen veelvuldig met elkaar vergaderen. Er was door de curie een lijst verspreid van bisschoppen die in de voorbereidende commissies hadden gezeten en de suggestie was dat die ook maar het beste in de conciliaire commissies konden worden gekozen. Dat zou echter betekenen dat curieleden de commissies zouden domineren, zoals ze ook de voorbereidende commissies hadden gedomineerd.
Dat viel verkeerd. Er was geen discussie voorzien, maar toen de stemming op de eerste dag op het punt stond te beginnen, stond kardinaal Achille Liénart (1884-1973) van Lille op en stelde enkele dagen uitstel voor om zo de verschillende landen- en taalgroepen de kans te bieden een lijst te maken met geschikte kandidaten. Het voorstel werd gesteund door kardinaal Joseph Frings (1887-1978) van Keulen en kreeg – tegen de officiële instructies in – langdurig applaus. Het voorstel werd aangenomen verklaard en zo duurde de vergadering op de eerste dag niet langer dan een kwartier.
Polarisatie en ‘ecclesiologische winter’
De strijd tussen de curie en de meerderheid van de vergaderende bisschoppen zou voortduren en het concilie domineren. Deze strijd zou bovendien in de na-conciliaire periode verder worden gevoerd langs de weg van de interpretatie van de conciliedocumenten. In Nederland bij uitstek, maar ook in veel andere landen, leidde dit tot een verlammende polarisatie en tot wat men tegenwoordig wel aanduidt als een ‘ecclesiologische winter’. Uit angst voor uitwassen werden veel problemen niet gesignaleerd en geanalyseerd en kregen vernieuwende initiatieven op basis van meer avontuurlijk theologisch denken geen kans. Zonder daar verder over uit te weiden, stel ik vast dat dit voor velen persoonlijk vergaande consequenties heeft gehad. Ook voor mij.
Een aantal vernieuwers van hun kant keerden zich teleurgesteld van de kerk af en zochten aansluiting bij de dominante thema’s van de eigentijdse cultuur. Het effect was dat het vermogen om op basis van gelovige bezinning en theologisch denken verder te komen, steeds verder afnam. Er was met name in Nederland steeds minder geloof in de kracht van theologisch denken in verbinding met en als onderdeel van de levende traditie van de kerk.
Hoop
De kerk die steeds verder verdampt en de theologie versplinterd: ziedaar de oogst in Nederland, zestig jaar na de opening van het concilie. Dat ligt niet aan de conciliedocumenten, want die zijn nog altijd vernieuwend en van grote betekenis. Maar ik vind het verbijsterend dat er nog altijd geen breed gedeeld gevoel van urgentie is, of in ieder geval geen bestuurlijke aanpak die dat uitstraalt, om gericht en in samenhang na te denken over de toekomst van de kerk in onze streken.
Er zijn kleine, kwetsbare vernieuwende initiatieven in de kerk en die probeer ik met enkele anderen theologisch te ondersteunen. Er zijn jonge collega-theologen die verder willen en die probeer ik te helpen om zichtbaar te worden en te stimuleren theoloog te blijven. Ik werk verder aan het uitwerken en publiceren van mijn eigen theologische visie.
Geluk en verdriet
Ik had niets anders willen zijn dan theoloog, hoe ontmoedigend zwaar het de decennia van mijn werkende leven tot nu toe soms ook geweest is om het te zijn. De mede dankzij het concilie vernieuwende theologie is mijn geluk, en zij is een bron van verdriet. Ik zie steeds meer de gemiste kansen, de afslagen die niet zijn genomen, de stappen die niet zijn gezet en nog altijd niet worden gezet. En zelfs als ze nu wel gezet worden: ik kan niet voorkomen dat ik bedenk hoe anders het geweest zou zijn als er dertig jaar geleden een synodaal proces zou zijn afgekondigd en zou zijn gezegd dat alleen een kerk in staat van synode een echte kerk is, zoals paus Franciscus het onlangs heeft verwoord. En hoe anders was het gegaan als er in de theologie een benoemingsbeleid was gevoerd in de lijn van de uitspraak die paus Franciscus in 2014 deed:
"De theoloog die tevreden is met zijn volledige en sluitende gedachtegang, is onbeduidend. De goede theoloog … heeft een open, dat wil zeggen onvolledige gedachtegang, altijd open voor het maius van God en van de waarheid, altijd in ontwikkeling."
Maar gelukkig is het nu gezegd en is er nu een synodaal proces. Het is laat, maar nooit te laat.
Een paar jaar geleden heb ik mij uit laten schrijven uit de rooms-katholieke kerk. Ik ben wel nog op zoek naar de naam van de Kardinaal of Bisschop (naar ik meen) in Frankrijk die na het 2eVaticaanse zijn
eigen kerkgang is gegaan. Ik kan het nergens vinden.
Bij voorbaat dank voor Uw antwoord.
Je bedoelt wellicht Mgr. Gaillot. Beste groeten.
Je bedoelt wellicht Mgr. Gaillot.