Geestelijke leraren zijn als wegwijzers, zegt Vincent Duindam, maar de weg zul je zelf moeten gaan. Bovendien vraagt geestelijke leiding, paradoxaal genoeg, om een vorm van 'niet-weten'. We kunnen elkaars leraar zijn.
Door Vincent Duindam
Hebben wij een leraar (m/v) nodig op het spirituele pad? En als dat zo is, wie zou dat dan kunnen zijn? Een pastor, dominee, rabbi, moellah? Een humanistisch raadspersoon? Een zenleraar, of misschien een goeroe?
Ik heb veel boeken van Eknath Easwaran (1910-1999) gelezen. Een Indiër die in de VS ging wonen en daar meditatieles gaf, onder andere aan de Universiteit van Berkley. Hij sprak veel over de grote spirituele tradities, inspirerende boeken, mystici. En ook zijn eigen ervaringen bracht hij naar voren. Easwaran positioneerde zichzelf als ‘leraar’ en vanuit zijn Ashram werkte hij aan zijn ideaal: ‘geen onderricht geven voor diploma's, maar voor het leven zelf.’
Het deed me denken aan wat we ooit bij Latijn moesten vertalen: non scholae sed vitae discimus. Niet voor school, maar voor het leven leren wij. Al voelde dat niet altijd zo.
Easwaran plaatste zichzelf in een leertraditie. Iemand die als het volkomen tegendeel daarvan kan gelden, was Krishnamurti (1895-1986). Alles wat je van iemand anders overneemt is fake, tweedehands, zo vond hij. Weg met de boeken, weg met de religies, weg met alle autoriteitsfiguren. Weg met het schoolsysteem, het is door en door rot en weerzinwekkend. Je moet het zelf alleen uitzoeken. Je moet jezelf en vooral de werking van je ‘mind’ waarnemen. Je moet onbevooroordeeld, zonder labelen, zonder oordelen naar je gedachten, gevoelens, gedrag en impulsen kijken. Niets rechtvaardigen, niets veroordelen. Je eigen egoïsme en hebzucht onder ogen zien. Op den duur zuiver je jezelf dan uit.
Richtingbord
Zijn Easwaran en Krishnamurti echt zo tegenstrijdig? Op een bepaalde manier hebben ze allebei gelijk. Het is, volgens de Indiase mysticus Nisargadatta Maharaj, erg behulpzaam als iemand je ooit op het idee brengt van de transcendentale dimensie. Dat idee kan dan gaan kiemen. En uiteindelijk vrucht dragen. Maar de leraren kunnen hier alleen ‘op wijzen’; als een richtingbord: het Paradijs is die kant op. De route moet je zelf afleggen.
Een risico hier is dat je boeken, religies, leraren, pointers gaat vergelijken. En hier diep over gaat nadenken, stukken gaat schrijven. Spiritueel materialisme is dit wel genoemd. Je blijft dan aan aan de oppervlakte. Je moet de weg afleggen, geen stapels routebeschrijvingen en landkaarten verzamelen en die in je luie stoel vergelijken.
Niet weten
Eckhart Tolle (1948) bewandelt een mooie middenweg. Geestelijk leraar zou geen identiteit van iemand moeten zijn, het is niet ‘iemand-als-persoon’. Een mens kan echter wel de functie van geestelijk leraar hebben op het moment dat zij/hij helemaal bij jou aanwezig is, zonder ideeën, begrippen, concepten, theorieën, schema's. Hij of zij heeft geen routeboekje-richting-verlichting in haar/zijn hoofd, waar jij naast gelegd wordt. Maar er is aandacht, stilte en ‘deep listening’.
Met die kijk op leraarschap gaf Tolle mij een geheel nieuwe kijk op het werk van Socrates. Hij is natuurlijk bekend van de uitdrukking: men noemt mij de meest wijze mens, omdat ik de enige ben die wéét dat hij niets weet. Ik vond dat altijd een wat flauwe spitsvondigheid. Socrates wist van alles, dacht ik, en hij liet zijn gesprekspartners vaak in een vooropgezette val lopen. Hij wist al precies hoe het gesprek zou gaan verlopen.
Maar Tolle heeft een heel andere interpretatie: Socrates doelt op de ‘functie’ van geestelijk leraar. Hij zoekt de plek in zichzelf op waar hij ‘niets weet’. Hij ziet af van alle vooropgezette ideeën, verwachtingen, concepten, etc. Dan staat hij volkomen fris en onbevangen tegenover zijn gesprekspartner. En vanuit die plek van ‘niet weten’, van intuïtie, komt dan het antwoord. Soms van Socrates zelf, soms van zijn gesprekspartner en soms van een derde persoon.
Energetisch
Dit bekent dat een geestelijk leraar je kan helpen, misschien door haar of zijn woorden, maar vooral ‘energetisch’. Doordat zij of hij in de toestand van niet-weten/aanwezigheid is, is het voor jou/mij ook makkelijker om dat te ervaren. Diezelfde plek van niet-weten in ons resoneert hiermee.
Een prachtig voorbeeld daarvan las ik in de Bhagavad Gita. “De wijze is als een oceaan. Rivieren die bezoedeld of betoverd zijn, lossen zonder een spoor na te laten op in de oceaan." Als wij vastzitten in oude denkpatronen en we staan oog in oog met iemand die op dat moment conceptloos aanwezig is, kunnen wij veel makkelijker onze vastgeroeste patronen loslaten.
Er is dus een groot verschil tussen een therapeut die de DSM (telefoonboek vol labels als ADHD, angststoornis, depressie) op tafel heeft en een reeks protocollen in zijn of haar laptop, of iemand die vanuit de toestand van aanwezigheid naar jou luistert. Die laatste weet conceptueel even niets. Maar kan je vanuit een meer omvattende diepte inzichten brengen. En die kunnen op dat moment ook vanuit jouzelf komen. Een klassiek geschoolde therapeut, die veel ervaring heeft, kan er soms ook toe komen, alles los te laten en in die open ruimte bij jou aanwezig zijn. Net als de judoka die de zwarte band heeft en deze thuis laat, met een witte band de mat betreedt. Of de docent die zonder paperassen, powerpoint, woodclap, protocollen en procedures een klas kan inspireren.
Misschien is dit ook de reden dat sommige spirituele ‘meesters’ elke methode afwijzen. De methode is de valkuil, zeggen ze.
Goed nieuws
Eigenlijk is dit heel goed nieuws. Jij kunt dus mijn goeroe zijn. En ik de jouwe.
Op het moment dat jij mij tegenkomt en je voelt je ermee op je gemak dat je geen idee hebt van een richting, of een oplossing, en je kunt je daar ook écht comfortabel bij voelen, dan kun je naar me luisteren en kijken wat er gebeurt. Wie opeens wat zegt, welk idee plots opborrelt. Vaak denken we echter dat we iets verstandigs moeten zeggen. Of we proberen toe te passen wat we geleerd hebben, of in een boek gelezen. Nog lastiger wordt het, wanneer we elkaar goed kennen en al vaste ideeën hebben wat er aan schort en waar het naar toe moet.
Alert
Daarom is het in (liefdes)relaties soms extra moeilijk om elkaar advies te geven. Je kent elkaar, hebt ideeën over elkaar, een gedeelde geschiedenis. Dan kom je eerder in vaste patronen, die elkaar ook over en weer kunnen versterken. Vooral als je een gebied betreedt waar wel eens conflicten waren of oude pijn wordt aangeraakt, kan het zicht snel vertroebeld raken. Verstrikt zitten in oude pijn en de daarbij horende denkschema’s is ‘besmettelijk’. Je voelt het soms al als je een kamer binnenloopt. Dan moet je heel alert zijn.
Maar het omgekeerde is ook waar, als jij super-aanwezig, alert en open bent, is dat een krachtig uitnodiging aan mij om mijn strategische bolwerken te laten zakken. Daarom wordt ook wel gezegd dat wij elkaars Christus en elkaars Kruis kunnen zijn.
We kunnen elkaar dus meetrekken naar beneden, maar we kunnen elkaar ook een voetje geven.