“De Geest inspireert tot vrijmoedigheid”, zegt Erik Borgman. “Zij maakt vrij om ongemakkelijke waarheden in te zien en uit te spreken, en dat te maken tot een aanzet van een nieuwe visie op het leven.” Die vrijmoedigheid is hard nodig in deze bijzondere crisistijd.
Door Erik Borgman
"Laten we niet meer nadenken over de vraag of we het gaan doen, maar alleen over hoe wij het gaan doen – dat kan een goed advies zijn. Als iedereen zich er werkelijk op richt, blijkt er meer te kunnen dan daarvoor leek."
Er wordt regelmatig vanuit dit perspectief naar de coronacrisis gekeken. "Zie je wel", zegt men dan, "dat het wel degelijk mogelijk is om snel ingrijpende maatregelen door de voeren! Dat moet dus op andere gebieden ook kunnen. Dus geen getreuzel meer met de aanpak van de klimaatverandering. Als we het echt willen, kan het. Dat is nu gebleken."
Urgentie
Hierbij dreigen echter twee dingen vergeten te worden. Ten eerste dat echt willen niet een kwestie is van … willen! Zeker als het om collectief willen gaat. Echt willen ontstaat en moet worden opgebouwd. Dat kost moeite en vraagt tijd.
Ik vind zelf van allerlei dingen dat ik ze niet goed doe, dat ik ze beter niet meer kan doen of dat ik dingen die ik niet doe, eigenlijk wel zou moeten doen. In dat ‘eigenlijk’ zit het venijn. Want er zijn ook altijd redenen om ze nu toch nog maar even niet te doen. Of nog maar even wel, of nog maar even zoals ik ze tot nog toe heb gedaan, al naar gelang. Mijn wil blijkt niet krachtig genoeg om mijn gewoonten te doorbreken, mijn weerstand te overwinnen, een einde te maken aan mijn halfhartigheid. De kracht van de wil komt voort uit gevoelde urgentie.
Het bestrijden van de Covid-19-pandemie was en is urgent. Daar twijfelt vrijwel niemand aan, dus er was weinig discussie: dat moest prevaleren. Alles wat verder nog van belang was, kwam daarna.
Neiging te vergeten
Moeten we als het gaat om klimaatsverandering dan werken aan een gevoel voor urgentie dat even sterk is als waar het gaat om de bestrijding van de coronacrisis? Voor het bevorderen van het urgentiegevoel valt veel te zeggen. Zonder urgentie blijft de wil om klimaatsverandering tegen te gaan een ‘eigenlijk’. Maar willen we daar geen grote fouten maken, dan zouden we tegelijkertijd moeten breken met een tweede aspect van onze omgang met de coronacisis die wij dreigen te vergeten.
Juist doordat niemand er aan twijfelde dat het bestrijden van de gevolgen van de pandemie boven alles ging, zagen we allerlei problemen ook niet. Zeker aanvankelijk. Alle aandacht ging bijvoorbeeld uit naar de ziekenhuizen, en dan met name de intensive care-afdelingen. De ouderenzorg kwam pas veel later in beeld. Nog steeds is niet duidelijk of de bescherming van de zorgverleners daar werkelijk alle aandacht krijgt en of de bijzondere omstandigheden van oude en niet zelden demente mensen wel voldoende worden gezien.
Pinksteren
Covid-19 versterkt vooral en vergroot uit. Wie zich al goed kon handhaven, komt doorgaans ook goed door de crisis heen. Wie minder stevig staat, wordt harder getroffen en wie al bedreigd werd, wordt nog meer bedreigd. Wie al niet goed gezien of gehoord werden, worden in de crisis nog minder gezien of gehoord. Het is daarom goed dat het Pinksteren is.
Met Pinksteren gedenken we dat de Heilige Geest over ons wordt uitgeblazen. Vaak wordt gedacht dat de Geest zich vooral manifesteert in enthousiasme, in een krachtige gerichtheid op een gemeenschappelijk doel. Maar de apostel Paulus zegt: Er zijn verschillende gaven, maar de Geest is een en dezelfde (1 Korinte 12,4). De Heilige Geest is voor alles de eenheid in de verscheidenheid, de melodie die verborgen is in de veelstemmigheid, de samenhang die zich manifesteert in veelvormigheid. Of directer aansluitend bij het Pinksterverhaal: de Geest is de boodschap die spreekt in de veeltaligheid.
Vrij om te spreken
Wij horen de Geest in onze eigen taal spreken (Handelingen 2,6). Dat wil zeggen: in aansluiting bij onze eigen cultuur, in de kleur van onze eigen persoonlijkheid, in overeenstemming met de vorm die het diepste verlangen in ons heeft aangenomen. Onze verschillen, die in Babel aanleiding waren tot conflict en verdeeldheid (Genesis 11,7-8), worden met Pinksteren de grondslag van onze gemeenschap.
De Geest zet daarom niet zozeer aan tot enthousiaste eensgezindheid. Enthousiasme overspeelt de verschillen gemakkelijk. De Geest inspireert vooral tot vrijmoedigheid, in het Grieks: parrèsia. Zij maakt vrij om ongemakkelijke waarheden in te zien en uit te spreken, en dat te maken tot een aanzet van een nieuwe visie op het leven. Gemeenschap is pas werkelijk gemeenschap als ook de zwakste stem gehoord wordt. Juist die zwakste stem verkondigt naar christelijke overtuiging een onmisbaar inzicht.
Troost en verantwoordelijkheid
Het vuur dat volgens het Pinksterverhaal op Jezus’ leerlingen neerdaalt, is het vuur van de brandende doornstruik van waaruit Mozes werd aangezegd dat ellende gezien wordt, jammerklachten worden gehoord, lijden wordt gekend (Exodus 3,7). Dit vuur brandde in Jezus en gaat over op Jezus’ volgelingen.
Het betekent ultieme troost: niets blijft onopgemerkt. Maar het impliceert ook verantwoordelijkheid ons erop toe te leggen zelf te zien, te horen en te kennen en het geziene, gehoord en gekende uit te spreken. Daartoe drijft de Heilige Geest ons en rust zij ons toe.