De universiteit is er niet in de eerste plaats om maatschappelijke problemen op te lossen, maar om moeilijke vragen te stellen, stelt Erik Borgman. Want in de moeilijkheid woont de nog niet geopenbaarde waarheid. En gaat het aan de universiteit niet om de waarheid? Hij licht zijn stelling toe aan de moeilijke vragen die Holkje van der Veer stelt aan de gezondheidszorg.
Door Erik Borgman
Het was toepasselijk dat we dit jaar de Dies natalis, de geboortedag van de Tilburgse universiteit, op 15 november vierde. 15 november is ook de dag waarop in de Rooms-Katholieke Kerk de dominicaan Albertus de Grote (1200-1280) wordt herdacht. Albertus is de patroon van de wetenschappers.
Moeilijkheden als verborgen waarheid
Ik mocht tijdens de Diesviering het essay presenteren waarover ik eerder op deze website schreef (over het belang van het binnen-perspectief). Nu is een mondelinge presentatie van tien minuten iets anders dan een essay van zo’n 20.000 woorden dus ik schreef een nieuwe tekst, waarin ik een paar voor mij belangrijke punten belichtte.
Het meest tegendraadse daarvan is dat ik het idee tegenspreek dat een universiteit die - zoals die van Tilburg - Understanding Society als motto voert, vooral uit zou moeten zijn op het vinden van oplossingen voor knellende maatschappelijke problemen. In plaats van oplossingen aandragen moeten wij juist om moeilijkheden vragen, zo stel ik. Want moeilijkheden zijn de plaatsen waar het goede en het ware zich verschuilt dat nog niet geopenbaard is. Niet onze systemen of theorieën garanderen ons contact met de waarheid, de waarheid spreekt waar wij onze controle verliezen. En het gaat in de universiteit uiteindelijk om waarheid.
Zuster bij de dokter
Een goed voorbeeld van dit vragen om moeilijkheden tref ik aan in de lezing die mijn dominicaanse zuster Holkje van der Veer hield op zaterdag 3 november jl. Zij sprak op een congres over de menselijk maat in de gezondheidszorg van het Thijmgenootschap, de Adelbert Vereniging en de Stichting Thomas More, alle drie organisaties die de katholieke intellectuele traditie proberen levend te houden en de relevantie ervan willen laten zien in onze tijd. Holkje sprak onder de titel: ‘Komt een zuster bij de dokter’.
Het lijkt het begin van een mop, maar de titel, een variant van Komt een vrouw bij de dokter van de Nederlandse schrijver Kluun, wil vooral overbrengen dat wij van binnenuit naar de gezondheidszorg moeten kijken. Mensen zoeken hulp bij mensen: dat is en blijft de essentie, hoe technisch veel werk in de zorg ook geworden is. Holkje maakt vooral duidelijk wat dit voor de patiënt betekent. Anekdotisch – zij is zelf een chronische patiënt – maar ook meer principieel. Het is belangrijk dat patiënten zich trainen om op een goede manier patiënt te zijn.
Patiënten-krachtcentrale
Dat betekent voor Holkje niet dat de patiënt moet leren zich op de goede manier op te stellen als het object van een zorgsysteem dat belooft haar of hem weer beter te maken, als zij of hij maar doet wat er gezegd wordt. Zij gaat ervan uit dat het niet eenvoudig maar mogelijk is om als patiënt menswaardig te leven. Ziek zijn betekent niet dat je nog niet beter bent, maar is een vorm van leven waarbij je rekening moet houden met zaken waar anderen doorgaans veel minder of helemaal geen rekening mee hoeven te houden. Met het feit bijvoorbeeld dat er zich voortdurend medische deskundigen aan je lijf zitten en zich met de juiste bejegening van dat lijf bemoeien.
Wat patiënten nodig hebben, stelt Holkje, zijn daarom ziekenhuisvaardigheden of hospital skills, vertrouwensvaardigheden, of trust skills, en troostvaardigheden, of consolation skills – ‘U weet, in het Engels wordt het door politici en bestuurders vaak eerder serieus genomen’, voegt zij daar ironisch aan toe. Er zijn volgens haar plaatsen nodig waar mensen kunnen leren hun weg te vinden in de zorginstellingen, waar zij leren vertrouwen en waar zij kunnen ontdekken dat er troost is. En – het moet niet gekker worden – Holkje vindt zelf deze plaats in de Rooms-Katholieke Kerk en in de dominicanenorde. De tradities die daar worden bewaard kunnen je leren hoe je ergens deel van kunt zijn zonder erin op te gaan, hoe je je over kunt geven ook als er geen zekerheid is en dat er troost is, ook al blijven je problemen bestaan.
Holkje noemt die plaats ‘een patiënten-krachtfabriek’, hoewel ze mij e-mailde het eigenlijk geen mooie term te vinden. Ik ook niet: het klinkt iets teveel naar weerbaarheid en de aansporing zelf je stuur in handen te houden. Ik zou het een plaats van zorg van de ziel noemen.
Zorg voor de ziel
Enerzijds gaat het bij de zorg voor de ziel om een taak die traditioneel bij de kerk hoort. Holkje ziet een belangrijke taak voor de geestelijke verzorging in de ziekenhuizen en andere zorginstellingen en dat lijkt mij in beginsel terecht – als tenminste de afdelingen geestelijke verzorging de verleiding kunnen weerstaan zich op de verkeerde manier dienstverlenend op te stellen. Geestelijke verzorgers zijn tegenwoordig geneigd om iedereen uit te leggen dat ze heus niet 'van de kerk' zijn en dat mensen daar dus niet bang voor hoeven te wezen. Dat mensen bang zouden kunnen zijn dat zij teveel 'van de zorginstelling' zijn, komt minder makkelijk bij hen op.
Maar ik bedoel met zorg voor de ziel ook iets heel specifieks. De Tsjechische filosoof Jan Patočka (1907-1977), een van de leidende intellectuelen van de Tsjecho-Slowaakse mensenrechtenbeweging Charta 77, ontwikkelde een visie op de ziel die is afgeleid van die van Aristoteles. Voor Aristoteles is de ziel de activiteit, de beweging die iets maakt tot wat het is. ‘Als het oog een levend wezen was', schrijft Aristoteles in zijn boek over de ziel, 'dan zou zijn ziel het gezichtsvermogen zijn'. Zo is de ziel van de mens dat wat de mens tot mens maakt en tot deze mens, die de vrijheid en de verantwoordelijkheid heeft op haar of zijn specifieke manier bij de dragen aan de vormgeving van de wereld.
Zorg voor het lichaam als zorg voor de ziel
Hoe zorg je zo voor je ziel dat je deze vrijheid weet te ontwikkelen en deze verantwoordelijkheid kunt waarmaken? Ook als je ziek bent en dus nog meer afhankelijkheid dan anders, ook als je aan het dood gaan bent, ook als je niet in een positie bent om de wereld aanwijsbaar te verbeteren? Hoe kan zorg voor het lichaam weer mede zorg van de ziel worden? Indringende vragen. Holkje en ik denken na over manieren om hierover, samen met anderen, verder te denken en verder te schrijven.