In een wereld en tijd waarin de mensheid zo overheersend aanwezig is, dat zij aan haar succes ten onder dreigt te gaan, probeert Paulien van Bohemen een stapje terug te doen en te luisteren naar het geheim der dingen zelf. Wat hebben zij óns te vertellen? Deze keer: De nacht: "De dag met zijn talenten, ik met de mijne."
Door Paulien van Bohemen
Even kijken hoe laat het is. Begin avond. Nog even en ik mag weer aan het werk. Ik moet goed opletten, dat ik op tijd ben, want ik begin elke dag steeds iets eerder. Maar ik heb nog even.
De afgelopen maanden heb ik niet veel gedaan. De zomermaanden zijn rustig, maak ik weinig uren. In tegenstelling tot de dag. Die is dan vol aan de bak. Zeker de afgelopen zonnige zomer met bijna tweehonderd zonuren meer dan gemiddeld. Poeh, dat was aanpoten voor de dag. Het is maar goed, dat nu de seizoenen komen, waarop hij eerder naar bed mag en lekker kan uitslapen.
Komende tijd is het mijn beurt om flink veel uren te maken. Ik ben al aan het opbouwen, want ik begin elke dag steeds vroeger en werk telkens steeds wat langer door. Ach die goeie dag, ik gun hem z’n rust de komende maanden. Zo’n fijne collega. Ik werk graag met hem samen. We vullen elkaar perfect aan, krijgen het rooster altijd rond. We hebben nog nooit een uur meegemaakt, dat niet door een van ons beide kon worden ingevuld.
In de schemering doen we de overdracht en draagt de dag de uren geleidelijk aan mij over, en andersom. Werkt goed. Ook handig: ik vind dagdiensten niet leuk, terwijl de dag er niet aan moet denken om nachtdiensten te draaien. En over onze vakanties kibbelen we niet: hij is graag in de winter meer vrij, ik ben liever langer weg in de zomer. Ik ben dankbaar, dat de dag en ik zo’n goed team vormen.
Vanaf het allereerste begin was er een klik tussen de dag en mij. Alle lof en eer voor de God die ons bij naam riep, Hij. die ons opdroeg ons te verdelen over het jaar. Hij, die de dag kroonde met de machtige zon en mij met de glanzende maan. En als onze hemellichamen niet schijnen, schenkt dag zijn daglicht of ik mijn zachtgrijze nachtlicht. Zo hoeven de mensen nooit in het duister te tasten. Zo zijn wij een goede dag en een goede nacht.
Verschil van dag en nacht: zo heeft God ons gewild. De dag met zijn talenten, ik met de mijne. Door onze verschillen vullen we elkaar goed aan, zijn we zelfs aan elkaar gehecht geraakt. Ik hoop dat de dag en ik tot in de eeuwen der eeuwen collega’s mogen blijven.
Zo, nu ga ik zoetjesaan naar m’n werk.