Een brutale musette, die uitnodigt om de boel de boel te laten. Voor Eric Corsius de ideale zomermuziek. Of wat te denken van het lichtvoetig-melancholieke werk van de Limburgse dichter Pierre Kemp? 'Hoe verlaat ik deze nuchtere zaken-tijd, waar ik hier zo middenin moet staan?'

Door Eric Corsius

Bij de zomer hoort bepaalde muziek, bijvoorbeeld de Franse muziek uit het fin de siècle, met zijn knipogende melancholie. Aan het begin van de vakantie luister ik bijvoorbeeld graag naar Francis Poulencs Inscheping voor Kythira, een brutale musette, die uitnodigt om de boel de boel te laten. Met haar bewuste banaliteit staat de muziek in schril contrast tot de plechtstatige titel van het werk. Deze verwijst naar het gelijknamige schilderij van Jean-Antoine Watteau (1684-1721), de kunstenaar die zijn stempel drukte op de luchtige, vederlichte stijlperiode van de Rococo.

Vrije tijd

De Rococo nam destijds in Frankrijk afscheid van de statige en statische barok, die een uitdrukking was geweest van het verstikkende klimaat onder Lodewijk de Veertiende. Na diens dood werden het hof en de kerk minder dominant. De adel – de toonaangevende bevolkingsgroep – trok zich terug in de salons en in de natuur. Het privéleven en de vrije tijd waren in opkomst. In het kielzog daarvan werden de kunst en de architectuur minder zwaarwichtig. Dit vond onder andere zijn uitdrukking in het genre van het Galante Feest, waarvoor Watteau toonaangevend was. Het genoemde schilderij is representatief daarvoor. We zijn getuigen van een aantal welgestelde paren, die het mythologische eiland bezoeken, waar de Liefdesgodin de scepter zwaait. Dit mythologische tafereel wordt aards en eigentijds weergegeven, als een uitstapje van mensen die zich dat kunnen veroorloven.

Spanning

Watteaus doek heeft meerdere generaties kunstenaars geïnspireerd, niet alleen Poulenc. De jonge Paul Verlaine borduurde erop voort, evenals de oude Pierre Kemp. De laatste is voor mij de díchter die bij uitstek past bij de zomer. De spanning tussen enerzijds de lasten van het dagelijkse leven en anderzijds de lusten waarnaar onze zielen hunkeren: deze spanning was één van de thema’s van zijn lichtvoetig-melancholieke werk. ‘Hoe verlaat ik deze nuchtere zaken-tijd, waar ik hier zo middenin moet staan?’ Zo verzucht Kemp in zijn epische gedicht Forensen voor Cythère. Hierin borduurt hij dagdromend en fantaserend voort op zijn eigen dagelijkse treinreis van zijn poëtische biotoop Maastricht, met zijn parken en stegen, naar zijn geestdodende en lustfnuikende kantoor in de mijnstreek. De treinreis verandert onder zijn dichterspen in een vlucht uit ‘de worgende economie van de maatschappij’ en in een onverholen paringsdans tussen de reizigers. De broeierige erotiek van Verlaine klinkt onmiskenbaar erin door.

Trossen los! - lijkt Kemp te roepen, zij het ook met de nodige zelfspot. Hij berust erin, dat in zijn wakende leven de burgerlijke realiteit de boventoon voert. Ook stelt hij geresigneerd vast, dat de romantiek steeds meer uit het dagelijks leven verdwijnt. Zo betreurt hij bijvoorbeeld het verdwijnen van de vooroorlogse, intieme treincoupés, die hij beschrijft als besloten boudoirs, waaruit zorgvuldig het kille daglicht werd geweerd. (Tristan en Isolde zouden in hun element zijn geweest, lijkt Kemp te suggereren.) De realiteit van de vooruitgang eist echter haar tol - en Kemp legt zich erbij neer.

Levensvreugde

Scrupules voelt Kemp echter niet bij zijn erotische gedachtenspel. Voor de paganistische cultuurkatholiek Kemp is zintuiglijk genot (de zinnelijke liefde incluis) een godsgeschenk. De mens is niet geschapen voor het gekluisterde bestaan als kantoorklerk of mijnwerker. De mens is in de wieg gelegd voor het plezier, het genot - al zijn deze ons slechts vergund in onze schaarse ‘vrije tijd’ en binnen de marges van het rollenspel (net als bij Verlaine gesymboliseerd door de Commedia dell’Arte): “Zijn wij komedianten van een Mei, die heerst met enkele weken melodie en dan ons jaagt terug in de worgende economie van de maatschappij? Dat het zo zij! Maar héél de levensvreugde (…) is nu voor ons!”

De ‘vrije tijd’ is slechts een illusie van de vrijheid, waarnaar we hunkeren. We proeven aan die vrijheid gedurende vluchtige escapades. Laten we echter de eisen van de ‘zakelijkheid’ niet al te serieus nemen. Vakantie, als die ons is gegund, is daarom een broodnodige retraite voor ons relativeringsvermogen.


 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.