Het weekend na het overlijden van mede-columnist René Grotenhuis, dat hem erg aangrijpt, leest Erik Borgman in het nieuwe boek van Michael Ignatieff over troost. Dat Ignatieff, die zichzelf noch gelovig noch ongelovig noemt, over de Bijbel schrijft, en met name over de Psalmen, is opmerkelijk. Dat hij in de Psalmen troost vindt, is nog opmerkelijker. Maar wat is die troost precies. Een meditatie, opgedragen aan René.
Door Erik Borgman
In 2017 werd de in Canada geboren historicus en publieke intellectueel Michael Ignatieff uitgenodigd om op het Utrechtse Festival voor Oude Muziek te spreken over gerechtigheid en politiek in de Psalmen.
De Psalmen bestuderend in de klassieke Engelse vertaling van de King James-bijbel, ontmoette Ignatieff, die Russisch Orthodox is opgevoed maar zichzelf beschouwt als noch gelovig, noch ongelovig, tot zijn eigen verbazing niet alleen ethische verontwaardiging. Hij ervaarde ook troost.
Bevestiging van onze ervaring
Als Ignatieff probeert te achterhalen waar die troost vandaan komt, komt hij dichtbij wat ik ook als gelovige troostend vind in de Psalmen. Maar hij zet een beslissende stap niet.
De tranen die hij in de nazomer van 2017 bij de uitvoering van middeleeuwse en vroegmoderne Psalmversies zag in de ogen van het naar hij veronderstelt grotendeels ongelovige publiek, brengt Ignatieff in verband met het vermogen van de Psalmen
… om woorden te geven aan onze eigen twijfels, ons gekmakende gevoel dat de wereld ondoorgrondelijk is, de afwezigheid van rechtvaardigheid, de wreedheid van het lot en ons verlangen naar een wereld waarin onze ervaringen bevestigd worden en betekenis hebben. Alleen al het feit dat ze duizenden jaren bewaard zijn gebleven, gereciteerd zijn, gekopieerd en gered van de vlammen, bevestigt dat wij niet de enigen zijn die zin geven aan de wereld en aan ons bestaan.
Wij staan in een lange traditie van mensen die met hetzelfde hebben geworsteld als wij: dat laten de Psalmen volgens Ignatieff zien.
Antwoord op de aporie die zij verwoorden
Zeker, maar daarmee slaat hij wat mij betreft het belangrijkste over: dat de Psalmen bestaan, ondanks alles. Het feit dat zij er zijn maakt de Psalmen zelf - te midden van de schijnbaar zo onverschillige wereld en doorgegeven in wat zich vaak aan ons voordoet als een gewelddadige en zinloze geschiedenis - tot fragmenten van "een wereld waarin onze ervaringen bevestigd worden en betekenis hebben".
Hun bestaan verandert de wereld. Dat troost ons: het feit dat zij zelf dankzij hun bestaan het antwoord zijn op de aporie die zij zo indringend verwoorden.
Deze laatste, wat mij betreft beslissende stap zet Ignatieff niet. Dit suggereert dat Ignatieffs positie van noch gelovig, noch ongelovig uiteindelijk toch een vorm is van ongeloof. Niet zozeer ongeloof in God, maar ongeloof in het feit dat hoop meer of iets anders zou kunnen zijn dan een psychologische realiteit en een grondslag zou kunnen hebben in de wereld.
Grond onder de voeten
Maar de Psalmen troosten uiteindelijk niet omdat ze een paradoxaal gevoel verwoorden dat wij ook zonder hen al hadden: dat het anders zou moeten zijn dan in feite het geval is en dat wij dat gevoel maar niet kwijt raken. Zij troosten omdat zij tegenover ons van dit verlangen bij anderen getuigen. In dit getuigenis, dat vanuit de geschiedenis naar ons toekomst, blijkt dat wij met ons eigen verlangen naar recht en waarheid niet in een pathetische pose alleen tegenover de overmacht van de onverschillige feiten staan. We hebben een plaats om op te staan.
Dankzij de Psalmen en door ze in de mond te nemen, vinden wij onszelf terug in het gezelschap van talloze generaties en eindeloos velen – het Bijbelboek Openbaring spreekt van "een grote menigte die niemand tellen kan uit alle rassen en stammen en volken en talen" (7,9) – die gestaan hebben waar wij nu staan. Hiermee vertellen zij ons niet zozeer, maar tonen zij ons dat deze standplaats er is. Sterker: dat deze standplaats er steeds geweest is, door alle eeuwen heen, en steeds mensen heeft gedragen. Tot op vandaag.
Dat ons verlangen grond onder de voeten heeft en een plaats om te staan, ook al lijkt dat zo vaak niet het geval te zijn: dat is wat troost en hoop geeft.
Verlangen als teken van hoop
Of preciezer gezegd: het maakt de Psalmen tot plaatsen van hoop, waar ons verlangen van een gestalte van wanhoop over de meedogenloze realiteit, veranderen in zelf een teken van hoop.
Maar willen wij ons eigen verlangen wel zo serieus nemen? Als ons verlangen een teken van hoop is, dan vraagt het ons erop te vertrouwen en ons eraan toe te wijden. Kome wat komt.
Als ik voor mijzelf spreek: neen, dat willen wij niet. Ten minste niet zomaar en consequent en tot het einde toe. Want we lopen door ons verlangen kwetsuren op en die willen we liever vermijden. Maar wij kunnen niet anders dan toch doen wat we niet willen.
Met dit laatste denk ik niet alleen voor mijzelf te spreken, maar ook voor René Grotenhuis. En in zijn spoor zegt ik: wij kunnen het uiteindelijk niet anders beschouwen dan als genade.
Genade op genade
Op de rouwkaart van René staat een citaat uit de proloog van het Johannesevangelie: "Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen: genade op genade" (Johannes 1,16).
Uit de intieme kennis die zij van zijn persoonlijkheid hebben, tekent de familie op dat hij ‘stond voor solidariteit, verbinding, duurzaamheid’ en een rotsvast vertrouwen had in zijn geloof en de goedheid van de mens. En zij concluderen: "René beschouwde zichzelf als een begenadigd mens met alles wat hem is gegeven." Inclusief dus die gerichtheid op solidariteit, verbinding en duurzaamheid. Inclusief dat weerbarstige geloofsvertrouwen.
Medicijnen
De Griekse kerkvader Johannes Chrysostomus (345-407) heeft met klem het idee tegengesproken dat het lezen van de Bijbel en het regelmatig reciteren van de Psalmen iets zou zijn voor monniken, niet voor mensen die in de wereld leven. "Zij die in de wereld wonen en daar elke dag wonden oplopen, hebben het meest behoefte aan medicijnen", schrijft Chrysostomus. Die medicijnen, dat zijn de Psalmen en andere teksten uit de Bijbel.
De Psalmen zijn niet zozeer medicijnen die de wonden genezen, maar die de wonden maken tot tekenen dat wij zijn wat we moeten zijn: plaatsen van verlangen en daarmee plaatsen van taaie hoop.
Ik wist mij in veel aan René verwant, maar hoe dit voor hem zat weet ik niet. Voor mijzelf weet ik echter dat ik inderdaad dit medicijn nodig heb. Steeds opnieuw. En helemaal als er een verse wond is geslagen, zoals door de dood van René:
Ik zie uit naar de Ene …
en verlang naar zijn woord,
mijn ziel verlangt naar de Heer,
meer dan wachters naar de morgen (Psalm 130,5-6).
De Nederlandse vertaling van het boek van Michael Ignatieff is gepubliceerd onder de titel Troost: Als licht in donkere tijden, Cossee (2021), 336 blz., € 27,50. Ik las het Engelse origineel: On Consoldation: Finding Solace in Dark Times, London: Picador 2021.
Erik Borgman schreef een In Memoriam voor René Grotenhuis op www.huisvandominicus.nl.
Ik savoureer dit eerbetoon aan de psalmen dat Erik Borman schreef. Toevallig - of niet? Was ikzelf een korte column aan het schrijven over ´ik en de psalmen´ dank voor de inspiratie!roos maes, lange tijd redactielid van TGL geweest