September is een overgangsmaand: het oude verdwijnt, terwijl het nieuwe nog op zich laat wachten. Je kunt in zo'n fase van 'liminaliteit' twee kanten op. Nostalgisch achterom kijken, of hoopvol vooruitzien, zoals Eric Corsius adviseert: "Blijf niet hangen in verleden en vaderland, maar grijp de magie van het nieuwe begin aan."

Door Eric Corsius

September is het niemandsland tussen de jaargetijden, een ‘tussentijd’. De ene dag lijkt de herfst met de deur in huis te vallen, de andere dag lijkt de zomer nog even slaapdronken te ontwaken uit de beginnende winterslaap. Het schitterende gouden zonlicht stemt ons weemoedig en we verheugen ons tegelijk al op de oogst en alles wat zij ons straks op tafel brengt. Het vroege intreden van de avond roept somberheid op, terwijl we het tegelijk stiekem ook gezellig vinden. Gekoesterde vakantieherinneringen verbleken langzaam voor het uitzicht op een rijk gevuld cultureel en culinair winterseizoen.

Liminale fases

Als ‘tussentijd’ is september een metafoor voor de zogenaamd ‘liminale’ fases van ons leven en in onze geschiedenis. Een beeldspraak voor die tijden dat we zekerheden en vertrouwdheden achterlaten zonder dat we al weten wat er op ons wacht. Tijden van afscheid, verdriet en heimwee enerzijds en van opwindende of verontrustende nieuwsgierigheid en vrees anderzijds. Tijden van afscheid en nieuw begin.

De maand september roept ook bij kunstenaars uiteenlopende gevoelens op.

Bij sommigen overheerst de vreugde en de opluchting. In zijn stemmingsvolle chanson C'est en septembre beschrijft bijvoorbeeld Gilbert Bécaud (1927-2001), zoon van de Provence, hoe er in zijn land een zucht van verlichting wordt geslaakt als de toeristen eindelijk de streek verlaten. De stranden worden opgeruimd en de van slechte smaak getuigende zomer mode verdwijnt uit het straatbeeld. Het land krijgt zijn maagdelijke status terug en wordt teruggegeven aan hen die er zijn geboren en opgegroeid. De bevolking voelt zich herboren. Het lichtvoetige, pretentieloze liedje eindigt met een bijbels aandoende beeldspraak: “In september wens ik mezelf gelukkig nieuwjaar en slaap ik in onder de olijfboom”.

Weemoed

Voor de meeste kunstenaars echter roept de maand met zijn gouden licht en vroege zonsondergangen vooral berusting en weemoed op. Getuige daarvan is het gedicht September van Hermann Hesse (1877-1962). Hier ligt de nadruk niet op de wedergeboorte, zoals bij Bécaud, maar op het afscheid. In de derde persoon wordt gesproken over iemand, die naar rust hunkert, wellicht na een lang leven of na een lange, slopende innerlijke strijd.

De tuin rouwt, verkoelend daalt de regen af in de bloemen. De zomer huivert stil zijn einde tegemoet. Goud doorschenen druppelt blad na blad neer uit de hoge acacia neer. Zomer glimlacht verbaasd en mat in de stervende tuindroom. Lang nog blijft hij bij de rozen staan, verlangend naar rust. Langzaam doet hij de grote, moe geworden ogen toe.

De tekst viel in de smaak bij de componist Richard Strauss (1864-1949), die er in 1946 één van zijn ‘vier laatste liederen’ aan wijdde - een zeer ambivalent werk. Strauss had tijdens het Derde Rijk op het verkeerde paard gewed, had zich door de Nazi’s laten fêteren - en zag in 1945 het Duitsland van zijn dromen aan puin liggen. Hij trok er geen conclusies uit, maar trok zich verongelijkt en allesbehalve schuldbewust terug in zijn schulp – zoals ook Hesse verbitterd vaststelde, om zich vervolgens van de componist te distantiëren. Strauss ging na de historische crisis ook niet anders componeren – zoals menige vakgenoot - maar juist conventioneler. Hij schreef mierzoete muziek over vergane glorie. De tekst van Hesse was daarvoor geknipt – maar uiteraard niet voor bedoeld.

Bécaud geeft in zijn pretentieloze chanson de toeristen een groot kruis na. Voor hem begint in september een nieuw leven, maar wel binnen chauvinistische grenzen. Het is het afscheid van de anderen – en daarom een groot feest. In Strauss’ muzikale interpretatie is de maand september onbedoeld een metafoor voor het afscheid van iemand, die de wereld ontredderd achterlaat en zegt ‘na mij de zondvloed’.

Treur niet

Nu ik dit schrijf, schiet mij dat veel geciteerde gedicht Stufen (Stadia) van Hesse te binnen, een gedicht over ‘liminaliteit’ dat ons ertoe oproept niet bij het afscheid te blijven staan. Blijf niet hangen in verleden en vaderland, maar grijp de magie van het nieuwe begin aan: “Vooruit dan, hart, neem afscheid en word gezond!” Bijbels uitgedrukt: treur niet over vergane glorie van onze projecten, maar vestig je hoop op de heerlijkheid Gods. Dat lijkt ook september mij te zeggen.

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.