De laatste jaren komen steeds vaker artiesten in opspraak vanwege grensoverschrijdend gedrag. Nieuw is dat niet. Kun je kunst scheiden van het gedrag van de kunstenaar? Of maken foute kunstenaars, foute kunst? In ieder geval is het interessant om de schaduwzijden van de makers of van hun tijd in de duiding van het kunstwerk te betrekken.

Door Eric Corsius

Lucebert dichtte in de jaren vijftig de klassieke regel ‘In deze tijd heeft wat men altijd noemde / schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand’. De kunst had, niet alleen volgens deze Nederlandse dichter, zichzelf definitief onmogelijk gemaakt in de jaren dertig en veertig. Te vaak had ze de andere kant opgekeken, terwijl de ergste misdaden tegen de menselijkheid werden gepleegd – als ze al niet medeplichtig was geworden. De morele littekens stonden in haar gelaat gegrift. De kunst heeft deze crisis uiterlijk overleefd, maar heeft definitief haar onschuld verloren.

De laatste jaren heeft deze meedogenloze diagnose nieuwe dimensies gekregen. Het postkolonialisme heeft aan het licht gebracht – of liever: voor het eerst ondubbelzinnig en hardop uitgesproken – hoezeer de kunst ook was verweven met de kolonialistische misdrijven van het Westen in het Zuiden. De opdrachtgevers en makers van kunstwerken, die nu in onze musea hangen, waren niet zelden slavenhandelaars en – bezitters.

Het koloniale verleden en de slavernij lieten bovendien hun sporen na in de kunst zelf, zoals in de karikaturale weergave van tot-slaaf-gemaakten en hun nakomelingen. Ook Joden, oorspronkelijke bewoners van niet-Europese continenten, Sinti en Roma werden en worden trouwens op een stereotype manier beschreven en getoond – tot op de dag van vandaag. Om nog maar te zwijgen van het vergoelijken en verheerlijken van geweld tegen vrouwen.

Hier komt sinds enkele jaren nog iets bij. In de podiumkunsten komen artiesten steeds vaker in opspraak door grensoverschrijdend gedrag – gedrag dat soms zelfs rechtstreeks is gerelateerd aan hun optredens en dat backstage plaatsvindt. Zowel klassieke musici als acteurs en popmusici maken misbruik van de mentale afhankelijkheid van hun bewonderaars en van de zakelijke afhankelijkheid van medewerkers en pupillen. Hierop aangesproken reageren ze niet zelden met onbegrip of zelfs misplaatste fierheid. Erg pijnlijk wordt het, als het artiesten betreft die zichzelf als een toonbeeld van diversiteit en tolerantie ensceneren - en dan worden geconfronteerd met zeer zware beschuldigingen. Wie heeft nog schone handen?

Gewelddadige levenswandel

Kunnen we de kunst nog scheiden van het gedrag van de kunstenaars in verleden en heden? Als het gaat om kunstenaars uit voorbije tijden is het lang gelukt, om het werk te scheiden van de persoon, de esthetische beoordeling van de ethische. De vraag is of dit nog langer zonder meer kan. Veel genoemde voorbeelden in dit verband zijn de schilder Caravaggio (1571-1610) en zijn componerende tijdgenoot Gesualdo (1566-1613). Beiden hielden er gewelddadige levenswandel op na. Dit is geen reden om het werk van dubieuze artiesten om die reden uit musea, kerken en concertzalen te verbannen. Het is wel een aanleiding om hun werk in perspectief te zien.

Caravaggio, 'Madonna van de Pelgrims’, 1606.

De criminele levensgeschiedenis van Caravaggio, om bij dit voorbeeld te blijven, werpt zowel licht als schaduw op zijn werk - een licht en een schaduw die er misschien ook een nieuwe diepgang aan geven. Niet voor niets is Caravaggio de kampioen van de licht-donker-stijl (het ‘chiaroscuro’), die de ambiguïteit van zijn figuren versterkt en hun een zowel engelachtig als demonisch karakter geeft (een beeldende tegenhanger van de wrange samenklanken van Gesualdo). Het effect hiervan is heel sprekend in de ‘Roeping van Mattheüs’, één van de Romeinse doeken van Caravaggio. De voorgestelde scene is een roepingsverhaal, maar roept ook associaties op met een rechtszaak. Het appèl is ook een aanklacht – twee zaken die volgens de wijsgeer Levinas ook niet kunnen worden gescheiden. De geroepene en beschuldigde probeert zich te onttrekken aan Jezus’ wijzende vinger, door zich terug te trekken in de schulp van zijn schaduw. Tevergeefs.

Geeft de schilder hier blijk van zijn eigen morele dubbelheid? Het is misschien niet toevallig dat de pelgrim op Caravaggio’s ‘Madonna van de Pelgrims’, die Onze Lieve Vrouw om barmhartigheid smeekt, ons de onderkant van zijn vuile voeten laat zien. Je kunt wel proberen je handen in onschuld te wassen, lijkt Caravaggio ons te zeggen: onze voeten zullen altijd verraden, waar we zijn geweest.

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.