Theologie studeren vervulde aanvankelijk een eerste levensbehoefte voor Tim van Iersel. “Maar op een gegeven moment werd het wel erg een ‘hoofdding’”. Hij ontdekte een ‘verborgen diepte’ voorbij de woorden. “Ik denk dat dat de ziel is die ons allen met God en met elkaar verbindt.”
Door Theo van de Kerkhof
“Soms zijn demente bejaarden nog heel scherp of ad rem en hebben ze wel degelijk behoefte aan een intellectueel gesprek. Het is een kleine minderheid en afhankelijk van het type en de fase van de dementie. Veel activiteiten voor dementerende ouderen liggen in de sfeer van handenarbeid of samenzang. Goed om je te realiseren dat behoefte aan een diepzinnig gesprek soms ook bestaat.” Aan het woord is theoloog Tim van Iersel (30). Hij werkt als geestelijk verzorger in drie verpleeghuizen voor dementerenden. “Hartstikke mooi” vindt hij zijn werk: “De mensen zijn heel puur; geven precies aan wat ze ergens van vinden.”
Wat kun je als theoloog aan dementerenden bieden?
“Heel belangrijk is de kerkdienst. We zitten dan in een kring van 10 à 15 personen en zingen veel; liederen die men kent van vroeger. Ik breng ook altijd iets mee om aan te raken, om aan te ruiken. Het is geloven met heel je lichaam, een spontane en ontspannen vorm van liturgie met veel interactie. We lachen veel.”
“In het individuele pastoraat draait het om - wat ik noem - contact op zielsniveau. Ik probeer er echt helemaal te zijn voor die ene persoon, met al mijn aandacht. Mensen pikken dat op. Dan ontstaat contact van ziel tot ziel, niet van hoofd tot hoofd. Als ik zelf onrustig ben, dan merk je dat meteen. Dan is het contact er niet. Dementerenden zijn daar heel gevoelig voor. Je moet dus echt aanwezig zijn, erbij zijn, in het moment.”
Ziel?
“Op een gegeven moment ben ik me gaan verdiepen in christelijke meditatie. Ook daar gaat het eigenlijk om hetzelfde: contact maken met jezelf op een dieper niveau, zonder dat het zweverig wordt. Je laat je gedachten maar razen in je hoofd. Je laat alles wat er in jezelf is, zijn zoals het is. Dan kom je bij een ander soort aanwezig zijn, een ‘verborgen diepte’, zoals een Vlaamse auteur dat ooit noemde. Ik denk dat dat de ziel is, of de goddelijke Geest die in ons is. Ik vind het mooi om daar contact mee te krijgen en om die in de ander naar boven te brengen. Ik denk dat we die heilige Geest allen in ons hebben en dat dat hetgeen is wat ons mensen met elkaar verbindt.”
Wat jij nu zegt, is niet erg gebruikelijk in onze cultuur, voor zover er überhaupt al woorden zijn om de wereld van de ziel te bespreken.
“Ja, dat is niet heel gangbaar, al beginnen jongeren er wellicht iets meer open voor te staan. En in de meer populaire spiritualiteit zijn deze denkbeelden wel vrij gewoon. Daar ben ik blij mee. Het maakt zoiets als de ziel weer bespreekbaar.”
Je staat niet afwijzend tegenover de Happinez-spiritualiteit?
“Wel als het zweverig wordt. Maar dat is de populaire spiritualiteit zeker niet altijd. Ik denk dat de zoektocht die daar plaatsvindt heel authentiek is en makkelijk te verbinden met de christelijke traditie. Er is wel een vertaalslag nodig, maar dat kan ook. Kerk en theologen hebben daar een taak in.”
Kun je een voorbeeld geven?
“In de protestantse traditie waarin ik ben opgegroeid staan de begrippen zonde en genade centraal. Je leeft uit genade, je mag er zijn. En die genade is gratis. Je hoef het niet zelf te verdienen. Die ideeën zijn heel makkelijk te koppelen aan woorden als verlichting of bevrijding en de daarbij horende spirituele praktijken.”
“Vroeger werd zonde vooral als schuldbesef beleefd. Als jonge gasten zeiden wij dan: maar waarom moet ik me schuldig voelen? Ik heb toch niks misdaan. Maar later, door meditatie, ben ik gaan zien wat er allemaal in me omgaat aan gedachten, angsten, jaloezieën; jezelf boven een ander willen stellen. Je gaat beseffen dat je ego steeds bang is om niet gezien of om afgewezen te worden. Je kunt die houding heel goed ‘zondig’ noemen, in zoverre dat het een houding is die je blokkeert om tot je bestemming te komen, dat wil zeggen: vrijer te worden van al die ego-beslommeringen. De nieuwe spiritualiteit noemt dat vrijer worden ‘verlichting’. Christelijk zeg je dan dat je in genade leeft met God.”
Een veel gehoorde kritiek is dat de populaire spiritualiteit het leven enkel in pasteltinten tekent. Het lijden wordt onvoldoende onderkend.
“Ik vind dat een beetje een gemakkelijke kritiek. Het ‘hier en nu’, waar het in die spiritualiteit vaak om gaat, heeft ook te maken met onder ogen zien van nare gevoelens, van pijn. Die spiritualiteit is daar juist erg op gericht, om daarmee te leren omgaan.”
“Wat ik wel soms mis in die nieuwe vormen is het besef van gemeenschap. Het is soms erg individueel gericht. Dat is toch het mooie van een kerk. Mijn vrouw is dominee hier in de gemeente. Daardoor ben ik de waarde daarvan weer beter gaan zien. Je trekt met elkaar op, iedereen ziet naar elkaar om. De omgang met anderen is niet altijd gemakkelijk, je komt jezelf tegen. Gemeenschap maakt spiritualiteit tot deel van het gewone leven.”
“Trouwens, ook op dat vlak zie je ontwikkeling. Rond een bekende spirituele leraar als Eckhart Tolle ontstaan momenteel wereldwijd Tolle-communities - ook in Nederland - met eigen bijeenkomsten, eigenlijk een soort kerkdiensten. Grappig die ontwikkeling.”
Dat spoort met jouw eigen ontwikkeling?
“Ja, ik ben theologie gaan studeren vanuit een existentiële behoefte. De eerste studiejaren voorzagen daar ook echt in. Maar op een gegeven moment werd het wel erg een ‘hoofdding’. Geloven met je hoofd. Ik las het ene na het andere boek. Ook filosofie. Dan dacht ik even: dit is de weg, Camus. Of meer de nihilistische kant, Nietzsche, Sartre. Maar op een gegeven moment kom je er met denken alleen niet uit. Dat was echt wel een stap om te erkennen: met denken alleen vind ik mijn levensweg niet. Toen moest ik dat houvast in het denken ook echt durven loslaten. Best een beangstigende stap.”
Wat kwam ervoor in de plaats?
“Voor mij is de weg van meditatie belangrijk geweest. Met aandacht leven. Uiteindelijk is geloof een mysterie. Je kunt leven zonder bepaalde antwoorden. Ik besefte dat we dat in het dagelijkse leven voortdurend doen. Heel veel dingen weet ik eigenlijk niet. Waarom het lijden er is, daar kom je niet uit. Maar ik heb dat antwoord ook niet nodig om toch in vertrouwen te leven. Dat vertrouwen is voor mij God. De ultieme dragende grond van alles. Aanvankelijk noemde ik dat liever het ‘zijn’. Omdat het ‘zijn’ alles omvat, want alles is en komt dus uit dat ‘zijn’ voort. Ook de Joodse naam voor God is trouwens verwant aan het woord ‘zijn’.”
Tegenwoordig schroom ik minder om gewoon van God te spreken, zoals we dat in onze traditie gewend zijn.”
Vind je het niet moeilijk om als pastor die traditie te moeten vertegenwoordigen? De buitenwereld verwacht dat je juist wel een hele hoop dingen ‘weet’.
“Ik krijg inderdaad wel eens van die ‘dominee, hoe zit dat nou’ vragen voorgelegd. ‘Mijn kind is overleden. Zal ik hem na mijn dood weer terugzien?’ Of: ‘Waarom gebeurt zoiets. Waarom laat God zoiets toe?’ Ik kan dan hele beschouwingen ophangen over de gebrokenheid van het bestaan en zo, maar vaak zeg ik gewoon: ‘Geen idee’. Ik weet dat ook echt niet waarom mensen jong sterven, dement worden, lijden. Ik denk dat dat voor veel mensen bevrijdend is. ‘Hé, hij weet dat ook niet.’”
Je neemt niet je toevlucht tot een of ander modern theologisch antwoord. ‘God lijdt met u mee’?
“Nee, dat wordt snel zalvend. Soms komen mensen zelf met antwoorden. Een oude dame die zich heel sterk verbindt met het lijden van Christus, zegt dan: ‘Dat is voor mij zo’n troost. Hij weet precies wat ik doormaak.’ Daar ga ik natuurlijk niet op afdingen. Ik kan me er zelfs bij aansluiten.”
“In een preek of overweging ga ik wel wat verder, dan ben je iets meer verkondigend. Maar ik kom dan vaak weer uit bij dingen die mijzelf na aan het hart liggen: de overgave aan God. Mensen piekeren wat af: over waarom dingen gebeurd zijn, of hoe het nu verder moet in de toekomst. Dan probeer ik te stimuleren om in vertrouwen te leven. God is een betrouwbare bron waaraan je je kunt overgeven.”
Dat is voor jou het centrum van je geloof?
“Ja, en dat is niet alleen leuk. Ik heb zelf nog wel eens de neiging de controle vast te willen houden. Dat lijkt veilig en aangenaam. ‘Laat nou maar los’ voelt dan helemaal niet fijn. In eerste instantie tast dat je gevoel van veiligheid aan.”
“Je merkt het vooral in ontmoetingen die spannend zijn. Ik doe ook stervensbegeleiding. Je komt dan plotseling in een familie die je vaak niet kent, juist op een intiem moment. Dan voel ik die neiging tot controle. Het is dan behulpzaam om tegen jezelf te zeggen: ‘Vertrouw nou maar gewoon. Laat nou maar gebeuren zoals het gebeurt en vertrouw erop dat God erbij is.’”
“Vertrouwen wil natuurlijk niet zeggen dat je apathisch wordt, je zaken niet voorbereidt. Maar er is een verschil tussen alles krampachtig tot in de puntjes voorbereiden, of je voorbereiden vanuit een vrijheid en rust.”
“Voor mij is die controleangst met een zwaar woord ‘zonde’. Je in vertrouwen overgeven dat is proberen te leven vanuit genade. Dan kom je tot je bestemming. Het is een zich steeds weer herhalend proces; Het ego sterft, en er blijkt nieuw leven mogelijk. Het paasverhaal is heel alledaags.”
Gaat de opstanding niet over leven na de dood?
“Ik denk tegenwoordig inderdaad dat het dagelijkse sterven aan jezelf en weer tot leven komen slechts een aspect is van het christelijke opstandingsgeloof. Maar het is wel een aspect dat je zelf kunt ervaren. Als je sterft aan je ego (aan die krampachtige ik-betrokkenheid), kun je opstaan in het licht van Christus (dat wil zeggen opnieuw leven in vrijheid). Misschien kun je dat ultiem ervaren in het eigenlijke sterven. Pas zei iemand die op sterven lag: ‘Leven na de dood. Tegenwoordig geloof ik daar niet meer in. Hoe zie jij dat nou?’ Ik zei toen: ‘Ik geloof daar wel in’. Wel grappig als je dat jezelf hoort zeggen. Maar ik denk inderdaad dat onze ziel iets van God is en daarom ook eeuwig.”
De vrijzinnige, louter metaforische uitleg vind je te mager?
“Het zekere weten van de vrijzinnigheid (dood is dood) vind ik spiegelbeeldig aan de overdreven letterlijkheid van de orthodoxie. Ik probeer daar tussendoor te laveren. Ook omdat je de dagelijkse opstanding kunt ervaren, wil ik een leven na de dood niet uitsluiten. En in de stille week merk ik dat het ‘mysterie van het geloof’ aan een diepe laag raakt. Het is te diepzinnig om niet waar te zijn.”
“Ik heb Jezus lang alleen gezien als gewoon een leraar. Maar de laatste tijd zie ik hem toch ook als levende persoon die er nu is voor mij en voor de wereld en waar je contact mee kunt maken. Ja, dat is helemaal moeilijk te verwoorden.”
Je heb een afstudeerscriptie geschreven over de spiritualiteit van dertigers. Naast geestelijke verzorging voor ouderen een ander specialisme?
“Ja, er is de laatste jaren veel te doen over de quarterlife crisis (dertigersdip). Op jongvolwassenen komt veel af. Ze moeten over veel belangrijke zaken een beslissing nemen in werk en privé, terwijl ze tegelijk met veel persoonlijke vragen zitten. Mijn stelling is dat het uiteindelijk om een spirituele problematiek gaat. Jongeren zoeken naar authenticiteit: wie ben ik werkelijk, wat kan ik, wat is mijn doel in het leven, wat doe ik hier eigenlijk? Die vragen noem ik spiritueel omdat ze uiteindelijk over de ziel gaan. Je hebt vragen, vindt geen antwoorden in alleen maar theorieën, je gaat zoeken en ontdekt dat definitieve laatste antwoorden niet bestaan. Dan kom je bij de overgave. In momenten van stilte, als je alles gewoon laat razen, dan ben je gewoon. Dan geef je geen woorden aan wie je bent. Dat is het gewoon. Dat is je basis. Vandaaruit kun je ook makkelijker keuzes maken, omdat je dan vanuit een grondhouding keuzes maakt.”
Is de spiritualiteit van jongeren anders dan bij de oudere generatie?
“Zo verschillend is dat niet. Uiteindelijk gaat het om dezelfde zingevingsvragen, dezelfde levensvragen. En ook ouderen zijn door de secularisatie heen gegaan. Het belangrijkste verschil is dat ouderen nog weten waar het over gaat. Zij hebben de christelijke traditie nog in hun opvoeding meegekregen. Dat kan ook een nadeel zijn als die opvoeding streng of benauwend was. ‘Ik hoef niks meer met de kerk’ is soms de eerste reactie als ik me als pastor voorstel. Maar uiteindelijk is het een minderheid, die alleen maar in verzet tegen hun verleden leeft. Wel verwachten ze van mij als pastor dat een dienst of een overweging relevant is voor hun leven. Ook bij ouderen is dat zo. Als je niet relevant bent, dan haken ze af. Een Bijbelverhaal? ‘Wat heeft dat met mij te maken?’ Die vraag durven nu ook ouderen te stellen. En ik vind het ook een terechte vraag.”
[box type="shadow" ]Tim van Iersel (Woerden, 1983) is van huis uit christelijk gereformeerd, maar tegenwoordig lid van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij studeerde theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Sinds 2010 is hij geestelijk verzorger in de ouderenzorg, speciaal voor dementerende ouderen. Momenteel werkt hij voor WoonZorgcentra Haaglanden in de verpleeghuizen De Strijp en Leilinde en voor Libertas Leiden in verzorgingshuis Lorentzhof. Hij is getrouwd met Jantine Veenhof, predikant in Wateringen.
Van Iersel deed onderzoek naar zingeving en spiritualiteit onder dertigers, een onderwerp waarover hij zo nu en dan schrijft of lezingen geeft. Op 1 mei verzorgt hij een workshop in spiritueel centrum De Proefplaats in Utrecht, getiteld: ‘Spirituele rijkdom in de christelijke traditie’. Informatie en aanmelding: www.deproefplaats.nl.[/box]
Verwant onderwerp: Waar wringt het tussen de moderne christen en de nieuwe spiritueel?