In de psalmen hebben mensen door de eeuwen heen troost en herkenning gevonden. Op weg naar Pasen leest Vincent Duindam enkele van deze psalmen, waarin lof en klacht, wanhoop en hoop elkaar afwisselen, en voorziet ze kort van commentaar. De  geciteerde teksten zijn genomen uit de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde, die in 1972 werd opgenomen in de Willibrordvertaling.

Door Vincent Duindam

Jan Wolkers vertelde ooit dat veel romans en dichtbundels zo bleek en flets afstaken bij de verhalen uit de Bijbel. In zijn jeugd las zijn vader elke dag voor uit de bijbel; er werd niets overgeslagen. Kleurrijke passages en het hele leven kwam langs, inclusief lust, pijn, verdriet, zonde, oorlog, moord, verkrachting. De naoorlogse Nederlandse literatuur vond Wolkers vergeleken daarmee nogal bloedeloos.

Ook in de psalmen vinden we krachtige beelden: van diep doorleefde wanhoop en gebrokenheid. En daarna het doorbreken van het licht, hoop, verwondering en dankbaarheid. Bijna elke psalm op zich laat zo’n ommekeer zien, net als in het sonnet: een wending in het gedicht, waardoor alles in een ander licht komt te staan.

In deze tijd, op weg naar Pasen, bespreek ik kort enkele psalmen uit de Willibrordbijbel. Na elke psalm volgt een haiku van mijn hand die een beeld geeft van het besprokene. Als een hele kleine ‘antwoordpsalm’.

Verlangen naar huis

Enkele thema’s uit de psalmen raakten mij in het bijzonder. Het verlangen naar huis: naar veiligheid, het vaderhuis, of het moederhuis. Naar de overkant, die andere kust. Toen alles nog goed was. Wie kan ons daarheen dragen?

En wat weerhoudt ons? Het kiezen voor surrogaat, achter de verkeerde dingen aanlopen is een hindernis. We komen veel ‘belagers’ tegen in de psalmen. Dat kunnen ook heel goed onze eigen gedachten en emoties zijn. Daarom is het belangrijk ons spreken en misschien zelfs ons denken goed te ‘richten’, focussen.

Belagers kunnen natuurlijk ook andere mensen zijn, die jou iets hebben aangedaan. Hoe gaan we daarmee om? En op wie kunnen tijdens onze levensreis dan wel vertrouwen? Mogen we echt niet steunen op andere mensen? Zou dat te riskant zijn, omdat ze, net als wij, op een dag moeten sterven?

Soms roepen we onheil over onszelf af, doordat we onverstandige dingen hebben gedaan. Dat vraagt een ommekeer. Maar het noodlot kan ons ook zomaar treffen, zonder dat we iets fout gedaan hebben. Wat wordt er dan van ons gevraagd?

In de laatste psalm die hier besproken wordt gaat het over onze veilige thuiskomst. Wat heeft ons uiteindelijk bevrijd?

Psalm 142

Het verlangen ‘naar huis’ is een diep verlangen, misschien wel ons diepste verlangen. Weer gedragen worden door moeder of vader. Je hart veilig uit kunnen storten: “mijn nood leg ik open voor Hem”. De psalmen wijzen de weg naar “mijn schuilplaats”, “beveiligd wonen”, “bestendig geluk aan uw zijde”.

Maar we zitten vast “in de engte ons leven”. En wie zijn onze "vervolgers" op dit moment eigenlijk? Soms zit onze grootste vijand tussen onze eigen oren. Onze vaste ideeën, plannetjes en oordelen kunnen onze eigen leefwereld tot een benauwde plek maken, waar je niet vaak gelukkig bent -en op veel dingen iets aan te merken hebt.

Als we ons hart openen en vriendelijk en flexibel meebewegen met wat zich nu aandient, ook als het iets onverwachts of ingewikkelds is, komt er meer ruimte om blijmoedig aan te pakken wat aangepakt moet worden, om zo de wereld meer een thuis te maken - voor onszelf en anderen.

“we houden van je”
met dat kaartje in zijn hand
is hij gaan slapen.

*over onze kleinzoon van drieënhalf jaar

Psalm 4

Wie kan ons “die in nood zijn, ruimte scheppen”? En wat kunnen we zélf doen? Onze “zinnen zetten op wat schijn is” en “bedrog" geeft geen ruimte, maar zet ons klem. We krijgen het advies om eens “met onszelf te spreken”, wanneer we op bed liggen. En vooral: “weet dat zwijgen u past.” 

Een Arabisch spreekwoord zegt: vóór je woorden je mond verlaten, check dan eerst: is het wel waar, is het vriendelijk en is het nodig? Als we dit lezen, realiseren we ons dat er best wel wat woorden onze mond overlaten die niet aan deze drie criteria voldoen. Maar stel je nu eens voor dat we nog een stap verder gaan - en dit ook op onze gedachten toepassen. Gewoon als experiment. Als je in bed ligt en je gedachten gaan alle kanten op. Is wat we nu denken eigenlijk wel echt waar, of een (angst)fantasie, is het vriendelijk, ook voor onszelf, en nodig?

Dat “biedt ons uitzicht”. “Vredig vind ik de rust en de slaap.”  

ze slapen boven,
hun mobieltjes liggen hier
- diep is de stilte. 

*over onze (toen) puberdochters

Psalm 13

Als je je ongelukkig voelt, kun je denken: wanneer ga ik me eindelijk weer beter voelen? “Hoe lang nog, hoe lang nog, hoe lang nog?” We horen het drie keer in deze psalm. Je kunt je zo ellendig voelen dat gesprekken met een hulpverlener nodig zijn, of een pilletje. Maar ook als dat niet zo is, kun je het gevoel hebben dat de geur, kleur en smaak wat uit je leven verdwenen zijn.

Ook als ánderen, ’je belagers’, je iets aangedaan hebben, kun je daaronder lijden. En je er schuldig over voelen, of je er voor schamen. Je kunt er niets aan doen, maar toch werkt dat soms zo. Dat kan bijvoorbeeld bij seksueel geweld het geval zijn.

Verandering begint diep in jezelf. Als je je hart opent voor de diepste grond van je bestaan, kan er weer kracht, licht, vertrouwen je leven instromen. Je kunt dan om te beginnen met één persoon praten over wat er gebeurd is. En misschien verdere stappen zetten. Ook als het al lang geleden is.

we huilden samen
de vlekken van je make-up
staan op mijn T-shirt.

Psalm 146

“Zoekt het niet bij de groten der aarde, bij een mensenkind dat u niet uitredt; wijkt zijn adem, hij wordt weer tot aarde: op die dag zijn zijn plannen voorbij.”

Dat we ons niet moeten uitleveren aan machtige, belangrijke mensen, politici, celebrities, dat zij de wijsheid niet in pacht hebben, dat is wel duidelijk. Maar zouden we het ook niet mogen zoeken bij de vele lieve mensen in ons leven: ouders, kinderen, partners, vrienden.

Ongetwijfeld mag de liefde tussen hen en ons vrijuit stromen. Is dat niet de belangrijkste kracht. Verderop in de Bijbel lezen we: “Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.” Misschien wordt bedoeld: een liefde, zonder krampachtig vasthouden, zonder behoeftigheid. Een liefde die 'belangeloos’ is.

En ‘als de adem wijkt’ van een geliefde, is er natuurlijk groot verdriet. Hopelijk hebben we heel veel heerlijke momenten met elkaar doorgebracht. Het verdriet is er, de dankbaarheid is er. De liefde blijft. “Een psalm, tot het laatst voor mijn God.”

kracht die geen tijd kent
grafstenen doet verzakken
en mensen opstaan. 

Psalm 107

We kennen allemaal de stormen van het leven: er gebeurt iets in je (vrijwilligers)werk, in je relatie, met je gezondheid, of die van een geliefde. Dan kun je het even helemaal kwijt zijn: “een orkaan die de golven deed opslaan, hemelhoog, tot de gronden omlaag - hun ontzonk in dit noodweer de moed. En zij duizelden, slingerden als dronken: al hun zeemanskunst was vergaan.”

Soms weten we dat we doordat we iets te snel, of iets te kortzichtig waren, onheil over onszelf hebben afgeroepen. “want zij hadden Gods woorden getart. Dwazen aan hun afvallige wandel, aan hun eigen wandaden ziek.”

Maar het komt natuurlijk ook voor dat het noodlot ons treft, “zomaar”, zonder dat ons enige blaam treft. Je kunt je enorm ellendig voelen: “hun geest werd in donker gehuld … in duister, in schaduw des doods, in pijnigend ijzer geklonken.”

Wat dan? Zou dan precies hetzelfde van ons gevraagd worden? Een ommekeer? Een weg naar binnen, naar de diepste grond?

een kindje van twee
staat bij het graf van oma
"waar zit nou de deur?" 

Psalm 126

Verloren dochters, verloren zonen. “Ballingen”.

Als kind ben je nog zó dicht bij de bron, één met de bron. Maar de reis de wereld in is onvermijdelijk. En het zoeken naar de beloftes daarvan. Dat blijkt altijd een weefsel van geluk en pijn te zijn. Van winst en verlies. Iets krijgen en het kwijtraken.

Een volmondig beamen van wat elk moment brengt, opent een poort, bevrijdt je van het koortsachtig zoeken naar meer, naar ‘iets anders’. Vrij in de wereld, niet langer een gijzelaar ervan.

De ‘ommekeer’ heeft plaatsgevonden en vol vreugde ‘dragen we de schoven’. 

Eindelijk thuis.

het kaartenrek draait
geboorte, trouwen en dood
in de bloemenzaak.

waar kaarsjes doven
gebrandschilderde ramen
licht valt erdoorheen.


Willibrordbijbel, psalm 142, psalm 4, psalm 13, psalm 146, psalm 107 en psalm 126

Wil je in de 40 dagentijd (vanaf Aswoensdag, 2 maart a.s. t/m Pasen) elke dag een andere, korte overweging bij deze psalmen in je mailbox, meld je dan aan voor de Digitale Veertigdagenkalender (uitgegeven door de Raad van Kerken, Zeist).

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.