Intieme relaties kun je niet ongedaan maken, al zou je het willen. Dat is de diepere betekenis van de christelijke overtuiging dat het huwelijk onverbreekbaar is, aldus theoloog Erik Borgman. Welke visie schuilt er dan achter de Kamerbrede politieke wens om de 'huwelijkse voorwaarden' tot de standaard te verheffen (in plaats van het aloude ‘in gemeenschap van goederen’)? Is dit de zoveelste poging om ons wijs te maken dat wij eenzame individuen zijn in plaats van sociale wezens?
Door Erik Borgman
Ik voelde mij eigenlijk een beetje betrapt.
Begin deze maand leek er ineens een meerderheid in de Tweede Kamer om de huwelijkswet te wijzigen. De standaard dat wie trouwt dit doet in gemeenschap van goederen, zou moeten verdwijnen. Trouwen op huwelijkse voorwaarden zou standaard moeten zijn. Dit zou scheiden eenvoudiger maken en met name vrouwen zouden op deze manier niet zo gemakkelijk worden opgescheept met de schulden die hun man gemaakt had.
Onherroepelijk
Ik las het als de zoveelste poging ons te maken wat we niet zijn: eenzame individuen die vervolgens al dan niet relaties aangaan, die we ook weer naar believen kunnen verbreken. We zijn, zo meen ik, allereerst met elkaar verbonden mensen die net zozeer van hun relaties zijn als dat deze relaties van hen zijn. De traditioneel christelijke overtuiging dat het huwelijk onverbreekbaar is, is volgens mij niet zozeer een gebod – je mag het huwelijk niet verbreken – maar als een constatering: intieme relaties kun je niet ongedaan maken. Ook wanneer mensen uit elkaar gaan, zal het nooit meer zijn alsof ze niet bij elkaar zijn geweest. Door ons aan tafel en in bed met elkaar te verbinden, doen we elkaar iets aan dat onherroepelijk is. Bij de sluiting van een huwelijk in kerkelijk verband wordt dit gegeven serieus genomen en wordt de verantwoordelijkheid geaccepteerd die eruit voortkomt.
Dit kan onder omstandigheden betekenen dat partners moeten accepteren dat ze uit elkaar moeten gaan, of dat één van de partners uit hun verband moet breken. Verbanden die mensen afbreken en kapot maken werken klaarblijkelijk averechts en behoren zoals ze zijn niet voort te bestaan. Echter, partners die omwille van het geluk van elkaar en zichzelf uit elkaar gaan, verbreken hun relatie niet. Zij zetten die voort op de enige manier die gepast is en die recht doet aan de verantwoordelijkheid die ze ervoor hebben.
Verkeerde visie
Hoe dit ook zij – ik heb een paar theologische vakartikelen geschreven over de theologie van het huwelijk – de poging van onze bestuurders om het huwelijkscontract zo in te richten dat het met zo min mogelijk moeite verbroken kan worden, zag ik als voortkomend uit een verkeerde visie op relaties. Ik dacht aan mijn buurvrouw met drie kinderen. Haar man kwam een andere vrouw tegen en hij besloot van de ene op de andere dag dat hij met haar verder wilde. Liefde laat zich niet dwingen, meende hij blijkbaar. Haar woede en verdriet, haar geschokte vertrouwen is terecht, zou ik zeggen. Zij hadden samen een schuld die door geen huwelijkse voorwaarden gemakkelijker hanteerbaar kan worden gemaakt: een schuld aan elkaar en aan de toekomst. Die schuld hebben ze op zich genomen op het moment dat zij samen een huishouden opzetten, en zeker toen zij samen kinderen kregen. Maar je hebt weinig verweer als de ander ophoudt deze schuld te erkennen. Mijn buurvrouw is er op geen enkele manier mee geholpen dat wij de fictie levend houden dat mensen hun individuele keuzes kunnen blijven maken alsof vorige keuzen geen verplichtingen met zich meebrengen.
Betrapt
Ik voelde mij echter ook betrapt. Ik ben namelijk zelf op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Ik had een veel grotere studieschuld dan mijn vrouw. Ons werd geadviseerd om die buiten de gemeenschap van goederen te houden. Dus togen wij naar de notaris – die overigens in een pand huisde dat later zou worden bewoond door een religieuze gemeenschap waarmee ik een veelbewogen geschiedenis zou krijgen, maar dit geheel terzijde – die ons uitlegde dat wanneer de gescheiden toedeling van schuld en bezit iets wilde voorstellen, wij steeds weer moesten vastleggen van wie wat was. Naar zijn ervaring deden gehuwden dat zelden en ontstond er naar verloop van tijd meestal een bijna volkomen gemeenschap van goederen. Ondanks de oorspronkelijke huwelijkse voorwaarden.
Zo is het bij ons feitelijk ook gegaan. We hebben geleefd alsof wij in goede en kwade dagen bij elkaar zouden blijven en ons niet voorbereid op de mogelijkheid dat wij wel eens uit elkaar zouden kunnen gaan. Niet omdat dit niet zou kunnen gebeuren - en dat het niet gebeurd is, is op geen enkele manier onze verdienste, maar is ons als mogelijkheid gegeven – maar omdat het niet opschiet om dat wat erg is te proberen minder erg te maken. Je kunt wel proberen je te realiseren dat er in het leven van mensen erge dingen gebeuren en je voorbereiden op de onverwachte confrontatie. Zoals je voorbereiden op de dood ook niet betekent dat je je eigen sterven of dat van anderen onverschillig zou moet laten. Je moet leren omgaan met de pijnlijke kanten van je eigen eindigheid en beperktheid.
Toen we trouwden, woonden we al samen. Aan wat hierdoor ontstaan is en wat ons hierin gegeven wordt, vertrouwen we ons toe, zeiden we toen we trouwden. Op hoop van zegen, letterlijk. Ik bedacht dat ik eigenlijk nu wel, ruim vijfentwintig jaar later, die huwelijkse voorwaarden zou willen herroepen, ook al stellen ze feitelijk niets meer voor. Juist daarom.