Het wordt Erik Borgman steeds duidelijker: onze tijd vraagt om een nieuw profetisch optreden: "Wij moeten opnieuw leren horen wat er van ons gevraagd wordt en daarvoor moeten wij tal van vormen van verdoving en verblinding zien te doorbeken. Ik beschouw dit als een taak van de kerk en de theologie. Ik neem mij met enige nadrukkelijkheid voor mij de komende periode toe te wijden aan deze taak."
Door Erik Borgman
Er komt een nieuwe encycliek. Paus Franciscus zal de officiële tekst volgens planning ondertekenen op 3 oktober, aan de vooravond van de feestdag van de heilige waarnaar Jorge Mario Bergoglio zich na zijn keuze tot paus heeft genoemd: Franciscus van Assisi.
Uitsluiting aanklagen
Naar verluid zal de titel zijn Fratelli tutti. ‘Allemaal broeders’ en deze titel is al flink bekritiseerd. Immers, als de bedoeling is de waardigheid van alles en allen te benadrukken, dan is het niet handig om een aanduiding te gebruiken die de helft van de mensheid uitsluit. Nog wel als navolger van een heilige die de schepselen nadrukkelijk afwisselend als ‘broeder’ en ‘zuster’ aansprak: broeder zon en zuster maan, broeder wind en zuster water, enzovoort.
De apostel Paulus richt zich met ‘broeders’ ook tot de zusters in het geloof. Maar als we in de liturgie een deel uit Paulus’ brieven voorlezen, veranderen we dat al sinds 1969 in ‘broeders en zusters’. Nogmaals, het is nogal ongelukkig dat een rondschrijven dat elk spoor van uitsluiting wil aanklagen, deze gevoeligheid lijkt te missen.
Contemplatie
Dat het uitsluiten van de uitsluiting de inzet is van de nieuwe encycliek, dat weten we omdat de paus sinds begin augustus de strekking ervan stukje bij beetje onthult. In de korte toespraakjes die hij houdt bij de audiënties op woensdag, gaat het sinds 5 augustus over het helen van de breuken die door de Covid-19 pandemie vergroot en verdiept zijn. Hierbij staan verbondenheid en oog voor de zwakkeren centraal.
Afgelopen woensdag benadrukte de paus is dat verband de noodzaak tot contemplatie. Contemplatie is het tegenovergestelde van wat wij als moderne mensen meestal doen: de dingen en de planten, de dieren en de mensen een functie geven in een geheel dat wij bedenken en vormgeven. Contemplatie is het zien van de dingen zoals ze in zichzelf en in Gods ogen van waarde en betekenis zijn. De paus verwijst hierbij naar Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïetenorde waartoe de paus behoort. Ignatius schrijft in zijn Geestelijke oefeningen:
Zien hoe God woont in de schepselen: in de elementen door ze het bestaan te geven, in de planten door ze te doen groeien, in de dieren door ze te doen voelen, in de mensen door hun verstand te geven.
De paus interpreteert dit als het ontdekken van de aanwezigheid van God in zijn schepselen. En dit impliceert de opdracht om, in Gods spoor, de schepselen met vrijheid en genade te beminnen en ervoor te zorgen. Dan zetten we niet onszelf en ons eigen belang centraal, maar zien wij onszelf als hoeders van de schepping en behoeders van onze medeschepselen en zo indirect en via hen ook van onszelf.
Leven van wat komt
Dit idee van contemplatie staat al centraal in het eerste document van deze paus: de apostolische constitutie Evangelii gaudium uit 2013. Ik schreef in het spoor hiervan in 2017 een boek onder de titel Leven van wat komt waarin contemplatie een centrale plaats heeft. We moeten ernaar streven een contemplatieve samenleving te worden en het is zaak tot een contemplatieve politiek te komen.
Dit is vaak geïnterpreteerd als: meer bezinnend en minder actief. Op basis hiervan wezen sommigen recensenten erop dat er toch echt urgente problemen waren die opgelost moesten worden. Maar het ging mij er ook toen al om – nogmaals: in het spoor van paus Franciscus – dat alleen door contemplatie zicht te krijgen valt over wat er gedaan moet en kan worden, en hoe. Hiertoe is het vaak nodig te breken met de gebruikelijke manieren van kijken en handelen en de wereld opnieuw te zien als getuigend van God en sprekend van Gods roeping aan ons. Omdat de gebruikelijke manier van problemen formuleren en reacties daarop vormgeven ons op een doodlopend spoor hebben gebracht.
Dat is wat mij betreft in 2020 nog aanzienlijk duidelijker dan in 2017.
Ramen en deuren dicht
Afgelopen week schreef Rob Wijnberg in de internetkrant De Correspondent dat het een fout is van de journalistiek het presidentschap van Donald Trump in de Verenigde Staten te verslaan alsof Amerika een functionerende democratie zou zijn. Business as usual dus. Amerika is onder Trump een autocratie in wording en de ontwikkeling daarvan moet je heel anders verslaan. Niet alsof de vrije journalistiek er vanzelf een plaats in heeft, bijvoorbeeld. De journalistiek ligt niet alleen concreet onder vuur – Trumps scheldkanonnades aan het adres van de pers zijn inmiddels berucht – en de waarheid wordt niet incidenteel toegedekt – de fameuze alternative facts van de regering Trump –, maar het idee dat goed regeren gebaseerd hoort te zijn op respect voor waarheid en wettelijke procedures ligt onder vuur.
Het respect voor de pers en de persvrijheid is gebaseerd op de erkenning van het belang van feiten en regelingen, en daarmee op de vraag of de feiten wel kloppen en de regelingen wel worden nageleefd. In de huidige situatie moet de pers het belang van deze erkenning militant en op eigen vuist verdedigen en kan er niet vanuit gaan dat dit respect gegeven is. Afgelopen zaterdag signaleerde politiek commentator Marc Chavannes in dezelfde Correspondent aan de hand van de algemene beschouwingen dat terwijl de wereld in brand staat, het Nederlandse parlement de ramen en deuren stevig dichthoudt om zoveel mogelijk de eigen spelletjes te kunnen blijven spelen.
Profetische verbeelding
Ik deel het gevoelen van Wijnberg en Chavannes. Wat zij over de pers en de politiek zeggen, geldt voor tal van maatschappelijke terreinen. Meer dan ooit denk ik met paus Franciscus dat contemplatie de enige weg vooruit wijst. Wij moeten opnieuw leren horen wat er van ons gevraagd wordt en daarvoor moeten wij tal van vormen van verdoving en verblinding zien te doorbeken. Ik beschouw dit als een taak van de kerk en de theologie. Ik neem mij met enige nadrukkelijkheid voor mij de komende periode toe te wijden aan deze taak.
Om te beginnen persoonlijk. Het persoonlijke – hetgeen dus iets anders is dan het individuele! – is altijd weer het begin. Maar vervolgens en van daaruit cultureel en maatschappelijk. Want dat maakt ons tot mensen: dat wij mede vormgegeven worden door en mede vormgeven aan een cultuur die invloed heeft op de samenhang en de onderlinge wisselwerking van de dingen.
Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw bepleit de Amerikaanse exegeet Walter Brueggemann een revitalisering van de profetische verbeelding. Dat wil zeggen: op basis van de levende traditie die getuigt van een bevrijdende God (1) in aanraking met de pijn van de wereld (2) steeds opnieuw een ervaring van actieve hoop geboren laten worden (3), die in een confrontatie tussen generaties en culturen (4) een lange adem geeft om weerstand te bieden aan de dominante denk- en leefvormen (5).
Ik zal al mijn activiteiten toetsen aan de vraag in hoeverre ze hieraan bijdragen.
--------------------------------------
Genoemde literatuur:
Walter Brueggemann, The Prophetic Imagination, 40th Anniversary Edition, Minneapolis: Fortress 2018.
Erik Borgman, Leven van wat komt: Een katholiek uitzicht op de samenleving, Utrecht: Meinema 2017.