Vijf jaar deed de jonge Duitse schrijfster Esther Maria Magnis erover om haar familiegeschiedenis te vertellen waarin verlies centraal staat en God een hoofdrol krijgt toebedeeld. Een uiterst persoonlijk verhaal over iets dat iedere dag opnieuw overal te wereld weer gebeurt. Het uiteenvallen en weer opbouwen van een leefwereld. Een verbluffend boek oordeelt recensent Liesbeth Gijsbers.
Door Liesbeth Gijsbers
Het voelt haast onbetamelijk om een ‘beschouwing’ te wijden aan de roman Mintijteer. Het is te broos, te intiem, dit opmerkelijke debuut van de Duitse Esther Maria Magnis (1980), dat rechtstreeks ontsproten lijkt te zijn aan haar ziel.
Mintijteer verscheen eind vorig jarig in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Van Wijnen. Recensies waren me tot dan toe ontgaan, en ook uit mijn directe omgeving had ik er niemand over gehoord. ‘Mintijteer’? Ik proef dit onbekende maar fraai allitererende woord op de tong, spreek het zachtjes uit en herken er ook zonder begrip wel iets van betekenis in. Het smaakt naar liefde.
Op het omslag staat een grijnzende, ietwat huiveringwekkende clownskop in heftige kleuren. Zijn gemoedstoestand valt moeilijk te duiden. Is hij razend of eerder angstig? Lief of gemeen? Duister als het leven zelf. Daaronder opnieuw dat merkwaardige woord, dit keer met witte kwastletters in een kinderlijk handschrift.
Niets groters
De korte tekst achterop vertelt waar het over zal gaan: over God en geloven en over hoe moeilijk dat laatste is omdat hij het toelaat dat mensen lijden, omdat hij onzichtbaar is en omdat hij zwijgt. Toch ‘weet’ de schrijfster dat er ‘niets groters bestaat in het leven dan dat’.
Zucht. Ik schrik een beetje van dat laatste zinnetje. Als er íets is waar ik slecht tegen kan, dan is het wel ‘weten’ in verband met God. Met enige aarzeling dus sla ik het boek open en begin te lezen om het pas weer dicht te slaan als ik het helemaal uit heb.
Magnis’ debuut blijkt tot mijn verrassing een van die zeldzame boeken die ik niet zozeer lees, als wel ervaar. Ze maken een onuitwisbare indruk op me omdat ze gevoelsmatig zo veel werking hebben: ze verwarren, troosten, ontroeren, verontwaardigen. Ze maken nieuwe vragen wakker, en trekken oude antwoorden in twijfel, ze spitten de boel van binnen om en zetten in beweging. Zo’n boek dus.
Verdrietig meisje
Waarover gaat het? De oorspronkelijke titel lijkt meer te verklappen over de inhoud dan de Nederlandse, al is hij minstens zo intrigerend: Gott braucht dich nicht, Eine bekehrung. In een interview met Reiny Fijter in het Nederlands Dagblad (4 november 2016) licht Magnis het ontstaan van haar boek toe: ‘Rowohlt [een gerenommeerde Duitse literaire uitgeverij, red.] bood me aan het eind van mijn studie een contract aan, omdat ze een essay van me hadden gelezen waarin ik had geschreven waarom ik weer in God was gaan geloven. Dat sprak hen aan vanwege de taal, en omdat het een seculiere uitgeverij is, vertrouwde ik hen. Ze vragen me niet omdat ze een christelijk verhaal van een heel verdrietig meisje nodig hebben, dacht ik.’
Toch is het dat op het eerste gezicht wel. Mintijteer vertelt het verdrietige verhaal van een jong meisje dat zichzelf en haar (zeer kritische maar onmiskenbaar christelijke) geloof volledig verliest als het bestaan zich van zijn allerwreedste kant toont: in de onvoorziene dood van een dierbare.
Magnis is vijftien als ze hoort dat haar vader ongeneeslijk ziek is, en zeventien als hij overlijdt – al haar hartstochtelijke gebeden om genezing, samen met broer en zus, ten spijt. Haar God – die tot dan toe vooral lief was in haar beleving – sterft met vader mee. Zijn dood maakt alles stil en koud.
Dat wij zo intens kunnen lijden onder de dood van onze naasten heeft alles te maken met liefde. ‘Die kant van de dood’, zegt Magnis in hetzelfde interview, ‘kun je alleen beschrijven als je persoonlijk bent. Ik wilde aanvankelijk mijn eigen verhaal en dat van mijn moeder, broer en zus niet vertellen omdat ik dat een slecht uitgangspunt voor een boek vind. Toch kon het niet anders, en daarom duurde het zo lang voordat ik het af had.’
Uniek en tegelijkertijd universeel
Vijf jaar heeft ze ervoor nodig. Daarin vindt ze een taal die Mintijteer ver laat uitstijgen boven het persoonlijke verhaal van een verdrietig christelijk meisje. Dat exemplarische verklaart denk ik het enorme succes van dit debuut, ook onder een seculier publiek: in doorleefd proza beschrijft Magnis een uniek en tegelijkertijd universeel verhaal van rouw en wederopstanding, dat we – gelovig of niet – vanuit ons mens-zijn allemaal zullen herkennen, namelijk hoe de dood van de een – een ouder, een kind, een zus of een broer, een vriend of vriendin – een verwoestende uitwerking kan hebben op het leven van de ander – een ouder, een kind, een zus of een broer, een vriend of vriendin.
Hoe de dood van een dierbare je kan laten struikelen en doen stilvallen in een volstrekt andere werkelijkheid. Waar niets meer over is van alles wat waar leek. Waar alle hoop en vertrouwen, alle leven en toekomst kapot zijn geslagen op de concrete feitelijkheid van die ene dood die je tot wanhoop drijft: ‘Doodstil de hele wereld. Stil en koud. Als wanneer er sneeuw is gevallen. Zonder God. Zonder mijzelf. Roerloos. (…) De dingen in de wereld klinken niet meer. Er is geen harmonie meer, geen logische opeenvolging van tonen waar je wijs uit kunt worden. Dit gebeurt elke dag op deze wereld. In alle landen. Elke dag, steeds opnieuw stort de wereld in elkaar, zonder dat we het horen.’
Mintijteer vertelt het verhaal van zo’n ingestorte wereld. Spijbelend en kettingrokend trekt Magnis zich na de dood van haar vader terug op de puinhopen van haar verloren bestaan. Daar zoekt ze – in de brokstukken – naar Waarheid, naar iets waarmee ze een nieuwe wereld kan bouwen, steviger dan de vorige, want die bleek vals. Zij vindt die pijler uiteindelijk bij God, die ingrijpend anders én precies hetzelfde blijkt te zijn als hoe ze hem als kind heeft ervaren: ‘God is verschrikkelijk. God brult. God zwijgt. God lijkt afwezig. En God heeft lief met een radicaliteit waar je bang van kunt worden.’
Krachtige rouwmetaforen
Ineenstorten en heropbouwen, waar en vals, volstrekt anders en toch hetzelfde … Het zijn krachtige rouwmetaforen waarin ook een niet-gelovige zich kan herkennen. De beweging en richting – een stuwende kracht terug het leven in – voelt immers hetzelfde, wat voor naam je er ook aan geeft. Noem het God. Noem het Liefde. Noem het Mintijteer.
Esther Maria Magnis, Mintijteer, Van Wijnen, 240 blz., € 16,95. Oorspronkelijke titel Gott braucht dich nicht, 2012, Rowohlt Verlag GmbH.