De Remonstrantse broederschap tracht de taal van vandaag te spreken. Het meest vrijzinnige kerkgenootschap van Nederland trok vorig jaar november de aandacht met reclameposters over 'Mijn God...' op NS-stations. Maar de remonstranten lonken te gretig naar de moderne cultuur, vindt René Grotenhuis. De christelijke boodschap is geen comfortabel verhaal dat zich via populaire slogans laat slijten. Die boodschap vraagt namelijk van ons dat wij het lijden van de wereld in de ogen zien.

Door René Grotenhuis

Als ik in mijn woonplaats Utrecht naar het station fiets (en als verstokte OV-gebruiker doe ik dat nogal vaak) kom ik altijd langs het landelijk kantoor van de Remonstrantse broederschap, op de hoek van de Hamburgerstraat en de Nieuwe Gracht. De ramen zijn uitbundig beplakt met de posters van de campagne, die de remonstranten in november starten: ‘Mijn God doet niet aan dogma’s’ , ‘Mijn God dwingt me tot niets’ , ‘Mijn God is een superoptimist’, ‘Mijn God trouwt ook homo’s’.

In november was die campagne nog goed voor de nodige beroering toen de NS weigerde de posters op het station te hangen omdat ze de campagne in strijd vond met haar neutraliteit. Overigens ging de NS uiteindelijk toch overstag.

Ik blijf steeds haken bij dat eerste woordje. Zouden ze bij de remonstranten een Neerlandicus gevraagd hebben naar de aard van dat woordje. In het Nederland heet zoiets een bezittelijk voornaamwoord. Het geeft een bezitsrelatie aan met het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Blijkbaar kun je een bezitsrelatie hebben met God en in diezelfde beweging wordt God een object: iets waar je zeggenschap over hebt. En zo wordt God buiksprekend opgevoerd als degene die net als wij allemaal libertair is en niet zoveel opheeft met de donkere kant van ons bestaan. Zo wordt God de comfortzone van de moderne tijd ingetrokken.

Hoe moet het verder?

Dat kerkgenootschappen naarstig op zoek zijn naar de vraag hoe ze nog kunnen aanspreken en hoe ze hun boodschap in de wereld van vandaag kunnen laten horen, is alom zichtbaar. De Protestantse Kerk in Nederland wendde zicht onlangs met een vragenlijst tot haar twee miljoen leden. Kernvraag: hoe moet het verder?

De remonstranten proberen aan te haken bij de cultuur van vandaag en nemen ook het taalgebruik daarvan over. Ze sluiten zich aan bij een cultuur waarin hebben belangrijker is dan zijn, waarin we naar de wereld om ons heen kijken als objecten en niet als subjecten en waarin de primaire relatie met de wereld om ons heen een bezitsrelatie is. Aan die taal van de moderniteit worden de al even moderne thema’s gekoppeld (homohuwelijk, anti-dogmatisme, vrijheid) tot een moderne campagne rond geloof en religie.

Naar ons beeld en gelijkenis

De campagne bevestigt het beeld dat God toch vooral onze eigen creatie is, geschapen naar ons beeld en gelijkenis, dat iedereen zijn eigen God heeft en dat je elkaar daar vooral niet mee moet lastig vallen. Zijn mysterie verdwijnt in maakbaarheid en kneedbaarheid. Weg is elke gedachte dat God oproept tot bekering en dat we uitgedaagd worden om weg te trekken bij de vleespotten van Egypte vandaan.

Evangelie van het kruis

Er is geen toekomst voor de kerken en het christelijk geloof als ze niet bereid zijn zichzelf te zien als een tegencultuur. In de comfortzone van de moderne tijd waarin een libertair individualisme en een neo-liberale economie domineren, heeft het evangelie niet veel te zoeken. Tegenover een cultuur waarin de rafelranden van het bestaan (Benno L., de vluchtelingen in de Middellandse Zee) worden gemarginaliseerd of nog slechts worden gezien als bestuurlijke problemen waarvoor we financiële of juridische oplossingen moeten vinden, is het evangelie van het kruis noodzakelijkerwijs het verhaal van een tegencultuur.

De idiote boodschap van een God die zich aan het kruis laat slaan, is het grote ‘omdenkverhaal’ van onze geschiedenis. Dat verhaal zet verhoudingen op zijn kop, trekt de marge naar het centrum en stelt de vraag centraal naar de betekenis van lijden, dood en kwaad. Het evangelie van het kruis verkondigt dat verlossing en bevrijding alleen gebeuren als we het leed in de ogen durven zien en er doorheen gaan.

Dat is een dwarse boodschap die voorlopig even niet populair is. Het zij zo. De moderniteit zit niet te wachten op een kerkelijk of godsdienstig goedkeuringsstempel van de Remonstrantse broederschap of van welk kerkgenootschap ook.

 

Zien ook: Remonstranten werven vrienden met ‘Mijn God’

 

René Grotenhuis »Lees ook andere artikelen van René Grotenhuis

 

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.