Was het neerhalen van de MH17, vorige week precies een jaar geleden, nu een ramp of een misdrijf? Of misschien zelfs wel een oorlogsmisdaad? In de media overheerst de ‘taal van de ramp’ met de daarbij behorende aandacht voor rouw, troost, lijden en verdriet. Buitengewoon waardevol, zegt hoogleraar geestelijke verzorging bij de krijgsmacht Fred van Iersel, maar hij mist ook iets. Door de aanslag te therapeutiseren wordt hij van een aantal morele en politieke kernvragen ontdaan. Wat zegt dat over de ethische cultuur in ons land?

Door Fred van Iersel 

Laat ik vooropstellen: onderstaande ethische overweging komt geenszins voort uit politieke kritiek op het regeringsbeleid inzake de MH17. Ik deel de bewondering voor het optreden van premier Rutte en minister Timmermans in deze crisis. In dit artikel probeer ik slechts de ethische logica te reconstrueren van wat ik in openbare media waarneem.

Ethiek en neorealisme

Ik houd hierbij rekening met het neorealistisch perspectief op internationale betrekkingen, dat wil zeggen met het perspectief dat veiligheid vooropstelt en dat bij diverse actoren in internationale betrekkingen noch morele motieven aanwezig vooronderstelt, noch ervan uitgaat dat men deze zou behoren in te brengen. Veiligheidsbeleid is volgens dit neorealisme amoreel. Het neorealisme houdt er zo ook rekening mee dat men in een oorlog kan belanden die men niet zelf begint. Het is een stroming in de leer van internationale betrekkingen die veelvuldig praktisch wordt toegepast in de internationale politiek en diplomatie, en eveneens bij defensiepolitieke vraagstukken. Uiteraard is het neorealisme kritisch over nut en noodzaak van politieke ethiek – dat is juist een reden om er vanuit de ethiek goed naar te kijken.

Alleen door dit neorealisme in een ethische analyse op te nemen, kan de functie van de kernwaarden van internationale veiligheid, rechtvaardigheid en humanitaire zorg als ethisch afwegingsprobleem worden gereconstrueerd. Dat is wat ik in deze bijdrage doe; om vandaaruit kritisch te kijken naar de beeldvorming rond de MH17 in Nederlandse media. Wordt het discours over het neerhalen van vlucht MH17 niet te eenzijdig getherapeutiseerd, en van zowel de morele als politieke kernvragen ontdaan? En belemmert nu juist dit niet de zingeving?

De taal van de ‘ramp’

In de berichtgeving over het neerhalen van vlucht MH17 valt op dat media steeds spreken van een ‘ramp’. Deels is dit terecht. Want voor de slachtoffers en directe nabestaanden is het natuurlijk (humanitair) een ramp in hun persoonlijk leven.

Een ramp is een gebeurtenis die zich naar haar oorzaak onttrekt aan het initiatief van degenen die de gevolgen ervan ondergaan, met een vaak sterke negatieve impact op gezondheid, welzijn en leven. De gevolgen hebben voorts een overwegend negatieve impact op de zelfcontrole, zelfredzaamheid, zelfverwerkelijking, zelfontplooiing en eigenwaarde, alsmede op het vermogen tot sociale binding en tot zingeving.

In de berichtgeving over de herdenking focust veel berichtgeving op de vraag wie de slachtoffers waren en op de rouwverwerking van de nabestaanden. Er komen trauma-deskundigen aan het woord die uitleggen wat een trauma is, hoe mensen ermee om kunnen gaan en hoe het mogelijk kan helen. Bij deze berichtgeving gaat het om één ding: nabijheid aan de lezer en kijker. Emotionele nabijheid is in de journalistiek een recept voor aandacht van lezers, luisteraars en kijkers. Nederlanders leefden mee met de slachtoffers en nabestaanden, en leken de aanslag en de gevolgen te beleven alsof deze henzelf betroffen. In publieke rouw laten mensen weliswaar een altruïstische attitude zien, maar zeker niet in mindere mate worden de slachtoffers en nabestaanden tot een element in ‘het verlengde zelf’ van de medeburgers die langs de weg stonden te applaudisseren.

Publieke rouw

De journalistiek sluit met de berichtgeving hierover en over dergelijke fenomenen rond de MH17 aan bij de publieke rouwverwerking na deze aanslag. In de publieke sfeer zag men voornamelijk rouw zonder woede en zonder politieke discussie over hoe ons land in politieke zin op deze agressie had kunnen en wellicht moeten reageren. Afgelopen weekend stond er wel een reconstructie in het Algemeen Dagblad waarin vermeld wordt dat premier Rutte direct na de aanslag wel degelijk gewapend optreden in verschillende vormen heeft overwogen. Voor de beleving van de democratie en de rechtsstaat zou het nuttig zijn hiervan meer te weten. Hoewel het begrijpelijk is dat defensiepolitieke overwegingen niet meteen publiek worden gemaakt, is één ding duidelijk: een aanslag op honderden burgers roept de vraag op wat de regering heeft gedaan en nu doet om burgers te beschermen – de veiligheid is immers in het geding gebleken.

Militaire opties: wie is de vijand?

Een militaire reactie op de aanslag lag van meet af aan uiteraard gecompliceerd. Want enerzijds was er het humanitaire belang van het bewaken van de stoffelijke resten en persoonlijke bezittingen, en het beschermen van de mogelijkheden tot reconstructie op de site zelf, nodig voor zowel humanitaire zorg als voor rechtspraak. Maar als het een oorlogshandeling betrof, en als Nederland zich als getroffen door een oorlogsmisdaad mocht beschouwen, dan was behalve de humanitaire zorg ook de noodzaak van zelfverdediging en ook het recht op represaille in het geding. Maar wie zelfverdediging en represaille noemt, ziet aan de horizon lastige vragen opdoemen.

Allereerst: represailles tegen wie? Immers: is de dader wel eenduidig te identificeren? En nog meer bij verdediging: tegen wie moet men zich verdedigen – is de tegenstander wel objectief duidelijk? Het leek weliswaar helder dat de pro-Russische rebellen deze actie op hun geweten hadden; maar wie zegt dat het niet juist Oekraïne was dat probeerde de NAVO in de oorlog te betrekken? Het zou immers niet de eerste keer in de militaire geschiedenis zijn geweest dat een aanslag wordt geënsceneerd om betrokkenheid van een interventiemacht in een conflict uit te lokken. Kortom: helderheid over de daders was nodig – ze was echter tevens vrijwel onmogelijk, en zeker op korte termijn. Dat blokkeerde op zichzelf al de optie op snelle represailles en zelfverdediging.

Escalatie-risico

Het perspectief van represailles en zelfverdediging roept verder de vraag op of het risico van conflict-escalatie acceptabel is. Want bij landsverdediging treedt artikel 5 van het NAVO-verdrag in werking, en is het bondgenootschap potentieel in oorlog. Er is echter, in mijn visie, maar één land dat belang bij betrokkenheid van de NAVO had – en dat was Oekraïne. De rebellen hadden geen motief om een burgervliegtuig uit de lucht te schieten; zijn zij verantwoordelijk, dan is – in mijn beeld van de situatie van Oekraïne - de kans vrij groot dat het een vergissing betrof die om politieke reden niet wordt toegegeven. Maar de oorlog zou tussen Rusland en de NAVO zijn geweest, en dus het karakter hebben van een wereldoorlog. Had men dat risico ervoor over?

Prudentie

Tegen deze achtergronden is het begrijpelijk dat de Nederlandse regering niet meteen gewapenderwijs ingreep. Want als het neerhalen van vlucht MH17 een oorlogsmisdrijf was, dan zou ons land weliswaar in beginsel recht op zelfverdediging en op represaille hebben, maar gezien de geopolitieke impact en het risico van escalatie tot een wereldoorlog, kan het bijna niet anders of over deze scenario’s is met bondgenoten overlegd of dit wel prudent is – en prudentie is een morele deugd. Blijkbaar is de conclusie getrokken dat de NAVO zich door geen enkele partij in het Oekraïense conflict de oorlog in wil laten trekken – al was het maar omdat er geen verdragsrechtelijke verplichting tot verdediging van Oekraïne bestaat bij de NAVO.

Ethische paradox

Het is goed te begrijpen dat deze scenario’s niet in de media zijn uitgedragen door het crisisteam of het kabinet. Niets is immers zo moeilijk publiek te verantwoorden als veiligheidsbeleid. Mogelijke tegenstanders luisteren immers mee; elke uitspraak in een escalerend conflict kan declaratoire politiek zijn en wantrouwen bij tegenstanders voeden. En in eigen land moet de publieke opinie vooral niet paniekeren over de mogelijkheid in oorlog te zijn geraakt. Zo bezien is het vanuit de politieke ethiek gezien heel goed te begrijpen dat de verantwoording aan de Tweede Kamer in belangrijke mate achter de schermen plaatsvond – dat mag men althans redelijkerwijs aannemen. Zoals ik in 1993 in mijn dissertatie reeds betoogde, berust democratisering van defensiepolitiek op een ethische paradox: haar transparantie gaat ten koste van de effectiviteit, en dus is ze erbij gebaat achter de schermen plaats te vinden – in democratische (Tweede Kamer-)commissies met zwijgplicht. In dit perspectief is het politieke spreken over een ramp te begrijpen als de-escalerend.

Tribunaal

De politieke optie die na de aanslag wel zichtbaar en transparant kan zijn, betreft het alternatief voor militaire zelfverdediging en represailles, namelijk internationale berechting in een tribunaal. Dit is een alternatief dat goed past bij de Nederlandse traditie op het gebied van inzet voor de internationale rechtsorde sedert Hugo de Groot en de Nederlandse politieke cultuur. Het ligt dan ook voor de hand dat het Nederlandse kabinet hiervoor steun heeft geworven bij de NAVO-bondgenoten. Sommige bondgenoten hebben ons land misschien wel willen weerhouden van militaire actie en waren bereid hiervoor de steun te betuigen aan een VN tribunaal. En dit ondanks, of juist omdat, ze op voorhand wisten dat de politieke kans dat dit er komt zeer gering is. Maar ook al is dit tribunaal niet haalbaar – bijvoorbeeld door Ruslands veto in de VN-Veiligheidsraad – de inzet ervoor biedt wel de kans om het neerhalen van de MH17 ondubbelzinnig als misdrijf te kwalificeren, en om dit zodanig te doen dat men de mogelijke woede van de bevolking hierover kan kanaliseren. Als een tribunaal er eenmaal komt, kan het ook onderzoek doen naar de schuldvraag. De uiteindelijke voorkeur voor deze optie – al dan niet onder druk van bondgenoten tot stand gekomen – kan, als het tribunaal er komt, effectief blijken.

Bij het VN tribunaal gaat het om een geïntendeerde uitoefening van op wilsbesluiten gebaseerde, en macht dan wel invloed veronderstellend, institutioneel handelen. Het is dus een politieke en juridische praxis: een manier van handelen waarbij het ‘algemeen welzijn’ het overstijgende doel is. Ethisch gezien ligt dit voor de hand. Alle militair handelen is immers allereerst politiek met andere middelen. En het recht is een sleutelelement in de balans van machten in een democratische rechtsorde.

Rampendiscours

So far, so good. In de binnenlandse media zou men tegen deze achtergrond verwachten dat de aandacht voor de internationale rechtsorde zou opleven en dat dit te zien is aan het taalgebruik rond het neerhalen van de MH17. Niettemin is de benadering van het neerhalen van de MH17 als ramp dominant in de berichtgeving. De taal van de ramp – het rampendiscours – roept een wereld op van slachtoffers en survivors onder de nabestaanden, van rouw en troost, van trauma en zinherstel. De rouw moet geuit worden, het verdriet ‘mag er zijn’, en het lijden niet alleen van de nabestaanden maar van alle toeschouwers moet ‘een plekje krijgen’, en ook de herinneringen mogen, ja moeten gedeeld worden, mits op een wijze die trauma’s niet activeert. Het is de taal van de ontroerende piëteit voor de doden en de zachte zorg voor de nabestaanden buiten en binnen Defensie: buitengewoon waardevol.

Een gemeenschappelijk kenmerk van al deze in media zichtbare aandacht voor nabestaanden van de aanslag is, dat ze het perspectief van het lijden als lot hanteren. Wijsheid bestaat er in deze logica in dat men zich, in confrontatie met het lot richt op ‘coping’, op verwerking. In één woord: de aandacht voor het neerhalen van het vliegtuig wordt in de media getherapeutiseerd. Een medisch, psychologisch en psychiatrisch perspectief – dat van ziekte en gezondheid – domineert in de media het discours over de aanslag. En dit dus niet alleen in het perspectief van daartoe opgeleide beroepsgroepen, maar ook in de media. De daarmee verbonden waarde is compassie in de zin van zorg, mededogen, barmhartigheid. Dit schijnt mij zeer waardevol, mits in een juiste context, bij mensen die het nodig hebben, en op de juiste tijd en plaats.

Compassie of gerechtigheid?

Maar wat gebeurt er met het rampendiscours als men stelt: het neerhalen van vlucht MH17 was geen ramp maar een misdrijf, meer in het bijzonder: een misdaad tegen de menselijkheid? In termen van rouwverwerkingstheorie betekent dit ruimte voor woede, in sociaal-ethische termen betekent dit ruimte voor gerechtigheid naast mededogen. In termen van een sociale praxis zou men dan protestmarsen verwachten bij de Russische en Oekraïense ambassades. Men verwacht dan mensen die zich uit woede over onrecht inzetten voor een tribunaal – of een politieke discussie beginnen over militaire opties.

De vraagstelling van dit artikel - Wordt het discours over het neerhalen van de MH17 in de media niet te eenzijdig getherapeutiseerd en zowel van de morele als politieke kernvragen ontdaan? En belemmert nu juist dit niet de zingeving? - is niet retorisch bedoeld. Hanteert men niet een primair therapeutisch perspectief, dan ziet ook het antwoord op de vraag ‘waarom’ er anders uit. Het is dan niet langer een kwestie van persoonlijke zingeving alleen hoe men die beantwoordt, maar ook van betekenis binnen een publieke praxis. De vraag waarom het leed mij treft, wordt een vraag om welke motieven mensen zo’n aanslag plegen - en die waarom-vraag kleurt ook de zingeving.

Waarheid en gerechtigheid

Nederland heeft dan wel met Den Haag de hoofdstad van het internationaal recht in huis. Maar dat betekent nog niet dat Nederlandse burgers er ook van overtuigd zijn dat de waarheid boven tafel komt en moet komen, laat staan dat gerechtigheid op basis van waarheid kan en moet geschieden. Wat ik mis bij de Nederlandse bevolking – althans op basis van berichtgeving in de media over MH17 en publieke reacties daarop – is de passie voor gerechtigheid. Misschien ontluikt die nog of wordt die zichtbaar als de Nederlandse regering inzake het tribunaal een ‘njet’ te horen krijgt van de Russen. Hoewel emoties nooit het gelijk bewijzen - ook woede niet - kan noch de politiek noch het internationaal recht zonder de passie voor een gerechtigheid en internationale veiligheid die de compassie veruit overstijgt. Zo komen misschien alsnog vier morele waarden in de publieke ruimte  in een meer vitale balans te staan: compassievolle zorg, de passie voor gerechtigheid en de inzet voor zowel internationale veiligheid als collectieve verdediging.

Relativisme en subjectivisme

Het is natuurlijk mogelijk dat deze passie voor gerechtigheid nog sluimert op de bodem van de ziel van de Nederlandse burger. Maar erger zou het zijn als deze een politiek gemotiveerd misdrijf als deze aanslag enkel als subjectief lot en tragedie aanvaardt en verwerkt, louter omdat zij een objectieve betekenis van morele waarheid, schuld en gerechtigheid niet mogelijk acht en alleen aandacht heeft voor het perspectief van ziekte en gezondheid.

En zo, tenslotte, kom ik uit bij mijn diepste vrees. Ter inleiding hierop het volgende. Veel Nederlanders leven met een spontaan en betrekkelijk naïef ethisch relativisme: alle culturen, vormen van moraal en identiteiten zijn gelijkwaardig en bovendien is waarheid subjectief. Ik vrees dat deze mentaliteit het vermogen heeft aangetast om morele waarheid te eisen en juridische gerechtigheid af te dwingen en om tragiek om te buigen naar een ethiek op basis van krachtige overtuigingen. Het is precies die ethiek op basis van krachtige overtuigingen die een vasthoudende politieke en militaire praktijk voor gerechtigheid en internationale veiligheid zou kunnen schragen en juist zo de juiste betekenis geven aan wat geen lot is, maar een daad.

Zingeving

Het benoemen van het neerhalen van vlucht MH17 als misdrijf, is een kwestie van zingeving; een zingeving waarin het kwaad geïdentificeerd en bestreden kan en moet worden – eens te meer als dit kwaad in dit geval in politiek-ethische zin gesteund wordt door een mogendheid - de Russische - die op haar beurt juist alles behalve ethisch relativistisch is. Maar om dit te doorzien moeten ethisch relativisten eerst begrijpen dat hun relativisme eigenlijk een onbegrepen morele prioritering van vrijheid is.

 

Prof. dr. Fred van Iersel is bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aan Tilburg School of Catholic Theology.

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.