“Ja, ook u zou moorden en martelen als de omstandigheden daar naar waren.” Met verwijzing naar het beroemde Milgram-experiment wordt ons met enige regelmaat voorgehouden dat beschaving niet meer is dan een dun laagje vernis. Maar is dat zo? Ralf Bodelier tekent protest aan en ontmaskert een van de grootste mythes van het nihilistische geloof.

Door Ralf Bodelier

Dertig jaar geleden hoorde ik voor het eerst van het Milgram-experiment. Stanley Milgram was de Amerikaanse wetenschapper die in 1963 vrijwilligers vroeg om als proefpersoon deel te nemen aan een experimenteel onderzoek. In het laboratorium van de universiteit van Yale verzochten autoriteiten in witte jassen deze proefpersonen om stroomstoten toe te dienen aan een ander proefpersoon die ze wel konden horen maar niet konden zien.

Aanvankelijk waren dat milde schokken van 45 volt. Allengs moesten de proefpersonen die echter opvoeren tot een dodelijke 450 volt. Terwijl dat gebeurde, kreunde, steunde en schreeuwde het onzichtbare slachtoffer. Tot zijn jammeren bij 450 volt verstomde. Tijdens het opschroeven van de stroomstoten moedigden autoriteiten in witte jassen de proefpersonen aan om door te gaan. “Gaat u maar verder”, “Het is noodzakelijk voor het experiment dat u doorgaat.” “U hebt geen keuze, u moet doorgaan.” In werkelijkheid stond er geen stroom op de apparatuur en was het slachtoffer een acteur die veinsde dat hij werd gemarteld. Maar dat wisten de proefpersonen niet. Het resultaat: álle proefpersonen begonnen met het geven van stroomstoten. Bij 135 volt stelden de eersten kritische vragen, maar pas bij een uiterst pijnlijke 300 volt begonnen sommigen te weigeren om verder te gaan. Toch hield maar liefst 65 procent het vol tot de dodelijke 450 volt. Zij bleken dus bereid om een onbekend iemand te elektrocuteren, louter en alleen omdat een autoritaire witte jas dat van hen vroeg.

Zichtbaar genoegen

Dertig jaar geleden was het een docent die ons over het Milgram-experiment vertelde. En dat deed hij met zichtbaar genoegen. Niet omdat hij vond dat onschuldige mensen gemarteld moesten worden, maar omdat het experiment blootlegde wat hij allang dacht te weten: onze beschaving, onze vredelievendheid, is een dun laagje vernis waaronder een oceaan van kruiperigheid, gezagsgetrouwheid, wreedheid en sadisme schuilgaat. “Waarschijnlijk”, zei de docent, “had ook ík de bevelen van Milgram opgevolgd. We zullen Auschwitz of Pol Pot nooit begrijpen wanneer we niet bereid zijn om de wreedheid in onszelf te onderkennen.”

We knikten en beleden onze schuld. Mea Culpa. Had Dostojevski ons al niet geleerd dat “Ieder van ons schuldig is voor allen en voor alles, en ik meer dan de anderen”?

Toch twijfelde ik. De docent was een milde, zachtaardige man. Ik zou er mijn hand voor in het vuur kunnen steken dat hij, net híj, nooit iemand zou kwellen. Feitelijk gold dat ook voor de meeste van mijn studiegenoten. En ik zelf? Ook ik onderzocht de wreedheid onder mijn beschaafde vernis, maar kon me met de beste wil van de wereld niet voorstellen dat ik die arme man stroomstoten zou hebben toegediend.

Maar het Milgram-experiment was wetenschap. En wetenschap was waarheid. Dus accepteerden we met zijn allen dat we bereid waren om een volstrekt onschuldige man stroomstoten van 300 volt of meer door het lijf te jagen. Wannéér Milgram al gelijk had in zijn conclusie dat we blind geneigd zijn om autoriteiten te volgen, dan was het wel in onze blinde acceptatie van de inzichten die de autoriteit Milgram ons voorschotelde.

Empathie

Ik moest weer aan Milgram denken tijdens het lezen van Tijd van Empathie. Wat de natuur ons leert over een betere samenleving (2009) van de Amerikaans-Nederlandse psycholoog Frans de Waal. Zijn boek is één grote weerlegging van Milgrams ‘vernis-theorie’. Onze beschaving is veel steviger dan een dun laagje vernis. Zij wordt gedragen door ons vermogen om ons in elkaar in te leven. Deze empathie leidt doorgaans tot betrokkenheid. Want wie in staat is om zich in iemand in te leven, voelt meestal ook de behoefte om hem of haar te respecteren en bij te staan.

Zo schrijft De Waal dat zelfs in extreme oorlogssituaties de overgrote meerderheid van de militairen nooit iemand doodt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schoot maar één op de vijf Amerikaanse militairen daadwerkelijk op hun tegenstanders. Slechts een à twee procent van alle militairen blijkt werkelijk moordzuchtig. Zij zijn verantwoordelijk voor meer dan vijftig procent van alle doden. En die twee procent zijn dan, zo vermoedt De Waal, figuren met een psychopathische aandoening. Normale mensen voelen mee met hun medemensen en willen hen niet pijnigen, martelen, laat staan vermoorden.

Vreemd genoeg noemt De Waal Milgram wel, maar weerlegt hij hem niet. En dat is een gemiste kans. Want met Milgram kun je ook een hele andere kant op. Dat laten vervolgonderzoeken uit 1965 zien waarin Milgram kleine veranderingen heeft aangebracht. In een van die vervolgonderzoeken vervangt hij twee proefpersonen door acteurs die expliciet weigeren om stroomstoten toe te dienen. Vervolgens is nog maar tien procent geneigd om de onzichtbare man te martelen. Degenen die wreedheid op autoritaire wijze aanmoedigen, hebben dus veel minder invloed dan zij die wreedheid op morele gronden afwijzen.

Spel

Net als Frans de Waal, laat ook de socioloog Abram de Swaan weinig heel van Milgrams vernis-theorie. Maar anders dan De Waal, gaat De Swaan in zijn laatste boek Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun daders (2014) de strijd met het beroemde onderzoek wél aan. De Swaan stelt daarbij een vraag die zo voor de hand ligt, dat althans ik er altijd aan voorbij keek: geloofden de proefpersonen van Milgram zélf wel dat het experiment ‘echt’ was, dat zij daadwerkelijk bezig waren om iemand te elektrocuteren?

Eigenlijk is dat moeilijk voorstelbaar. Het waren vrijwilligers met normale vermogens. Ze wisten dus dat zij zélf de elektrische stoel riskeerden wanneer zij iemand met 450 volt om het leven zouden brengen. Bovendien deden ze hun proeven onder begeleiding van keurige hoogleraren in het laboratorium van het al even keurige Yale, waar nog nooit iemand was gemarteld, laat staan vermoord. Ook kregen de proefpersonen vooraf aan het experiment te horen dat er “geen sprake is van blijvende weefselschade”. Waarschijnlijk, zo constateert De Swaan, begrepen de proefpersonen maar al te goed dat zij meededen aan een spel. Dat hele Milgram-onderzoek zegt dus maar bar weinig over de werkelijkheid waarin mensen over kunnen gaan tot wreed gedrag.

De Swaan maakt hier een interessant punt. Maar wat mij betreft had hij nog één stap verder moeten gaan. Ík vermoed dat de Yale vrijwilligers in 1963, net als wij in 1983, zo doordrongen waren van de vernis-theorie, dat ze hem maar al te graag wilden bewijzen.

Zondaars

Zoals wij ons, in navolging van onze goedmoedige docent, op één lijn stelden met de moordenaars in Auschwitz, durfden ook de vrijwilligers aan Yale zich daar niet boven te verheffen. Wanneer iets respect afdwingt, dan is het wel de oude intellectuele consensus dat wij allemaal zondaars zijn.

Confiteor! Ook ik beken. Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Dwars tegen mijn morele intuïtie in, beken ik dat ik een zondaar ben. En ik ben bereid om dat ook te laten zien door deelname aan de elektrocutie van een onschuldig man.

Althans binnen de kaders van een wetenschappelijk spel.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.