Eind april was Erik Borgman in Irak (zie eerdere column). Hij nam vooral beelden en verhalen mee terug, dacht hij, en een versterkt gevoel dat wij in Nederland veel te weinig over het Midden-Oosten weten. Maar hij bleek na enige tijd ook fysiek de sporen van de reis bij zich te dragen. "Kan een lastig ongemak een symbool van solidariteit worden?", vraagt hij zich nu af.
Door Erik Borgman
Het was niets bijzonders. Terwijl degene met wie ik in Irak de kamer deelde al sliep, kleedde ik mij uit om naar bed te gaan. Bij het uittrekken van mijn broek viel ik half om en schaafde langs de rand van mijn bed. Het deed flink zeer, maar ik wist mij te beheersen omdat ik mijn kamergenoot niet wakker wilde maken. Een schaafwond die een klein beetje gebloed had, maar niets bijzonders, zag ik de volgende dag. Eenmaal thuis wilde de wond echter maar niet genezen. Het werd een ontsteking, zo pijnlijk dat ik er ’s nachts wakker van werd.
Toen ik naar Irak vertrok, waren de achterblijvers bang dat het niet veilig zou zijn. Zij waren bang dat ik gewond of gedood zou worden door de oorlog, maar ik kwam in het jaar dat ik zestig werd terug met wat zo prozaïsch een ‘open been’ heet. Want twee maanden verder is de wond nog altijd niet dicht.
Onrein
Dat mijn lichaam op deze manier opspeelt, is een nieuwe ervaring. Ik was de afgelopen vijfentwintig jaar nooit bij de dokter geweest en verwondingen genezen altijd snel en gemakkelijk. Ik voel mij bovendien ongemakkelijk met deze verwonding, die er naar uitziet en als het verband eraf gaat niet bepaald aangenaam ruikt. Ik associeer een open been ook met oud en om het helemaal dramatisch te maken, mijn grootmoeder is niet aan, maar wel mede vanwege een open been gestorven, dus als de wond een beetje steekt, fluistert het in mij: dood! Tegen beter weten in, maar ik krijg het niet stil.
Het is allemaal niet echt dramatisch, eigenlijk. Toch gingen mijn gedachten met me aan de haal. Als mijn been zeer deed als ik ’s morgens opstond en me een beetje hinkend naar de wc bewoog, dacht ik aan Jacob die na zijn gevecht met de engel bij de Jabbok mank liep (Genesis 32,22-33). Ik had in Irak niet zozeer het gevoel dat ik een hele nacht ‘met God en met mensen’ had gestreden ‘en had overwonnen' (vers 29), maar iets van in het duister worstelen, om de betekenis van wat ik meemaakte te achterhalen, was het wel geweest. Dat ik daar niet helemaal ongeschonden uitgekomen ben, heeft iets passends.
Toen mijn ervaringen met een arts niet al te positief waren, dacht ik even aan de vrouw uit het evangelie die aan bloedvloeiingen leed. ‘Zij had veel te verduren gehad van een hele reeks dokters…, maar zonder er baat bij te vinden’ (Marcus 5,26 par.). Ik gaf mijzelf op mijn kop dat ik mijn situatie zo wel heel erg dramatiseerde en mij veel te gemakkelijk op een lijn plaatste met mensen die chronisch last hebben. Maar de geheime sleutel voor de associatie is waarschijnlijk de ervaring van onreinheid en ook die ervaring heeft iets passends, vind ik. Want de angst voor mensen simpelweg omdat zij uit Irak afkomstig zijn – met een stempel van Irak in mijn paspoort mag ik de Verenigde Staten niet zomaar in – lijkt sterk op het gevoel dat een wond je onrein maakt.
Solidair
Ik dacht ook aan al die gewonden en beschadigden die ik in mijn leven was tegengekomen en met wie ik soms langere tijd had opgetrokken, maar bij wie ik steeds nogal luchtig gedaan en gedacht had over hun kwaal. Ik schaamde mij over mijn gebrek aan compassie van toen en over de golf van zelfmedelijden die mij nu overspoelde.
Over de dominicaanse mystica Catharina van Siena is het verhaal dat zij ooit, nadat zij een zieke met etterende wonden had verbonden en afkeer van zijn lichaam voelde, zij de schaal met wondvocht leegdronk. Ik heb dit onkiese – zeg maar gerust: smerige – verhaal altijd gelezen als een voorbeeld van grote solidariteit en een getuigenis van een bijna bovenmenselijk gevoel voor de menselijke waardigheid, juist ook als mensen in een toestand verkeren die bij uitstek onwaardig lijkt.
Leren
Misschien kan ik daar iets van leren, allereerst met betrekking tot mijn eigen waardigheid – dat die echt niet gebonden is aan mijn werk- en denkvermogen – en zo ook met betrekking tot die van anderen. Want hoe goed ik ook weet dat ik het niet zou behoren te voelen, op talloze momenten voel ik ongeduld over mensen die in mijn ogen langzaam zijn, irritatie over mensen die in mijn ogen niet zo slim of niet zo handig zijn, afkeer van mensen die eerder de moeite dan het gemak vergroten.
Begrijp mij niet verkeerd. Ik zou het liefst hebben dat mijn wond vandaag nog genezen was en ik geloof niet dat ik hem heb omdat mij iets duidelijk gemaakt moest worden. God deelt geen strafwerk uit en het universum stuurt ons niet de vakantie in ‘met een taak’, zoals je vroeger op school kon gebeuren. Maar in alles wat we meemaken zit op de een of andere manier ook Gods goedheid verborgen en ook een beschadigd leven kan een goed leven zijn, heb ik vaker geschreven. Misschien kan ik iets scherper gaan zien wat dit betekent.
Al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat het nog niet erg opschiet.
Beste Erik,
Een goede praktijkverpleegkundige met als specialiteit 'wondverzorging', kan een goed alternatief zijn voor de dokter. In Lichtenvoorde hebben we er zo één. Die krijgt elke wond dicht en genezen al duurt het soms even. Sterkte en bedankt voor je column!