De vastentijd (veertigdagentijd of lijdenstijd) zit er - in de traditionele zin van onthouding - bij Lisette Thooft niet meer zo in. Toch krijgt de voorbereidingstijd op het Paasfeest bij haar wel een spirituele invulling: "Misschien gaat het er veel meer om ons eigen kruis op ons te nemen, hoe klein of hoe groot ook, hoe zwaar of hoe licht, en het in liefde om te zetten in spirituele groei."
Door Lisette Thooft
Vast er nog iemand? Ik heb weleens gehoord van vrienden dat ze in de vastentijd hun voorraadkasten leegmaken – al die blikjes en die halfvolle pakjes die maar blijven staan, nu eens echt wegwerken. De officiële kerkelijke regels voor het vasten zijn vaag en zelf voel ik meestal van tevoren ook niet meer dan vage voornemens (iets minder wijn aan tafel bijvoorbeeld) die al snel vervluchtigen. Dan zeg ik tegen mezelf: nou ja. Eigenlijk vast ik al mijn hele volwassen leven, als vleesvermijder.
Beetje slappe hap, kortom.
Vasten is ouderwets. Lijden verkoopt niet, zeker niet zelf-opgelegd lijden. Onze economie draait voor een aanzienlijk deel op ongeremde consumptie: eten, drinken, spullen verbruiken. En om ongeremde mentale consumptie in de vorm van afleiding en amusement. In de gezondheidszorg is men intussen een groot deel van de tijd druk met pijnstilling, verdoving en het verdringen van symptomen.
Lijden is ‘uit’; we zijn met ons allen tegen lijden, het zou niet nodig zijn, het moet zo snel mogelijk gestopt. Want het is niet meer door God beschikt wat ons overkomt, maar allemaal ons eigen toedoen, of de schuld van iemand anders, dus fout.
Transformaties
Maar pijn en lijden kunnen voor diepe transformaties zorgen. Je merkt het weleens bij een sterfbed: er ontstaat een sfeer van zachtheid, een gedeeld besef dat het enige echt belangrijke de liefde is. Dat mens zijn daarover gaat.
Dat is de waarde van lijden, misschien ook wel het doel.
Mijn interpretatie van het christelijke verhaal is dat we allemaal als het ware gekruisigd zijn in de stof en dat Jezus Christus het voorbeeld gaf van hoe je dat idealiter doet, extreem uitvergroot om het maar duidelijk te maken: houd vol in liefde, zelfs al word je onschuldig doodgemarteld. Dan volgt er een doorbraak naar een nieuwe dimensie, een hoger niveau van ontwikkeling.
Dus. Het leven heb ik maar te nemen zoals het komt, dit ene unieke mensenleven dat mij te leven is gegeven door mijn Schepper, inclusief al het lijden. Stoïcisme. Amor Fati. Theoretisch ben ik daar een groot voorstander van. Nou nog even doen.
Afgunst
Mijn zus is vorig jaar gestorven op haar 69e. Ik bewonderde haar stoïcijnse houding. Tegen de oncoloog die haar het slechte nieuws vertelde, schijnt ze opgeruimd gezegd te hebben: “Nou, ik heb er de leeftijd voor.”
Tot mijn verwondering voel ik – naast allerlei andere gevoelens – ook een beetje afgunst. Mijn moeder was ook al zo jong gestorven, op haar 67e en ook al zo koelbloedig, en ik denk vaak: wat hebben die twee zichzelf een hoop ellende bespaard. Geen langzame aftakeling, geen ouderdom die komt met gebreken, geen langdurig moeten omgaan met kleine beetjes lijden die steeds iets groter worden waar je bij staat. De overlijdensadvertenties in de NRC op zaterdag scan ik tegenwoordig op leeftijd: veel doden zijn tegenwoordig jonger dan ik. Zij wel, denk ik dan, met datzelfde vleugje afgunst.
Zelfmedelijden
Maar.
Laatst moest ik aan Jesse Winchester denken, een singer-songwriter uit ‘mijn tijd’, lees jaren zeventig, een Amerikaan die naar Canada was verhuisd om te ontsnappen aan de dienstplicht in Vietnam en die prachtige platen maakte. Ik luisterde met weemoedige herkenning naar hem op Spotify en deze regels troffen me:
It takes patience to walk
And spirit to run
It takes nothing to pity yourself
But it’s dangerous fun.
En ineens besefte ik: dat vage verlangen van mij naar jong sterven is eigenlijk alleen maar gebrek aan levensmoed. Ik veroorzaak dat zelf, door subtiel zelfmedelijden. Lekker, maar gevaarlijk. Laat ik er maar eens mee stoppen.
Mooie tijd van het jaar om dat bewust te maken.
Compassie
Misschien hoeven we geen lijden toe te voegen in de lijdenstijd, door af te zien van genot en comfort. Misschien gaat het er veel meer om ons eigen kruis op ons te nemen, hoe klein of hoe groot ook, hoe zwaar of hoe licht, en het in liefde om te zetten in spirituele groei.
Daar hebben we wel zelfcompassie bij nodig. Maar geen zelfmedelijden.
In de Amerikaanse therapiewereld zijn compassie en zelfmedelijden ‘near-enemies’: ze lijken misschien op het eerste gezicht op elkaar maar het gaat juist om iets radicaal anders. Zelfmedelijden zet me op een imaginair voetstuk: waarom moet míj dat overkomen? Zelfcompassie houdt juist in dat ik weet: ik ben een mens net als alle andere mensen dus ja, ik lijd vaak aan het leven, want dat doen mensen nou eenmaal. Dat is ergens goed voor, dat maakt me bewust van mijn essentie.
En die keukenkastjes leeg eten vind ik trouwens ook een goed idee.
En in dit prachtige lied (met dank aan Vincent Duindam voor het delen) bezingt een Middeleeuwse minstreel zijn gestorven vriend met datzelfde gevoel: ach, jij bent er vanaf, ik moet nog lijden... https://youtu.be/yUC3BeIGmiU