Van Edward Schillebeeckx (1914-2009) leerde Erik Borgman wat het betekent dat theologie over alles gaat en daarom met iedereen en alles in gesprek moet gaan. Maar van diens vriend Johann Baptist Metz leerde hij dat de aanzet bij de doodgemartelde Jood Jezus het christendom zijn tegendraadse kleur geeft. Metz is op 2 december jl. op 91-jarige leeftijd gestorven en op 13 december begraven. Een persoonlijk eerbetoon.
Door Erik Borgman
Revolutie in de theologie
In de Nederlandse media is er nauwelijks aandacht geweest voor het overlijden van de Duitse theoloog Johann Baptist Metz. In Duitsland was die er volop, en steevast werd er dan bij gezegd dat Metz een van de grote katholieke theologen van de twintigste eeuw was. Dit is geen Duits chauvinisme. Metz heeft iets gedaan dat in de theologie zelden voorkomt. Hij heeft ervoor gezorgd dat de theologie anders naar de geschiedenis ging kijken, zowel naar de eigentijdse geschiedenis als naar de geschiedenis van Jezus. Dat heeft haar radicaal veranderd.
Er waren en zijn ook tegenstanders van de door Metz ontketende omwenteling, maar hij heeft het theologisch landschap voorgoed veranderd. Metz heeft er voor zijn dood nog voor kunnen zorgen dat zijn verzameld werk werd bezorgd en uitgegeven. We kunnen dus bestuderen hoe Metz een revolutie ontketende via zorgvuldig geschreven, soms nogal hermetische artikelen en essays. Hij zal daarom wel een beetje een theoloog voor theologen blijven.
Het lijden centraal
Een column is niet de plaats om een overzicht te geven van Metz’ werk. Maar als ik in een zin samenvat wat de betekenis is van zogenoemde Neue Politische Theologie van Metz en zijn volgelingen, dan luidt die zin: zij hebben het lijden in de theologie centraal gezet. Na de catastrofe die wordt aangeduid met de naam ‘Auschwitz’ kunnen we God niet meer zonder meer beschouwen als de overwinnaar van lijden en dood. Dat zou betekenen dat de talloze lijdenden en gedoden door God zouden worden achtergelaten als colateral damage van zijn heilsgeschiedenis. God moet daarom ter sprake komen in verbondenheid met lijden en dood – zowel als protest ertegen als erdoor bevraagd.
Zal het geloof in de verlossing uiteindelijk geen illusie blijken? Het blijft een vraag zolang niet daadwerkelijk alle tranen van de ogen zijn gewist, de dood niet is overwonnen en er geen een einde gekomen is aan rouw en geween en smart (vgl. Openbaring 21,4). Wie al te massief de verlossing verkondigt – en dat is door kerk en theologie volgens Metz veelvuldig gebeurd en gebeurt nog steeds – die maakt de huilenden, de lijdenden en de gedoden onzichtbaar en doet ze zo opnieuw onrecht.
‘Memoria passionis’
Hoewel hij sterk is geïnspireerd door de filosofen van de zogenoemde Frankfurter Schule – Theodor Adorno (1903-1969), Max Horkheimer (1895-1973), Walter Benjamin (1892-1940); allemaal van Joodse afkomst – is de grondslag van deze aandacht voor het lijden wat Metz betreft de christelijke traditie. In de geschiedenis van Jezus heeft God zich met het lijden en de dood verbonden – met het door geweld opgelegde lijden en de door machthebbers en onderdrukkers aangedane dood – en alleen vanuit deze verbondenheid kunnen we zinvol over de verrijzenis spreken. Als Jezus zijn leerlingen opdraagt de herinnering aan hem levend te houden, dan geldt dit bij uitstek de herinnering aan het lijden – dat van hem en via hem dat van de hele geschiedenis. Metz spreekt van een memoria passionis.
Deze herinnering aan, of gedachtenis van het lijden is – opnieuw met een uitdrukking van Metz zelf – een ‘gevaarlijke herinnering’. Het voor ogen houden van lijden en lijdenden maakt duidelijk dat de verlossing nog uitstaat, dat er mensen zijn die worden uitgesloten van het goede dat wij voor onszelf weten te realiseren, en dat God zichzelf bij uitstek met hen verbindt. Wat de bevrijdingstheologie de voorkeursoptie voor de armen noemt, is een toespitsing en concretisering van deze gedachtegang.
Religieus leven in compassie en solidariteit
Al deze gedachten van Metz heb ik mij goeddeels eigen gemaakt en probeer ik verder te doordenken. Maar het werk van Metz is voor mij niet alleen van grote intellectuele betekenis. Het is zijn visie op christelijk leven die mij fundamenteel heeft bepaald.
Voor Metz draait het in het christelijk leven om verbondenheid met en geraaktheid door het lijden – compassie – en solidariteit met de lijdenden, met het oog op de overwinning van hun lijden. Dat is niet het nadoen van Jezus – Metz heeft bezwaar tegen de klassieke uitdrukking imitatio Christi omdat dit suggereert dat we Jezus zouden moeten imiteren – maar het volgen van dezelfde weg als Jezus volgde. Metz spreekt in dit verband van sequella Jesu: we zijn geroepen Jezus te volgen op de weg van compassie en solidariteit.
Vanuit deze overtuiging heeft Metz meerdere malen geschreven over het religieuze leven. Religieuzen behoren in zijn reflecties niet primair tot een bepaalde ‘stand’ binnen de kerk, nee, religieuzen worden zichtbaar als radicale navolgers van Jezus’ solidariteit met de wereld in zijn gebrokenheid. Deze visie heeft mijzelf op de weg tot het religieuze leven gebracht. Juist in de dominicanenorde, waarvan ik deel uitmaak, hebben Metz’ ideeën veel impact gehad. Met compassie met het lijden, en in verbondenheid met het sterven van dat wat niet sterven mag, het menselijk bestaan doorleven en doordenken met het oog op de opstanding: het is wat ik nastreef. In de lijn van Johann Baptist Metz.
Dat hij in deze opstanding mag delen.
Dank je wel Erik. Er wordt nog heel veel geleden in en buiten de kerken, ook aan de kerken. Mogen we dit samen te lijf gaan en stukje bij beetje overwinnen. Zalig Kerstmis.