Positief moeten wij zijn. Optimistisch. En als je al kritiek levert, dan moet die wel opbouwend zijn. De vraag is echter of dat ons niet blind maakt voor de situatie van onze wereld. In heel veel situaties is er weinig aanleiding voor optimisme. Dan is illusieloos zien wat er gebeurt en hoezeer het ten hemel schreit op een paradoxale manier nu juist een teken van hoop.
Door Erik Borgman
Anderhalve week geleden was ik in gesprek met mensen van de christelijke vredesorganisatie Pax. Zij waren terneergeslagen: hun organisatie monitort van dag tot dag en van uur tot uur de situatie in Oost-Ghouta in Syrië. Dat gaat de medewerkers niet in de koude kleren zitten. Pax-directeur Jan Gruiters schreef op de website:
"Assad bombardeert met hulp van Poetin systematisch, genadeloos en met ongekende wreedheid zijn eigen burgers. (…) In 36 uur tijd vielen er in de belegerde enclave ruim 200 doden en 500 gewonden. Onschuldige burgers. Zes medische centra zijn de laatste dagen door bombardementen geraakt. (…) De 400.000 inwoners van de enclave Oost-Ghouta leven sinds 2013 onder belegering. Ze overleven ondergronds in kelders. Er is nagenoeg niets meer te eten en het weinige dat er nog is, is onbetaalbaar."
We hadden nog vers de journaalbeelden op het netvlies en daarom de neiging het met Jan Gruiters eens te zijn als hij schrijft: ‘Oost-Ghouta beleeft de meest bloedige dagen in de zeven jaar durende oorlog.’
Toestand van onze wereld
Maar als wij eerlijk zijn: kunnen we volhouden dat dit verschrikkelijker is dan ooit? Wanneer in onze geschiedenis, en met name wanneer in onze moderne geschiedenis, lag er geen burgerbevolking onder vuur? Wanneer werden er geen steden uitgehongerd? Wanneer zagen kinderen en volwassenen geen scènes die mensenogen niet behoren te zien? Misschien moeten we wel zeggen dat Oost-Ghouta vandaag zichtbaar maakt wat de toestand is van onze wereld. Zoals – veel minder opgemerkt – Jemen dat ook doet. En er is weinig reden om te denken dat volgend jaar of over twee jaar niet weer een andere brandhaard dat zal doen.
Maar misschien nog wel erger dan het lijden zelf is de angst dat het niet wordt opgemerkt. Middenin de puinhopen van Oost-Ghouta schreef Bereen Hassoun, moeder en verpleegster, een blog over wat er met haar en de haren bezig was te gebeuren. Zij eindigt haast wanhopig met: Are we really alive? "Leven wij nog wel echt? Weten anderen wel dat we echt bestaan en dat wij in deze kelders leven?"
Waarnemers en schrijvers, fotografen en journalisten vervullen een goddelijk ambt: "Ik heb de ellende van mijn volk gezien", zegt God tegen Mozes
"Ik heb de ellende van mijn volk gezien"
Dat is wat onder meer de mensen van Pax doen: zichzelf in herinnering brengen, ons in herinnering brengen via hun blogs en hun website, de mensen in Oost-Ghouta in herinnering brengen dat zij echt bestaan. Wat zij meemaken is ten hemel schreiend lijden en dat blijft niet onopgemerkt. Waarnemers en schrijvers, fotografen en journalisten vervullen een goddelijk ambt: "Ik heb de ellende van mijn volk gezien", zegt God tegen Mozes in het Bijbelboek Exodus, "de jammerklachten om hun onderdrukkers gehoord: ik ken hun lijden. Ik ben afgedaald om het te bevrijden" (Exodus 3,7). Gezien worden, weten gezien te worden, weten dat het uitmaakt wat er met je gebeurt: het is het begin van de bevrijding uit het anonieme en niet te keren noodlot.
Tegenwoordig moeten we van elkaar optimistisch zijn. Wie al te zeer of al te lang wijst op wat mis is en wat daar de gevolgen van zijn, wordt tot zwijgen gemaand. Of iemand wijst krampachtig op een vermeend positief aspect, een lichtpuntje. Maar als het alleen mogelijk is om hoop te houden als wij het hopeloze negeren, dan ben ik het met de Amerikaanse Baptistische moraaltheoloog van Cubaanse afkomst Miguel De La Torre eens, die stelt dat we dan in naam van de solidariteit de hopeloosheid moeten omhelzen (Embracing Hopelessness, 2017). Toch heeft dat alleen maar zin als er te midden van deze hopeloosheid toch nog ruimte is voor hoop. Immers, wat zou anders de betekenis van solidariteit zijn?
Hoop versus optimisme
De Engelse literatuurwetenschapper van Ierse afkomst Terry Eagleton pleit van zijn kant voor een hoop zonder optimisme (Hope without Optimism, 2015). Hoop, zegt Eagleton – en kenners zien aan deze redenering onmiddellijk dat hij bij de dominicanen in de leer is geweest – is een genade. Dat betekent dat al het binnenwereldse erop gericht is, maar niet de hoop kan garanderen. "Je moet niet wanhopen, want de genade is niet vreemd aan de mensheid", schrijft Eagleton, "maar je moet de hoop ook niet veronderstellen, want het is geen spontaan organisch proces, als het bloeien van een roos."
Vanuit deze gedachtegang slaagt Eagleton erin de hoop juist in de onverdeelde aandacht voor de situatie te lokaliseren, hoe verschrikkelijk deze ook is. Want in hopeloze situaties kan trouw eraan alleen maar de gestalte aannemen van de hoop op verandering. Zo ontstaat waarachtige hoop dus als optimisme verdwijnt en wanhoop de ruimte krijgt. Hoop op vrede wordt geboren in onverdeelde aandacht voor de situatie in Jemen en Oost-Ghouta. Dat we nog maar zo weinig hoop hebben, zou dus wel eens met onze zelfopgelegde verplichting tot optimisme te maken kunnen hebben.