De dominicaanse spiritualiteit is er een van vertrouwen in God, die als doel en dragende grond van alles in alles aanwezig is. "Wij hoeven nergens bang voor te zijn, zelfs niet voor het verlies aan geloof in God of aan geloofwaardigheid van de kerk, want God blijft ons door alles heen trouw." Levend in dat vertrouwen bezon lekendominicaan Erik Borgman zich deze zomer op zijn roeping. "Wat is daar in mijn omstandigheden een geloofwaardige en leefbare vormgeving van?"
Door Erik Borgman
De uitspraak schijnt van Winston Churchill te stammen: "Als je iets gedaan wilt krijgen, vraag iemand die het druk heeft", If you want something done, ask a busy man. Wie het druk heeft, doet er snel en efficiënt nog iets bij, maar voor wie alle tijd heeft is iets gauw te veel. Het vreemde is dat dit ook voor jezelf lijkt te gelden. Als ik het druk heb, doe ik alles op tijd – nou ja, het meeste. Als ik alle tijd heb, voelt alles als druk die ik zoveel mogelijk wil ontlopen.
Tot twee keer toe leverde ik geen column in voor deze website terwijl ik aan de beurt was. Met excuus aan Theo van de Kerkhof, de beheerder van de Bezieling, maar het was goed de druk van de ketel te halen. Ooit koos ik voor een academische loopbaan in de hoop relatief ongestoord te kunnen lezen en schrijven, denken en spreken over het be- en doordachte. Inmiddels hebben we van de universiteit een plaats gemaakt waar dit zo ongeveer het laatste is waar ruimte voor wordt gemaakt.
Ander ritme
Natuurlijk laat ik mij ook zelf onder druk zetten en – erger – zet ik ook mijzelf onder druk. Wij zijn allemaal heel goed geworden in wat ik ‘zelfuitbuiting’ ben gaan noemen. Dit weten doorbreekt echter de neiging nog niet.
Daarvoor is een andere indeling van ruimte en tijd nodig. De vakantietijd bood een ander ritme, de prachtige zomer zorgde ervoor dat ik niet op mijn werkkamer was aangewezen, maar ook in de tuin kon lezen en schrijven. Er lag van alles waaraan ik eigenlijk moest beginnen om straks, na de vakantie, niet weer opnieuw in tijdnood te geraken, maar het verstand had het even niet voor het zeggen. Ik werkte aan het boek dat ik eigenlijk meen te moeten schrijven en ik heb mij voorgenomen daar het komende jaar zoveel mogelijk tijd voor vrij te maken.
Wie dus de komende tijd ‘neen’ te horen krijgt op een aanvraag voor een lezing of een artikel, weet waarom dat is: Alle dingen nieuw moet af – hoe paradoxaal dat ook niet alleen lijkt, maar is!
Spirituele grondslag
Maar wil de andere inrichting van de ruimte en tijd duurzaamheid krijgen, dan moet zij gebaseerd zijn op een spiritueel fundament. De afgelopen zomer werd een soort informele retraite, waarin ik meen de dominicaanse spiritualiteit te hebben hervonden als de bodem voor mijn bestaan. Niet dat die bodem weg was, natuurlijk, want hoe zou je kunnen staan als er geen bodem is. Maar zicht op de bodem kan zo op de achtergrond raken dat hij moet worden teruggezocht. Ik werd ook hierbij geholpen door de omstandigheden – wie zegt dat de voorzienigheid niet bestaat?!
Godsvertrouwen
Op 8 augustus, het feest van Sint Dominicus, deden in Vlaanderen veertien mensen voor het eerst professie als lekendominicaan (zie: verslag op kerknet.be). Hiermee werd ook in Vlaanderen een dominicaanse lekengemeenschap opgericht. Ik was samen met een aantal andere Nederlandse lekendominicanen bij de verbintenisviering in Knokke aanwezig. Ik werd krachtig herinnerd aan mijn eigen professie, in 1999 .
Marcel Braekers, die de overweging hield, benadrukte het dominicaanse vertrouwen in God als van alles oorsprong en het doel, als alles dragend en alles doortrekkend. Ik benadruk dat ook zelf vaak, maar het raakte mij het aangezegd te krijgen: wij hoeven nergens bang voor te zijn, zelfs niet voor het verlies aan geloof in God of aan geloofwaardigheid van de kerk, want God blijft ons door alles heen trouw. In Gods ruimte te mogen leven en daar bewust van te zijn, en dat als mogelijkheid uitdragen: dat is de dominicaanse spiritualiteit van bezinning en studie enerzijds en prediking en verkondiging anderzijds.
Pelgrimstocht
Voor mijzelf echter was deze zomer nog belangrijker de pelgrimstocht die enkele medebroeders ondernamen van Nijmegen naar Rotterdam (zie: verslag op dominicanen.nl). Deze broeders, die in de afgelopen jaren in Nederland tot de orde zijn toegetreden, zijn niet allemaal heel jong – wel aanzienlijk jonger dan ik! – maar het zijn mensen die de keuze maken om zich met hun hele hebben en houden aan de Orde van de Predikers te binden. Zij staan met elan en overtuiging voor de dominicaanse traditie, soms op een manier en in een mate die oudere medebroeders de wenkbrauwen doet fronsen, maar wat dat betreft is er weinig nieuws onder de zon. Deze oudere medebroeders hebben in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen zijzelf in vorming waren, op hun beurt oudere confraters soms de vraag doen stellen of wat zij voortzetten nog wel hun Orde was!
Bijzonder vind ik dat de nieuwe broeders niet weten wat zij in Rotterdam gaan doen – al moeten de meesten in ieder geval nog verder studeren –, maar dat zij om te beginnen biddend en studerend in de stad aanwezig willen zijn en erop vertrouwen dat Gods Geest hen dan duidelijk zal maken wat hen daar te doen staat.
Ook mijn spiritualiteit
Door contact met hen – ik ben bij hun vorming betrokken en zij waren op hun pelgrimstocht te gast in de Dominicuskerk in Utrecht, waarbij ik betrokken ben – weet ik weer heel zeker: dit is ook mijn spiritualiteit! Voor deze houding van vurig vertrouwen heb ik een lans gebroken in de boeken Waar blijft de kerk en in Leven van wat komt en ook al in eerdere publicaties. In deze lijn heb ik de traditie proberen te lezen in mijn boek Zielen winnen en als grondslag van deze houding probeer ik haar nu te laten spreken in Alle dingen nieuw. Schrijven en spreken kan eenzaam voelen. Ik weet wel dat dit grotendeels schijn is, maar het is goed af en toe de gemeenschap die wij zijn ook te ervaren.
Maar dit alles confronteerde mij uiteindelijk ook met een scherpe vraag. Deze mannen kiezen voor de klassieke vorm van dominicaans leven: in canonieke zin religieus en de meeste op termijn als priester, al is dat allemaal natuurlijk nog niet zeker. Deze gang is niet de mijne, niet in alle opzichten omdat ik dat niet zou willen, maar omdat hij als getrouwde man kerkrechtelijk voor mij onmogelijk is.
Vormgeving van mijn roeping
Niettemin ben ik zeker van mijn roeping om een religieus leven te leiden, in de volle zin van het woord. Dat is de grondslag van al mijn activiteiten, academisch, kerkelijk en maatschappelijk. Het is hopelijk het laatste wat overblijft: dat ik, als onderdeel van de Orde der Predikers, in alles wat ik doe, probeer te leven in navolging van Jezus, Gods Gezalfde, die geen plaats heeft om zijn hoofd op te leggen en zo de nabijheid van het koninkrijk van God verkondigt. Wat is daar in mijn omstandigheden een geloofwaardige en leefbare vormgeving van? Hoe ziet die eruit, hoe krijgt die gestalte, hoe wordt die ook publiek? Ik ben er van de zomer weer op gestoten dat deze vraag voor mijzelf nog niet werkelijk bevredigend beantwoord is.
Naar dat antwoord ga ik opnieuw op zoek. In de zekerheid dat het niet kennen ervan een gestalte van het navolgen van de Mensenzoon is die geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen. En dus geen teken van Godverlatenheid, maar van Gods nabijheid.