Soms valt er geen zuiver goede keuze te maken en moet je kiezen uit twee kwaden. Al dan niet militair ingrijpen is zo’n dilemma. René Grotenhuis maakte het mee in Afghanistan. En nu doet zich het dilemma weer voor in de strijd tegen de wreedheden van IS. Is er heil te verwachten van nog meer militair geweld? Maar niets doen is ook geen optie. De leer van de rechtvaardige oorlog uit de katholieke traditie biedt in ieder geval een aantal beoordelingscriteria.

Door René Grotenhuis

Het besluit om met een brede coalitie IS militair aan te vallen, was na de verdrijving van de Jezidi’s en de moord op een aantal gijzelaars een kwestie van tijd. Het leek vanzelfsprekend en onontkoombaar als antwoord op de wreedheden die de strijders voor het kalifaat begaan. Het past ook in de Responsibility to protect dat de internationale gemeenschap op zich heeft genomen bij genocide en grootschalige misdaden tegen de menselijkheid. In zekere zin gold hetzelfde voor de strijd tegen de Taliban in 2001, toen er een brede steun was (anders dan bij Irak) om deze brute groepering (stenigingen, verbod op onderwijs) uit het zadel te lichten.

Dilemma’s

En toch is de vraag naar de zin en rechtvaardiging van militair ingrijpen terecht en is er hoe dan ook sprake van dilemma’s. Ik heb die zelf ervaren toen het ging om de inzet van Nederlandse troepen in Uruzgan. Ik was - in mijn functie als CEO bij Cordaid - eind 2005 in Afghanistan, heb daar toen met veel mensen gesproken over zin en onzin van deelname van Nederland aan ISAF en ben tot de conclusie gekomen dat het een illusie zou zijn om te denken dat we het af zouden kunnen zonder ‘hard power’. Gek genoeg waren het vooral de gematigde krachten in Afghanistan die mij daarvan hadden overtuigd: de mensen die voor democratie en vrouwenrechten waren, de mensen die vrijheid van meningsuiting wilden en onderwijs voor iedereen. Zij zagen met angst de situatie tegemoet dat al die zaken waar zij toen bijna vier jaar aan hadden gewerkt en waar nog zoveel te doen was, verloren zouden gaan zonder robuuste veiligheid. Een veiligheid die het Afghaanse leger en politie nog niet konden bieden. Als vertegenwoordiger van de ‘soft power’ moest ik erkennen dat we niet in staat waren die veiligheid te bieden waar onze geestverwanten om vroegen.

Dat standpunt is mij toen niet in dank afgenomen, niet in Nederland door collega-ontwikkelingsorganisaties en ook niet in Afghanistan zelf. Ik herinner me een ontmoeting een paar jaar later in Kaboel met de deputy representative van de Verenigde Naties, die mij verweet vanwege onze contacten met de Nederlandse missie in Uruzgan, dat Cordaid ‘met de duivel in bed kroop’.

En nu de internationale gemeenschap eind dit jaar de missie in Afghanistan afsluit, is het de vraag wat er na bijna 13 jaar met een groot aantal doden (burgers en militairen) en honderden miljarden dollars is gerealiseerd. En blijft de altijd onbeantwoorde en niet te beantwoorden vraag wat er was gebeurd als we dat niet hadden gedaan.

Rechtvaardige oorlog

In de katholieke traditie is de vraag naar de rechtvaardigheid van de oorlog voor het eerst beantwoord door Thomas van Aquino (rond 1260). Blijkbaar was ook voor hem niet vanzelfsprekend dat oorlog gerechtvaardigd was, maar evenmin dat het hoe dan ook uitgesloten moest worden. Hij ontwikkelde als eerste de idee van de rechtvaardige oorlog. Latere denkers (o.a. Hugo de Groot) hebben dat verder aangevuld: degene die oorlog voert moet autoriteit en legitimiteit bezitten, het moet gaan om een moreel te rechtvaardigen zaak en het moet bedoeld zijn om vrede te brengen en het kwaad te bestrijden, het moet het laatste redmiddel zijn en de inzet van militaire middelen moet in verhouding zijn. Is aan die criteria bij de militaire strijd tegen IS voldaan? En was dat ook zo bij de Taliban?

Eigen logica

Ik heb van de ervaring in Afghanistan een paar dingen geleerd. Allereerst dat het beginnen van een militaire interventie veel eenvoudiger is dan hem te beëindigen. Irak en Afghanistan zijn daarvan heldere voorbeelden, maar ook Kosovo. Ten tweede leerde ik dat het militaire apparaat een geheel eigen logica heeft. In Afghanistan spraken we vaak over de zogenaamde geïntegreerde 3-D aanpak (Defence, Diplomacy, Development), maar ik heb gemerkt dat het militaire apparaat zich niet voegt: als je het één keer inzet, gaat het in zekere zin zijn eigen gang. Het is zo groot, zo massief en zo voorzien van eigen wetten en planning, dat het zich niet laat inkaderen door andere benaderingen. Ook al wordt er vaak beweerd dat het leger niet meer is dan een instrument van de politiek, als de politiek eenmaal inzet, is het de controle voor een flink deel kwijt. Dat ligt niet aan de militairen persoonlijk. Ik heb in de afgelopen jaren vier keer in Afghanistan met Nederlandse militairen verkeerd en elke keer was ik onder de indruk van de nauwgezetheid en integriteit waarmee ze hun werk opvatten. En toch: als de machine zich in beweging zet, volgt hij een eigen patroon.

Ik geloof dat het naïef is te denken dat we IS een halt kunnen toeroepen en hun misdadige optreden kunnen stoppen zonder militaire inzet. Maar daarmee is het dilemma van nieuwe onschuldige slachtoffers en onduidelijkheid over de vraag wanneer het klaar is en hoe het dan verder moet, niet opgelost. Dilemma’s hebben, helaas, geen simpele antwoorden.

 

René Grotenhuis >>Lees ook andere artikelen van René Grotenhuis

 

 

 

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.