Ten aanzien van ouderdom zijn er in onze cultuur grofweg twee houdingen dominant: ontkenning of afschuw. Ethicus Frits de Lange onderzoekt in zijn boek 'Eindelijk volwassen' een nieuwe kijk op wat wel genoemd wordt de tweede levenshelft.
Door Liesbeth Gijsbers
Over drie jaar passeer ik – bij leven en welzijn – de drempel van wat ook wel de tweede levenshelft wordt genoemd: de jaren na je 65ste. Met een beetje geluk is dat, uitgaande van een gemiddelde levensverwachting, een periode van enkele decennia. Soms plopt de vraag in me op wat voor soort oudere ik straks zou willen zijn. Misschien doordat de manier waarop we oud worden steeds meer als een keus wordt voorgesteld tussen twee uitersten: of je maakt er één groot feest van, of het wordt een treurige, eenzame bedoening van verlies en verval. Geen van beide trekt me aan, maar hoe en wat dan wel?
Succesful aging
Onlangs verscheen er een erg mooi boek over het onderwerp: Eindelijk volwassen, de wijsheid van de tweede levenshelft van Frits de Lange. Nog maar net uit beleeft het meteen al zijn tweede druk. En dat verbaast me niks; blijkbaar hebben steeds meer mensen behoefte aan een nieuwe kijk op deze levensfase. De auteur, zelf nog maar net de drempel over gegaan, doordenkt voor zichzelf en daarmee voor andere zinzoekende zestigers een alternatief en slaagt daar goed in: al lezend krijg ik er nu al zin in.
Grofweg zijn er dus zoals gezegd in onze tijd en cultuur twee verschillende houdingen dominant waarmee we tegen de ouderdom aankijken: die van ontkenning en die van afschuw.
In het eerste geval bestaat de ouderdom simpelweg niet. Je stapt de drempel over en gaat gewoon net zo hard door met pieken en genieten als je daarvoor hebt gedaan. Het vertrouwde beeld van de levensweg als een gebogen lijn van opgaan, blinken en verzinken is teruggebracht tot de eerste twee: je komt op en blijft blinken, totdat je erbij neervalt (of totdat je je leven voltooid acht). Succesful aging, zo heet dat ook wel.
Neerwaartse spiraal
De tweede voorstelling is een stuk deprimerender. Ouderdom is voor alles een tijd van toenemende misère. Een treurig afbraakproces, een neerwaartse spiraal richting de dood. Het begint meestal klein – met een rimpeltje hier, beetje haaruitval daar, wat artrose in heup of knie – maar gaandeweg komt daar steeds meer bij, tot er uiteindelijk niks meer van je over is.
Geen van beide voorstellingen houdt steek, waar ze de ouderdom in feite allebei ontkennen, schrijft De Lange: ‘Het ene beeld (misère) zet een domper op de oude dag, het andere (succesvol oud worden) verkoopt een illusie. Bij het ene verhaal denk je: ja dat wil ik ook! Bij het andere: dat voor geen goud! En toch versterken ze elkaar omdat ze dezelfde basisovertuiging hebben: goed oud worden is eigenlijk niet oud worden.’
Zelfvergetelheid
Maar we wórden oud, of je wilt of niet. En de echte vraag is dan ook: hoe wil je oud zijn? De Lange zoekt een persoonlijk antwoord op die vraag via talloze literaire, poëtische, wetenschappelijke, filosofische en theologische invalshoeken. Het resultaat is een sympathiek en toegankelijk betoog in vijf hoofdstukken, waarin hij een realistische kijk op de ouderdom presenteert die inzoomt op de belangrijkste kwaliteit eigen aan juist deze levensfase: die van de wijsheid. Wijsheid dus als een ontwikkelingstaak in de ouderdom, wat deze levenshelft meteen herwaardeert tot een bijzonder zinvolle periode in je leven, ondanks of misschien juist dankzij de kwetsbaarheid die ermee gepaard gaat. Bij wijsheid gaat het dan niet zozeer om cognitieve kennis, maar om de trage kennis die je ervaringsgewijs – dus meestal pas ‘met de jaren’ – vergaart. Het is een rijpingsproces. Deze wijsheid openbaart zich in een vorm van zelfrelativering, die in het beste geval uitmondt in zelfvergetelheid of zelftranscendentie.
Poreus en transparant
Hiermee schenkt De Lange de lezer een inspirende en uitdagende voorstelling van de ouderdom. Uitdagend, want het vraagt ook moed om de maskers en schillen rond de sociaal-maatschappelijke rollen die je in de eerste helft hebt vervuld af te leggen. Maar waar het ego een stap terug doet, onstaat ruimte om iets wezenlijks tevoorschijn te laten komen, zo is de gedachte. Schilloos word je poreuzer, doorlaatbaar, en vloei je meer en meer samen met het grotere geheel waarvan je deel uitmaakt. Dat deed je natuurlijk altijd al, maar nu zie en ervaar je beter. Het is een transparantie die de blik zachter maakt, zowel naar binnen als naar buiten. Je leert met meer compassie te kijken naar jezelf, de ander, de wereld om je heen en de generaties waaruit je bent voortgekomen en die nog zullen volgen na jou. In de woorden van zenmeester Dõgen Zenji: "Door jezelf te vergeten word je je ervan bewust dat je eigenlijk alles bent." Bovendien lijkt deze transparantie een natuurlijke voorbereiding op de dood, waar je je bij leven alvast een beetje oefent in sterven aan jezelf.
Eindelijk volwassen zet de ouderdom op overtuigende wijze in het licht als een levensfase om naar uit te zien in plaats van te ontkennen, omdat ze in heel haar kwetsbaarheid van onschatbare waarde kan zijn. Niet alleen voor onszelf, maar voor alles waarvan we deel uitmaken in die almaar voortgaande beweging van opgaan, blinken en verzinken.
Van harte aanbevolen!
--------------------------------
PS Vanmorgen, 16 maart, lees ik in Trouw een interview met oud-diplomaat Edy Korthals Altes (97), dat een directe illustratie lijkt van waarop De Lange doelt in Eindelijk volwassen: Oud-diplomaat Edy Korthals Altes: We hebben mensen nodig die ‘nee’ zeggen, omdat ze vrij zijn | Trouw (Liesbeth Gijsbers)
Frits de Lange is hoogleraar ethiek aan de PThU Groningen en buitengewoon hoogleraar systematische theologie in Stellenbosch (Zuid-Afrika). Ook doceert hij aan de filosofische Academie op Kreta. Hij schreef onder andere Heilige onrust en publiceert regelmatig in Trouw.
Frits de Lange, Eindelijk volwassen. De wijsheid van de tweede levenshelft, Ten Have, 224 blz., € 20,99.
Met alle respect voor de visie van F. de |Lange: hij (en ik zelf) staat nog maar aan het begin van de echte ouderdom. Mijn moeder is nu 95. Zeker: zij heeft veel levenswijsheid vergaard, geeft haar dochter (ik dus) nog steeds goede adviezen (nee, niet eigenwijs in de wind slaan, écht de moeite waard!). Ze heeft nog belangstelling voor wat er in de wereld gebeurt, voelt zich betrokken bij ontwikkelingen in de politiek, maakt zich bezorgd over het milieu, de omgang met dieren, enz.
Ze is dus nog helder van geest.
Tegelijkertijd is zij fysiek zeer kwetsbaar en wordt voortdurend geconfronteerd met allerlei lichamelijke mankementen. Wat haar nog in leven houdt, is haar liefde voor haar kinderen.
Om nu de wijsheid voorop te zetten, zoals F. de Lange doet... en de (echte) ouderdom als een fase om naar uit te kijken... Ik denk dat F. de Lange het vooral heeft over de ouderdomsfase waarin de mens ook fysiek nog aardig uit de voeten kan. Maar als de confrontatie met de lichamelijke kwetsbaarheid in alle hevigheid toeslaat, moeten we daar écht naar uitkijken? Mijn moeder beklaagt zich niet. Wel heb ik uit haar mond menigmaal gehoord: "Ik had me het oud worden toch niet zó voorgesteld." Misschien nog een boek schrijven over de ouderdom als u zelf 95 bent, mijnheer de Lange? Ben benieuwd! (Ik zal dan 97 zijn, ben benieuwd!)
Beste Anja,
Omdat de auteur zelf, F. de Lange, uw reactie hier niet noodzakelijk ziet, reageer ik er zelf maar even op. Misschien maakte ik in mijn bespreking onvoldoende duidelijk wat hij naar mijn idee bedoelt te zeggen. Het is zeker niet zo dat hij in zijn boek en zijn verhaal voorbij gaat aan de ernst van toenemende fysieke kwetsbaarheid in de (late) ouderdom. Die is zeker niet iets om 'naar uit te zien'. Wel zoekt hij naar kwaliteiten van de ouderdom die deze levensfase - desondanks! - toch van waarde maken. Die raakt nu - door een te eenzijdige beeldvorming - soms wat al te makkelijk uit zicht. En dat is jammer, want zonder de (h)erkenning en waardering van deze kwaliteiten verliest de ouderdom iets van haar eigen waarde. Hopelijk verheldert dit iets...