Paulien van Bohemen is pastor in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "Ik kan de hele geloofsbelijdenis opzeggen binnen een minuut. Dat stelt me gerust."

Door Paulien van Bohemen

“Af en toe denk ik bij mezelf, jeminee, ik ben al vijfentwintig. Vijfentwintig! Dat is al bijna dertig. En voor je het weet, heb ik grijze haren, net als de rest. Elke dag bid ik, dat ik later niet van het padje raak.” Ze slaakt een zucht. “Komt u soms kijken naar de gebakken peren? Hier wonen er genoeg.” Ze zit op een stoel in de gang, tegenover de kerstboom. Ze kruist haar armen en leunt voorover op haar rollator. “Al die oude mensen hier hebben hulp nodig. Het is toch wat. Kijk, daar komt mijn buurvrouwtje aangelopen, die zwerft de hele dag rond met haar ziel onder de arm of ze roept om haar moeder.” Ze kijkt haar hoofdschuddend na. “Ze is zo vergeetachtig als de pest, het is sneu.” Een lange man met een donkerbruine broek en groen vest sjokt voorbij. Zijn blik is op de grond gericht. Hij mompelt iets onverstaanbaars. “Ach gut, die weet zich ook al geen raad meer. Die arme oudjes zweven ergens tussen hemel en aarde.”

Ze pakt de handvatten van haar rollator beet, staat op en loopt naar de kerstboom. Ze brengt haar gezicht tot vlak bij een zilveren kerstbal en houdt haar hoofd schuin. Ze grinnikt om haar eigen weerspiegeling in de bal. Ze draait zich om. “Kindje, wij moeten goed op ons verstand passen, hoor. Voor je het weet zijn wij het ook verloren.” Ze steekt haar wijsvinger in de lucht. “Hersengymnastiek, dat is zeer belangrijk. Ik oefen een paar keer per dag met mijn hoofd. Dan zeg ik tegen mezelf waar ik woon. Of ik noem de namen van mijn kinderen. Ik kom een heel eind. Soms studeer ik ’s nachts als ik niet kan slapen, omdat mijn buurvrouw weer eens aan het rommelen is. Dan ga ik het Onze Vader en het Wees Gegroet liggen bidden. Tien keer achterelkaar. Ja, gelukkig ken ik ze nog van buiten. Ik kan trouwens de hele geloofsbelijdenis opzeggen binnen een minuut. Dat stelt me gerust.” Ze glimlacht. “Toch zat ik laatst te prakkiseren over mijn man. Ik weet namelijk niet meer hoe hij heet. Nou ja, ze kunnen het me niet kwalijk nemen. Hij is al tien jaar dood, dus ik heb zijn naam sindsdien niet meer hoeven zeggen. Of was het nou vijftien jaar?” Ze haalt haar schouders op. “Ach, ik zeg maar zo: zolang mijn horloge het doet, blijf ik wel bij de tijd.”

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.