Stel: er had een camera bij het graf van Jezus gestaan. Had je hem dan kunnen zien opstaan? "Ik denk het eigenlijk niet”, zegt theologiedocent Henk Schoot. Toch, zo benadrukt hij, is er wel degelijk iets bijzonders gebeurd met Jezus na zijn dood, al kun je er nooit precies een vinger opleggen. “Door te sterven en te verrijzen heeft Jezus de dood overwonnen.” Aflevering 5 in de Volzinserie 'De geloofsbelijdenis' door Theo van de Kerkhof: de nederdaling ter helle en de opstanding (of verrijzenis) uit de doden. "Hij is niet dood, hij leeft."
Door Theo van de Kerkhof
Jezus die afdaalt in het dodenrijk en na drie dagen weer opstaat uit de dood? Wordt het christelijk verhaal hier niet al te fantastisch om waar te kunnen zijn? Gaat het hier niet simpelweg om een mythisch verhaal, zoals de Griekse mythe van Orpheus die afdaalt in de onderwereld; diepzinnig wellicht maar geen reële gebeurtenis? Hoe werkelijk of onwerkelijk is het verrijzenisgeloof eigenlijk? Wat is er gebeurd met Jezus na zijn dood? Of wil het christelijk geloof, samengebald in het credo, helemaal geen gebeurtenissen beschrijven?
Het antwoord van Henk Schoot is genuanceerd. Het is geen kwestie van of-of. Of platte beschrijving, of pure fictie. “Er is wel degelijk iets bijzonders gebeurd met Jezus na zijn dood, maar wat precies daar kun je nooit helemaal de vinger op leggen”. Schoot is universitair hoofddocent systematische theologie aan de Tilburg School of Catholic Theology en directeur van het Thomas (van Aquino) Instituut. Uitleggen van de katholieke geloofsleer behoort tot zijn leeropdracht
Camera
Schoot: “Achter de geloofsgetuigenissen gaat een bepaalde werkelijkheid schuil. Daarvan ben ik overtuigd. Maar stel: er had een camera bij het graf van Jezus gestaan. Zou je hem dan plotseling hebben zien bewegen en opstaan? Ik denk het eigenlijk niet. En toch houdt het katholieke geloof vol dat de verrijzenis een historisch feit is. Ze bedoelt daarmee dat er aan Jezus na zijn dood een uniek gebeuren is voltrokken. Maar, zo zegt de kerk er onmiddellijk bij, het gaat om een transcendent gebeuren, dat wil zeggen, om een gebeuren dat aan onze categorieën van ruimte en tijd ontstijgt. Daarom zeggen we: het geloof is een geheim, een mysterie. En geloofskennis is geen gewone kennis, het is heilskennis, inadequaat vanuit ons bevattingsvermogen beschouwd.”
Grensuitspraken
Geloofsovertuigingen zijn dus ‘grensuitspraken’, uitspraken op het snijvlak van weten en niet-weten, van begrijpen en niet begrijpen, van onze wereld en de wereld van God. Schoot: “Daarom bedienen we ons in het geloof ook van metaforen, van beeldspraak. Om de verrijzenis te duiden gebruiken we een beeld uit het alledaagse leven: wakker worden en opstaan. Het unieke dat er aan Christus na zijn dood voltrokken is, lijkt op opstaan uit je bed. ‘Lijkt op’ het is dus geen letterlijk opstaan.”
“Het Nieuwe Testament is heel terughoudend precies daar waar het centrum van het geloof in het geding is. Opmerkelijk dat de verrijzenis zelf nergens wordt beschreven, alleen de momenten ervoor en erna: het lege graf, de verschijningen aan de leerlingen en aan Paulus. Er zijn wel verhalen over de verrijzenis. Het evangelie van Petrus bijvoorbeeld. Daar wordt uitvoerig verslag gedaan van het moment suprême met een boom die groeit uit het graf en een stem vanuit de hemel. Maar ja, dat is dus een apocrief verhaal, niet door de kerk geaccepteerd. Blijkbaar heeft de vroege kerk geoordeeld dat hier een grens is overschreden. Dat het verlangen naar een concrete voorstelling te ver is doorgeschoten.”
Bijbelse getuigenis
Oké, geloof is een mysterie, heilskennis, inadequate kennis, maar op de een of andere manier weten we blijkbaar toch wel íets over de verrijzenis. Schoot: “De bron van het verrijzenisgeloof is uiteindelijk het bijbelse getuigenis, de overgeleverde ervaringen van de leerlingen met Jezus na zijn dood. Dat getuigenis vertelt ons hoe Jezus aan hen verschenen is, hoe zij hem ontmoet hebben en moesten vaststellen: hij is niet dood, hij leeft!”
“De verschijningen zijn geen objectiveerbare gebeurtenissen”, zegt Schoot, “in de zin van: als ik er naast had gestaan, dan had ik Jezus ook gezien. Het is juist opvallend dat Jezus voortdurend niet direct herkend wordt. Pas bij het breken van het brood herkennen de Emmaüsgangers Jezus en zien zij in: het is de Heer, maar nog voor ze het goed en wel doorhebben is hij al weer weg: ‘hun ogen gingen open, zij herkenden Hem, maar meteen was Hij uit hun gezicht verdwenen’, staat er bij Lucas.” Er is blijkbaar iets anders aan de hand dan in die verhalen over de opwekking van Lazarus. Lazarus keert terug naar zijn gewone sterfelijk leven. Bij Jezus is er blijkbaar sprake van een verborgen gestalte, een andere fysieke gedaante dan voor zijn dood.
Tegelijk, zegt Schoot, benadrukken de verschijningsverhalen dat het niet zomaar een droom is of een hallucinatie. “De nieuwtestamentische auteurs willen duidelijk maken dat Jezus werkelijk, in een lichamelijke gestalte aan hen is verschenen. Jezus eet een visje met hen aan het meer van Galilea. Wat mij betreft, ligt dat er wel erg dik bovenop. Ik begrijp de intentie, maar heb er moeite mee om te veronderstellen dat dit nou precies zo gebeurd is. ”
De verrijzenis is én krachtige werkelijkheid, én een werkelijkheid die ons ontstijgt, vat Schoot samen. Maar hoe is dat denkbaar binnen een modern wereldbeeld? “Als je alleen puur empirische kennis relevant acht, dan valt het geloof daarbuiten. Maar ook een modern wereldbeeld laat ruimte voor meer dan empirische feitelijkheden. En bovendien: geloven gaat niet primair om denkbeelden. Het geloof is vooral iets dat we leven en vieren en waar je blij, hoopvol en dankbaar om kunt zijn.”
Dood voor de zonden
Maar wat is nu het belang van het verrijzenisgeloof? Dat belang is volgens Schoot niet makkelijk te overschatten: “Ons geloof zou leeg en ijdel zijn, als Christus niet was opgestaan”, zegt hij verwijzend naar Paulus. “Zonder de verrijzenis zouden we waarschijnlijk weinig meer van Jezus hebben vernomen, de kerk, het christendom zouden ondenkbaar zijn. Bij iemand als Martin Luther King kun je zeggen dat zijn gewelddadige dood zijn leven in een dramatisch licht heeft geplaatst en zo in zekere zin zijn roem heeft bestendigd. Bij Jezus ligt dat toch anders. Zijn aanspraak dat hij als geen ander in relatie stond met God en vanuit die relatie leefde en onderrichtte, leek door de kruisdood gelogenstraft.”
“Door te sterven en te verrijzen heeft Jezus de dood overwonnen. Wie bij Jezus hoort, is met hem dood voor de zonden en levend voor God. Nu al in dit leven en, op een manier die wij niet kennen, na onze dood. Dat is het centrale belang.”
“Kijk, het leven is weerbarstig, er is ziekte, dood, onrecht. Een deel daarvan is verwijtbaar. En kwaad en zonde zijn besmettelijk, het zit vaak al ingebakken in het milieu waarin je geboren wordt, het gaat aan je geboorte vooraf. In Christus is openbaar geworden dat de kracht van het kwaad, zeg maar de erfzonde, niet het laatste woord heeft. Wie zijn leven met Jezus verbindt, is als het ware uit de oerverwevenheid van het kwaad getrokken en op het spoor gezet van een leven zoals God het bedoeld heeft. Die verlossing heeft in Jezus gestalte gekregen. Hij is de eersteling, zoals Paulus dat zegt.”
En wat merken we van die verlossing in ons dagelijkse leven? Schoot: “Wie in het voetspoor van de levende Heer leeft, stelt zich teweer tegen alles wat met kwaad en zonde te maken heeft en streeft naar christelijke deugden als gerechtigheid, matigheid, moed, gehoorzaamheid. Nee, de verrijzenis is zeker niet alleen relevant na ons sterven. Leven vanuit het verrijzenisgeloof is leven met God. Goed zijn voor anderen, God en jezelf liefhebben. Zo simpel is het eigenlijk. En ja, in de opstandig klinken ook maatschappelijke betekenissen mee als ‘opstaan tegen onrecht’, al moet je haar daar natuurlijk niet toe beperken.”
Bemoediging en troost
Voor Schoot persoonlijk heeft geloof “een sterke sacramentele connotatie”. Naast zijn werk aan de universiteit is hij diaken van het Aartsbisdom Utrecht. “Als diaken doop ik wel eens mensen. Je roept hen dan op om te leven met de verrezen Heer. Het verrijzenisgeloof is in feite het fundament onder alle uitingen van christelijke spiritualiteit. Je kunt geen eucharistie vieren zonder te geloven in de verrijzenis. De bemoediging en troost van het geloof vind ik - eerder dan in ideeën - in gebed, de sacramenten, of het lezen van de Schrift. Ik ben dan wel wetenschapper maar als het erop aan komt zijn ideeën niet genoeg.”
Voor zijn promotie verbleef Schoot eind jaren tachtig een tijd in Amerika. Een beslissende periode in zijn leven en carrière: “Waar sta ik nou, welke kant wil ik op? Als twijfelaar ben in naar de VS gegaan en als gelovige ben ik teruggekeerd. Sindsdien heeft het geloof mij nooit meer verlaten.
Aan de katholieke universiteit waar ik studeerde in de VS was theologie en spiritualiteit veel meer met elkaar verbonden dan ik in mijn studententijd gewend was. Op de campus van die universiteit was een Lourdesgrot nagebouwd. Ik was stomverbaasd om te zien hoe al de die jonge, moderne studenten over de campus jogden, stil hielden bij die Mariagrot, knielden, baden en dan weer verder renden. Er was daar veel minder schaamte; publieke devotie was heel normaal.”
Inmiddels zijn ook in Nederland de tijden aan het veranderen. Schoot: “Onze studenten worden steeds jonger en steeds overtuigder katholiek. Waarschijnlijk de enige manier om als jongere in deze tijd gelovig te blijven. En dat is prima, zolang je maar flexibel blijft en anderen niet uitsluit of veroordeelt. Maar bijzonder is het wel om mee te maken dat jonge studenten aan je vragen: ‘Meneer, dat zegt u nou wel, maar waar zegt het kerkelijk leergezag dat?’”
Hellegang
Rest nog de ‘nederdaling ter helle’, is dat in vergelijking tot de opstanding niet een beetje een obscuur leerstuk? Schoot: “Nee, die twee horen juist bij elkaar. Je kunt dat goed illustreren aan de zogenaamde verrijzenisiconen. Daarop is te zien hoe Christus de poorten van het dodenrijk verbrijzelt en onder andere Adam en Eva uit het graf mee omhoogtrekt. Niet alleen zij die na Jezus kwamen zijn gered, maar ook de rechtvaardigen die vóór hem leefden. Je zou kunnen zeggen: de hellegang staat symbool voor de verlossing van alle mensen van goede wil.
Daarnaast speelt trouwens nog een hele andere betekenislaag mee. De dood staat voor de afgescheidenheid van God, de hellevaart wordt zo verbonden met de godverlatenheid van Jezus aan het kruis. Jezus heeft de hel gezien. Niets aan het menselijk lijden is hij uit de weg gegaan. Maar hoe je het ook duidt, ook voor de ‘nederdaling’ geldt: het zijn beelden, geen beschrijvingen van een tijdruimtelijk gebeuren. Beelden zijn betrekkelijk, de essentie, dat Jezus leeft, is dat niet.
[box type="shadow"]
Geloofsbelijdenis
1. Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde;
2. en in Jezus Christus, zijn enig Zoon, onze Heer,
3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,
4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven, en begraven,
5. die is neergedaald in de hel, op de derde dag opgestaan van de doden,
6. opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,
7. vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden;
8. Ik geloof in de Heilige Geest,
9. de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen,
10. de vergeving van zonden,
11. de wederopstanding des vleses,
12. en het eeuwige leven.
[/box]
Bron: Volzin, magazine voor religie en samenleving
Lees ook andere aflevering in de serie ‘De geloofsbelijdenis’.
» Lees ook andere artikelen van Theo van de Kerkhof