Woorden zijn belangrijk, zegt Lisette Thooft. Ze kunnen verwonden of genezen. Is het daarom wel zo verstandig om harde, negatieve en bovendien grotendeels onware oordelen over jezelf uit te spreken?
Door Lisette Thooft
“Ik ben kapot”, verzucht mijn cliënt.
“Is dat waar?” vraag ik. “Je bent hiernaar toe gekomen, je praat met me, je drinkt je thee. Als je kapot was, kon je dat toch niet meer?”
“Nou ja”, zegt ze. “Je begrijpt wat ik bedoel.”
Zelfs dat is waarschijnlijk niet helemaal waar: begrijp ik echt wat ze bedoelt? Voelt ze zich moe, of verward, of verdrietig, of een combinatie hiervan? Wat voelt ze precies?
Het is zo gewoon dat het misschien niet eens opvalt, maar veel mensen vertellen zichzelf en elkaar om de haverklap dit soort leugentjes. Ik ben kapot, ik ben helemaal óp, ik kan niet meer, je kunt me opvegen…
Het is niet wijs om zoiets negatiefs te zeggen dat bovendien in werkelijkheid niet klopt. Je hele lichaam hoort het en vraagt zich af: huh, moet ik soms kapot? Het is zelfs geen goed idee om zulke dingen te denken… Je onderbewuste luistert mee.
Woorden zijn belangrijk. Woorden kunnen verwonden, en woorden kunnen genezen. Dat weet iedereen die weleens met succes een mantra heeft gebruikt.
Laatst hoorde ik van een collega rebalancer dat je na de woorden “Ik ben” sowieso nooit iets negatiefs mag zeggen. Want dat zijn de heiligste woorden in het universum.
Dat kwam binnen. Natuurlijk. “Ik ben”, dat is eigenlijk Gods naam, Ik Ben Die Ik Ben, en als ik, schepseltje Gods, vonkje van het grote vuur, scherfje van het Hele Al, een zin begin met “ik ben” verbind ik mezelf door die woorden direct met dat oer-Zijn, met mijn wezenskern.
Dan moet ik ook de waarheid spreken. Alleen al uit respect.
Ik ben heilig, en ik ben heel. Dat is de waarheid.
De rest is flauwekul.
Nou ja, misschien geen flauwekul, maar wel een soort hobby, een gewoonte die je van anderen overneemt, of een poging om zielig te doen, medelijden op te wekken of indruk te maken.
Als je preciezer gaat formuleren valt er heel wat effectbejag weg, maar wordt wat je zegt rustiger en waarachtiger.
“Ik voel me een beetje nerveus”, zeg je dan bijvoorbeeld. “Ik heb behoefte aan een pauze.”