Wie tegenwoordig ook maar een beetje aan spiritualiteit doet, weet dat opdracht nummer één is: ‘erbij zijn’. We moeten mindful zijn, aandacht hebben voor het actuele moment, het frisse nu. De geest moet present zijn bij de fysieke werkelijkheid. Maar waarom moest dat ook al weer? Soms moet je even helemaal opnieuw beginnen. Laatst werd Lisette Thooft getroffen door een eureka-ervaring: de geest wil helemaal niet zonder lichaam en wereld. “Materie en geest houden van elkaar!”
Door Lisette Thooft
Soms vraag ik me af waarom het ook weer belangrijk is om met de geest present te zijn in de fysieke werkelijkheid, om geest en materie te verbinden. Ik heb notabene een boek geschreven met de titel Kom uit je hoofd, en ik weet dat het belangrijk is om alles te voelen en te ervaren wat er te voelen en te ervaren valt. Om niet te dissociëren, niet te verdringen of te onderdrukken.
Maar soms ontschiet me dat belang. Het is kennelijk nog maar half bewust in mij en dus glipt het soms weg. Dan vraag ik me helemaal opnieuw af: waarom eigenlijk? Mensen zijn toch geestelijke wezens. We lopen maar eventjes rond over de Aarde in onze zelfreparerende ruimtepakken van vlees en bloed; we zijn veel langer nog-niet-geboren, en voor-altijd-gestorven, dan dat we leven.
'Psychic' energie
Mijn goeroe Barry Long zei dat we maar vijf procent van de werkelijkheid kunnen zien, horen, voelen, ruiken, en proeven. De rest is ‘psychic’ energie volgens hem. Dat spoort toch aardig met die vier procent van de wetenschap: “Van 96 procent van de energie in het heelal zien we wel de krachten maar we weten niet wat het is.” (Nationale Wetenschapsagenda.)
Waarom is dat lastige en prikkerige ondermaanse dan zo belangrijk? Waarom moeten we mindful zijn en in het hier en nu? Is het niet prettiger om zoveel mogelijk te vergeestelijken, zoals de gnostici, die de Aarde beschouwden als het mislukte product van een onhandige scheppergod waar je eigenlijk maar zo snel mogelijk weer vandaan moet?
Medescheppers
Dan moet ik er een tijdje over nadenken en oh ja, ik weet het weer. Elke keer vind ik weer een ander argument. Bijvoorbeeld: we zijn medescheppers van God en we hebben een opdracht, namelijk om van deze Aarde een Nieuw Jeruzalem te maken. Dat betekent toch ook heel concreet bouwen en parken aanleggen en zo. De boel beheren. Daarvoor heb je geest nodig, een geestelijke ontwikkeling, anders blijf je hangen in de jungle, de survival of the fittest, ‘nature red in tooth and claw’; dan krijg je nooit een park met gouden straten.
Of ik denk: je kunt alleen maar echt van andere mensen houden als je goed in je lijf zit, als je fysiek ontspannen bent en emotioneel opgeschoond. Anders is het allemaal denkwerk, dat lief doen en dat goeie gedrag, alleen maar zelfopgelegde beperking uit angst, of uit conditionering.
Of ik denk: de schepping is een uit elkaar vallen, een permanent scheidingsproces, allemaal schei-kunde, en het is aan ons om de verbinding terug te vinden; het gaat juist om verbinding.
En zo mijmer ik voort.
Oergegeven
Laatst kwam ik iets tegen dat me een soort eureka-ervaring gaf: materie en geest houden van elkaar! Ze worden tot elkaar aangetrokken zoals de Hindoe godheden Shiva en Shakti: met een onuitsprekelijke intensiteit, een sublieme en onverbrekelijke liefde. Shiva is de transcendente god van het oneindige bewustzijn, oftewel de leegte, en Shakti is de godin van de schepping, de materie, de vorm. Je ziet ze vaak elkaar beminnen op plaatjes en in beelden, in yab-yum houding (yab-yum schijnt in het Tibetaans Vader-Moeder te betekenen), in goddelijk serene rust en overgave.
Dat is dus een oergegeven… Geest wil helemaal niet zonder materie en materie wil helemaal niet zonder geest. Dat kunnen we wel af en toe dènken, uit angst of ongemak of wat dan ook, maar het klopt niet met de diepste realiteit.
Misschien kan ik dit een tijdje onthouden.