In de media krijgt het ‘format’ een steeds obsessiever karakter, zegt Eric Corsius. Gevolg is dat provocerende standpunten, excentrieke zienswijzen of gebrek aan kennis van zaken de boventoon voeren. Op zich is er niks tegen formats. Ze zijn ook niet nieuw; in kunst en liturgie zijn standaardvormen gebruikelijk. Prima, zolang er maar vernieuwers zijn die de grenzen van de genres oprekken of er soms regelrecht uitbreken.
Door Eric Corsius
Onlangs was in het televisieprogramma Podium Witteman de dirigent Philippe Herreweghe te gast. Hij werd geïnterviewd door de naamgever van het programma. Dat liep niet helemaal goed. Herrewege had veel te vertellen. Witteman probeerde echter de kunstenaar binnen de krijtlijnen van de voorgekookte vragen te houden. Bovendien zat hij krampachtig de tijd te bewaken. Het bedachtzame aura van de presentator ten spijt, zat hij samen met zijn gast gevangen in het ludieke en jachtige ‘format’ van zijn programma. Hij had helemaal geen tijd om een diepgaand gesprek op te bouwen, maar moest vooral erop toezien dat de volgende rubriek op tijd kon beginnen. Herreweghe - die niet meer de jongste is, die als perfectionist gewend is om tijd te nemen en die als Vlaming graag in alle rust spreekt - kwam niet uit de verf in de confrontatie met grensrechter Witteman. Het resultaat was onbevredigend en pijnlijk.
Strak schema
In de media krijgt het ‘format’ een steeds obsessiever karakter, vooral in ons land. Honend spreken we over praatprogramma’s in de nabuurlanden, waar mensen op basis van hun expertise worden uitgenodigd en als zodanig ook worden gerespecteerd. Ze mogen hun zinnen afmaken en hun gedachtegangen stap voor stap ontvouwen. Ze laten ook elkaar uitpraten. Vanuit een bevoogdende opvatting over de beperkte spanningsboog van de lezer, luisteraar of kijker, moet in onze media daarentegen alles binnen een vastgestelde tijd en omvang en volgens een strak schema worden overgebracht. Dat geldt voor radio en TV, maar ook voor de gedrukte media.
Bovendien moet het nog eens spannend en prikkelend zijn. Met het oog hierop worden in de media bij uitstek mensen met provocerende standpunten, excentrieke zienswijzen of gebrek aan kennis van zaken aan het woord gelaten. De sportman mag in Pauw zijn mening geven over het migratievraagstuk. De muzikale hobbyist mag op zaterdag een halve dag van Radio Vier invullen. Als het in een talkshow gaat over religie, schuift een zonderling aan. Expertise, diepgang en kennis doen er niet toe – want dat vinden ‘de mensen’ saai.
Liturgie
Nu is het hanteren van een format op zich niet nieuw. Een klassiek en op zich positief voorbeeld is de liturgie. Hier is herhaling en voorspelbaarheid een middel om concentratie en inkeer te bevorderen. Maar ook hier wordt steeds meer de neerbuigende houding jegens het publiek voelbaar, vooral in progressieve kring. De bijbel wordt bijvoorbeeld, omdat de mensen het anders toch niet snappen, hapklaar gemaakt of regelrecht gecensureerd. De muziek moet lekker door de keel glijden. En het geheel moet uiteraard kort duren.
Verrast was ik dan ook, toen ik onlangs in Portugal een viering bijwoonde, waar mensen geduldig zaten te luisteren naar hele hoofdstukken uit een Paulusbrief. Daarop waren ze overigens wel voorbereid in een catechese voorafgaand aan de mis. De gedachte van de voorganger was: “Als de mensen het niet snappen, dan kan ik daaraan iets doen. Het ligt aan mij, niet aan hen, als de bijbel voor hen een gesloten boek blijft.” De viering duurde lang, maar ik zag geen verveelde gezichten. De kerkbezoekers werden serieus genomen, uitgedaagd en geholpen om de moeilijke materie tot zich te nemen.
Tergend trage romans
Ook in de kunst is het gebruik van een format vanouds bekend. Standaardvormen hebben vaak de toon aangegeven. Een symfonie was een symfonie, een genrestukje een genrestukje, een sonnet een sonnet, een novelle een novelle. Dit daagde enerzijds de kunstenaars uit om binnen dat kader maximaal creatief te zijn. Aan de andere kant was het ook een keurslijf. Om het hof te behagen, om een publiek dat zich wilde amuseren ter wille te zijn of om verpieterende adellijke dames te plezieren, mochten werken niet te lang, te gecompliceerd of te onvoorspelbaar zijn.
Kunstenaars voelden vaak aan, dat het format te weinig ruimte bood voor wat ze wilden zeggen. De grote vernieuwers rekten de grenzen van de genres op of braken er soms regelrecht uit. Het gevolg waren onder andere tergend trage romans, raadselachtige schilderijen en symfonieën die een avond vulden. De urgentie en de natuurlijke traagheid van datgene wat meegedeeld moest worden, was voor deze artiesten belangrijker dan het ‘format’. Zij lieten hun muze uitspreken. Want die had iets te zeggen. Hun en ons.