Flannery O’Connor  was een gerenommeerd  Amerikaanse schrijfster. Recent kwamen brieven van haar in de openbaarheid waarin zij zich op soms grove wijze racistisch en homofoob uitdrukt. Moet haar naam nu 'gecanceld' worden? Volgens Erik Borgman wijst haar eigen werk en leven - waarin genade een belangrijke rol speelt - een weg naar een andere, meer hoopvolle mogelijkheid.

Door Erik Borgman

Als columnist van De Bezieling krijg ik iedere vier weken een mail van de hoofdredacteur. Die laat mij weten dat er een tekst van mij wordt verwacht. Dat hebben we zo afgesproken. De vraag is niet of ik een goed idee heb voor een onderwerp. Ook niet of mijn schrijfstijl in vorm is en ik tijd heb. Als het echt niet lukt, is er clementie, maar in beginsel betekent de mail simpelweg: ga zitten en schrijf.

Gods werk

Dat is heel goed! Want zoals de Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor (1925-1964) stelde: als je iets goeds wil schrijven, moet je niet pas gaan zitten als het zich lijkt aan te dienen. Je moet steeds weer proberen te schrijven. Anders bestaat het gevaar dat als de genade zich aandient in de vorm van een betekenisvol verhaal, jij niet beschikbaar bent om het te op te schrijven.

Flannery O’Connor geloofde in inspiratie. Letterlijk: als zij er in zou slagen iets goeds te schrijven, noteerde zij in 1946 en 1947 keer op keer in haar Prayer Journal dat zij als studente bijhield, dan kwam het van God en zijn Geest. Niet van haarzelf. Op 6 november 1946, 21 jaar oud, noteerde zij zelfs dat precies de vele momenten tijdens het schrijven waarop zij zich op een dood punt voelde, evenzovele herinneringen waren aan de ervaring dat het verhaal niet haar werk was, maar Gods werk.

Gevaar van de psychologie

Dat O’Connor een vroom katholiek was, is algemeen bekend. Regelmatig getuigde zij van het belang van haar geloof voor haar literaire werk en van de lastige positie waarin die openheid haar bracht in de seculariserende cultuur. Maar haar jeugdige ontboezemingen over haar eigen onvermogen en haar neiging tot gulzigheid, aanmatiging en het verlangen anderen te slim af te zijn, kwamen pas later aan het licht en werden pas in 2013 voor het eerst uitgegeven. Ze werden vervolgens gelezen als uitdrukking van haar getroebleerde psyche, niet als blijken van een zelfkennis.

Het Prayer Journal is niet geschreven met het oog op publicatie, of zelfs maar met het oog op een enkele meelezer. Toch keert O’Conner zich erin regelmatig precies tegen het gevaar van de psychologie. Als ervaringen van verlatenheid, van zondig tekortschieten, van verlangen naar God en van genade psychologisch worden geïnterpreteerd, worden zij niet langer inhoudelijk serieus genomen, zo vond zij. Ze worden gelezen als projecties, maar zo beschouwde zij haar ervaringen niet.

Door God bemind

O’Connors oeuvre staat vol mensen die hardhandig met de genade worden geconfronteerd en zo tot zelfinzicht komen,. Dat inzicht is vaak weinig vleiend: hun gevoel beter te zijn dan anderen, blijkt een vorm van kleinzieligheid, maar hun ware grootheid komt aan het licht als zij dat zelf ook toegeven. Dan begrijpen ze dat ze Gods genade nodig hebben, net als ieder ander. Precies uit dit genadevolle inzicht blijkt dat zij ondanks alles door God worden bemind.

Dat dit bij uitstek voor haarzelf gold, blijkt O'Connor al vroeg te hebben ingezien. Maar zoals gezegd, zij werd op dat punt niet serieus genomen, want "niets brengt de literatuurwetenschap meer het schaamrood op de kaken dan theologie. Eveneens brengt niets de theologie meer het schaamrood op de kaken dan nare biografische details". Dit schrijft de theologe Jacqueline A. Bussie die als liefhebber van het werk van O’Conner onverwacht met dergelijke nare details geconfronteerd werd, evenals de rest van de wereld.

Racistische en homofobe cultuur

In 2020 werden delen uit brieven van Flannery O’Connor gepubliceerd die uit eerdere uitgaven van haar correspondentie discreet waren weggelaten. In deze brieven bleek ze volop te delen in de racistische en homofobe cultuur die de boventoon voerde in de Amerikaanse staat Georgia, waar zij woonde. Zij drukte zich daarbij regelmatig uit in minachtende, nu als onacceptabel beschouwde bewoordingen. Zij keerde zich bovendien fel tegen diegenen die deze cultuur wilde doorbreken, zwarten en witten. Nadat dit publiek was geworden, werd in de slipstream van de moord op Georg Floyd op 25 mei 2020 een naar haar genoemde studentenflat op de campus van Loyola University in Maryland omgedoopt tot Thea Bowman Hall. Thea Bowman (1937-1990) was een zwarte religieuze, de eerste van haar congregatie. Er loopt een proces voor haar zaligverklaring.

Ook Jacqueline Bussie is in eerste instantie geschokt door de onthullingen en haar liefde voor O’Connor bekoelt. Maar na een interne worsteling met het materiaal komt ze tot de conclusie dat we blijkbaar serieus moeten nemen wat de jonge Flannery O’Conner al schreef:

Mijn geest is een kleine doosje, lieve God, binnenin andere doosjes binnenin weer andere doosjes, en ga zo maar door. Er zit heel weinig lucht in mijn doosje. Lieve God, geef me wat lucht ... Laat alstublieft uit al de dingen om me heen wat licht schijnen …

Later zou zij zeggen dat maar weinigen in staat zijn lang genoeg naar zichzelf te kijken om te zien dat het goede daar under construction is en daarbij vaak groteske gestalten aanneemt. Zoals zij dat verbeeldt in haar romans en verhalen.

Instrument voor Gods verhaal

Flannery O’Connor was er zich ten volle van bewust geen heilige te zijn. In tegendeel. "Laat me nooit denken, lieve God, dat ik meer was dat een instrument voor uw verhaal, zoals mijn typemachine het mijne was", schrijft zij in haar Prayer Journal. Maar zij meende dat Gods genade ook van haar bekrompenheid, haar angsten en idiosyncrasieën gebruik kon maken om ze aan de kaak te stellen en te overstijgen. Haar literaire werk getuigt voluit van haar gelijk: daar worden de stereotypen waar zij als mens zozeer aan hing, door haar als schrijfster effectief en meedogenloos onderuit gehaald. "Ik ben net zo stom als de mensen die ik te kijk zet", wist ze al in de tijd dat zij haar Prayer Journal schreef. Dat blijkt na haar dood niet overdreven.

Het probleem van de hedendaagse cancel-cultuur is niet dat het de morele fouten van onze helden aanklaagt. Hun verdedigers wijzen dan vaak op de tijdgeest en het feit dat 'men niet beter wist'. Dat laatste is zelden waar en geldt ook voor O’Connor niet. Het is bovendien een uitdrukking van minachting en zelfverheffing: alsof wij wel beter zouden weten. Het probleem van de cancel-cultuur is dat het Gods genade te klein voorstelt. Flannery O’Conner was een racist en een homofoob, zoals – om een andere voor mij belangrijke katholieke schrijver te noemen – Gilbert Keith Chesterton (1874-1936) een antisemiet was. Maar in hun fictie onthullen zij soms ondanks zichzelf fragmenten van Gods waarheid.

Waarheid uit de leugen

We leven in een door en door gebroken wereld. Wij kunnen wel naar duidelijke scheidingen verlangen, naar ofwel donker ofwel licht, maar zo is het vrijwel nooit. Het geeft een op het eerste gezicht wrange, maar uiteindelijk hoopvolle betekenis aan het zinnetje in de proloog van het Johannesevangelie dat het licht schijnt in de duisternis (Johannes 1,5). Wrang omdat de waarheid dan overal schuil kan gaan, zelfs in de woorden van schurken die je moeilijk anders kunt zien dan als onmensen. Maar hoopvol omdat de genade ons anders niet zou kunnen bereiken. Want elke generatie en elke sociale groep zal zijn schuldige blinde vlekken blijken te hebben. En als we eerlijk zijn vermoeden we soms ook wel, welke dat zijn.

Als Gods waarheid zich alleen zou bedienen van degenen die van ieder kwaad gevrijwaard zijn, zou zij nergens kunnen klinken. Maar God is niet uit op zuiverheid – zijn woord is immers vlees geworden! – en hij schaamt zich niet om onze God genoemd te worden, zoals de Hebreeënbrief (11,16) zegt. Ondanks het feit dat steeds opnieuw blijkt dat daar alle reden voor is. De cancel-cultuur wil de waarheid bereikbaar maken door de onwaarheid en de leugen uit te roeien. Dan blijft er uiteindelijk geen waarheid over. Maar God laat de waarheid uit de leugen opkomen en doorlicht deze van binnenuit. Net zo lang tot ze verdwenen is.

Flannery O’Connor maakt het zichtbaar en heeft het geloofd. Thea Bowman heeft het geleefd, door haar medezusters keer op keer op hun openlijke en verborgen racisme aan te spreken en tegelijk met hen verder te willen gaan. Zo bouwde zij actief aan een niet-racistische kerk. Daarom is O’Connor een geweldige en begeesterende schrijfster, maar is Bowman wat mij betreft inderdaad een heilige.


De hier gegeven lezing van Flannery O’Connors visie op haar eigen beperktheid, is geïnspireerd door het artikel van Jacqueline A. Bussie, ‘Race, Grace and God’s Typewriter: Loving the Canceled Flannery O’Conner’, in: People Get Ready: Twelve Jesus-Haunted Misfits, Malcontents, and Dreamers in Pursuit of Justice, ed. Peter Slade, Grand Rapids: Eerdmans 2023, 143-102.

De centrale studie over het thema ras in het werk van O’Connor is: Angela Alaimo O'Donnell, Radical Ambivalence: Race in Flannery O'Connor, New York: Fordham University Press 2020.

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.