Met Hemelvaart lijkt Jezus uit het zicht verdwenen. Het Johannesevangelie suggereert echter dat Jezus’ weggaan zijn werkelijke en definitieve komst betekent. Erik Borgman reflecteert op deze paradox. Wanneer we ons Jezus’ perspectief eigen maken, zien we hem niet meer, maar zie wij vanuit hem 'de wereld in God'. Dat dit perspectief steeds weer levengevend blijkt, is voor Borgman ook de ultieme reden om hoe dan ook 'van de kerk' te blijven. De woorden die daar klinken blijken steeds weer op verrassende wijze woorden van eeuwig leven.
Door Erik Borgman
De paradox - dat Jezus' weggaan, zijn definitieve komst betekent - wordt in zijn volle scherpte in bijna geen enkele Bijbelvertaling verwoord. De Naardense Bijbel doet dit wel: "Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom naar jullie toe", zegt Jezus in het Johannesevangelie (14,18). De tekst wordt vanouds speciaal in verband gebracht met de zondag tussen Hemelvaartsdag en Pinksteren, die dan ook wel ‘wezenzondag’ wordt genoemd. Jezus is in de hemel en dus op aarde afwezig, is de gedachte. Het is in deze lijn dat zowel de Willibrordvertaling als de Nieuwe BijbelVertaling het tweede deel van Jezus’ uitspraak vertalen als: "Ik kom bij jullie terug". Alsof Jezus eerst weggaat en dan vervolgens terugkeert. Maar het is een en dezelfde beweging.
Dichtbij
Wat weggaan lijkt, is komen. Zoals Jezus’ vernederende dood aan een kruis volgens het Johannesevangelie niet gevolgd wordt door zijn verheerlijking, maar zijn verheerlijking is. Hij wordt boven de wereld uitgetild, letterlijk. In de voorstelling van Johannes zet dit hem op de troon. Hij geeft zijn Geest (Johannes 19,30) en alles ademt voortaan zijn aanwezigheid. God is zijn Vader en de wereld is zijn wereld. Als de Geest als Helper naar ons toekomt, dan wordt God definitief ook onze Vader en is de wereld tevens onze wereld.
Dat zijn leerlingen hem binnenkort niet meer zullen zien, zegt Jezus aan de vooravond van zijn dood, komt niet omdat Hij na zijn sterven te ver weg is. Hij is te dichtbij. Hij is in ze als de Geest van de waarheid (vers 17). Wat in je is, dat zie je niet. Met wat in je is, kijk je en verwerk je wat je ziet. Door de Geest zien we alles in het licht van Jezus, het licht van de God die liefde is. We leven voortaan in de wereld als in de ruimte van Gods liefde die in hem zichtbaar is geworden.
De Geest en de waarheid van de liefde
Daarmee bereikt Jezus zijn bestemming. Want de inzet van zijn leven is volgens het Johannesevangelie niet dat wij hem voortdurend voor ogen houden. De inzet is dat wij in het perspectief staan dat Hij belichaamt en zo "leven bezitten in overvloed" (Johannes 10,10) en aldus God aanbidden in Geest en waarheid (Johannes 4,23-24). Het zijn de Geest en de waarheid van de liefde: van God die ons in alles wat bestaat liefheeft en van ons, die God erkennen en liefhebben als de bron, de dragende grond en het doel van ons leven.
Daarom is wat er over Jezus te zeggen valt volgens het Johannesevangelie onuitputtelijk. De schrijver eindigt zijn verkondiging met de opmerking dat Jezus nog veel meer gedaan heeft dan in zijn boek beschreven staat. Als deze dingen één voor één beschreven zouden worden, zou volgens hem de hele kosmos niet voldoende ruimte hebben voor de volgeschreven boeken (21,25). Het leven van Jezus is een leven in de wereld en te midden van de geschiedenis, maar tegelijkertijd omvattender dan het heelal.
Zalving met de Heilige Geest
Dit is wat een leven in de Geest, een leven in geloof betekent. Zelf een levenslange katholiek – in de jaren vijftig werden kinderen van katholieke ouders zo veel mogelijk gedoopt op de dag dat zij geboren werden, of hooguit de dag erna – waren er de afgelopen tijd nogal wat mensen in mijn directe of iets verder afliggende omgeving die toetraden tot de Rooms-Katholieke Kerk. Ze waren doorgaans protestants gedoopt en ontvingen nu het vormsel, de bezegeling van het geloof door de zalving met Heilige Geest. Het was aanleiding om nog eens goed na te denken over waarin het belang van Geest en geloof volgens mijzelf eigenlijk zit.
Timothy Radcliffe suggereert in zijn boek Leven in volheid dat het misschien wel van moed getuigt om rooms-katholiek te blijven te midden van alle schandalen en de bij tijden nogal respectloze wijze waarop in de kerk met mensen wordt omgegaan. Hoe komt het, zo vroeg ik mij af, dat ik ondanks mijn soms hardhandige botsingen met kerkelijke structuren en kerkelijke leiders, deze moed had? Of beter, dat het eigenlijk helemaal niet als moed voelde?
"De kerk en haar veelkleurige tradities openen voor mij de wereld als een ruimte die fundamenteel is getekend door de liefde van God"
Niet verloren lopen
Het komt uiteindelijk, zo concludeer ik, doordat de vraag naar blijven of weggaan zich niet stelde. Ik kan de hele geloofsbelijdenis zonder aarzelen meezingen, maar het is uiteindelijk niet beslissend of ik de afzonderlijke onderdelen voor mijn rekening wil nemen. Dan zou het draaien om wat ik vind. Maar beslissend is dat de kerk en haar veelkleurige tradities voor mij de wereld hebben geopend en steeds opnieuw openen als een ruimte die fundamenteel is getekend door de liefde van God en die zo om mijn wederliefde vraagt. Dan kan ik niet verloren lopen, wat mij ook overkomt.
Niet dat mij dat altijd duidelijk is en ik mij nooit verloren voel. Dat gebeurt regelmatig. Maar steevast openen de woorden en de beelden die mij zijn en worden aangereikt dan een weg vooruit. Of minstens het begin van een weg. Niet spectaculair en zeker niet als oplossing voor alle problemen, maar wel op een manier die ik van tevoren niet voorzag en die wegvoert van de impasse en het gevoel daarin te zijn vastgelopen.
Naar wie zouden wij toegaan
Het Johannesevangelie vertelt over een moment waarop velen die naar Jezus luisteren zich van hem afkeren. Als Jezus dan zijn apostelen vraagt of zij soms ook weg willen, zegt Simon Petrus namens hen: "Naar wie zouden wij toegaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat U de Heilige van God bent" (Johannes 6,68-69). Hij lijkt te bedoelen: ‘Wij kunnen U ook vaak niet volgen, maar we weten dat wat U zegt en doet hout snijdt en dat het ons nieuwe wegen vooruit zal wijzen. Dat is nergens anders zo het geval.’
Dit lijkt misschien een beetje zuinig. Het is inderdaad niet de zelfbewuste verzekering van Petrus dat hij bereid is zijn leven voor Jezus te geven, zoals deze later zal klinken (vgl. Johannes 13,37). Die verzekering kan hij echter niet waarmaken. Vertrouwen dat Jezus de perspectieven-openende waarheid van Gods liefde spreekt en belichaamt, daar draait het hele Johannesevangelie om. Het opent een ruimte die meer omvat dan de kosmos en die de grenzen van de tijd overschrijdt. Het besef uitspreken dat je in deze ruimte leeft en nergens anders zou willen leven, is niet weinig maar veel. Ik althans zou niet weten wat ik nog meer zou kunnen zeggen.