Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "Nog een poosje verroer-je-niet spelen en dan is het groot feest."
Door Paulien van Bohemen
“Of het uitkomt? Och jee, de tijd dat ik geen tijd had, ligt ver achter me. Ga zitten.” Hij ligt in een lichtbruine, comfortabele ligstoel bij het raam. Zijn hoofdsteun staat een beetje omhoog, zodat hij televisie kan kijken. “Sorry, ik wil niet onbeleefd zijn, maar ik kom niet overeind. Ik zal u uitleggen waarom.” Hij pakt de afstandsbediening van het glazen bijzettafeltje naast hem en zet het geluid uit.
“Het zit zo. Hier ligt de de oudste man van dit verpleeghuis. Ik ben zevenennegentig en een half. Ik moet en zal de honderd halen. Dat is mijn belangrijkste doel. Ik doe er echt alles aan en daarom doe ik niks. Volgens mij is dat het beste. Kijk, als ik zit in plaats van lig, zie ik er meteen minder hulpeloos uit en krijg ik minder aandacht van de verpleging. En een beetje contact met de medemens houdt de dokter weg. Als ik ga lopen, zul je zien dat ik omval en een heup breek. Het begin van het einde. Nee, dit lijkt me verreweg de beste manier om stokoud te worden.” Hij grijnst.
“Nog een poosje verroer-je-niet spelen en dan is het groot feest. Ik mag mijn verjaardag hier beneden in het restaurant vieren, maar daar komt niks van in. Duiken er ineens allemaal bewoners op die ik niet ken. Lui die op mijn kosten een stuk in hun kraag gaan zuipen. Schei toch uit, daar pas ik voor.”
Hij draait zijn hoofd even naar het raam. De gele petunia’s in de bloembak aan het balkon dansen zachtjes in de wind. “Nee, ik zal tegen die tijd de burgemeester even bellen. Hij hoeft me niet te komen feliciteren, want ik zal er niet zijn. Ik vertrek met mijn zes dochters en de hele mikmak naar het dorpscafé. Daar gaan we een fantastisch feestje vieren. Dan zul je zien dat deze jongen ineens wel rechtop kan zitten.” Zijn ogen glinsteren ondeugend.
“Nou, nu weet u: ouwe Nico gaat de komende twee en een half jaar nergens heen, dus treedt u nog maar eens binnen in mijn nederige woning. En mocht ik er niet zijn, dan lig ik voortijdig in mijn kist.”