Is bewustzijn een veld? Lisette Thooft zag ineens betekenis in een parabel van Jezus, die ze lastig te begrijpen vond.
Door Lisette Thooft
Hoe ouder ik word, hoe christelijker ik me voel, grappig is dat. Misschien is het normaal, maar er komen steeds vaker bijbelfragmenten in me op. En soms begrijp ik iets ineens. Zoals de parabel van de werkers in de wijngaard, Matteüs 20, 1-16 (zie kader hieronder).
Het kwam door een gesprek dat ik had met iemand over het nieuwe bewustzijn dat zich aan het ontwikkelen is. Ik hoor erover van verschillende kanten en ik voel het ook in mezelf. Het oude idee is dat je probeert je leven vorm te geven zoals je het graag hebt. Het houdt in dat je hard moet werken om doelen te bereiken. Je stelt jezelf een target, vaak in cijfers uit te drukken zoals: binnen een jaar wil ik zo-en-zoveel winst maken. En je gaat actief en gericht aan de slag. Onze hele cultuur is daarop gebaseerd, zou je kunnen zeggen: alles gaat om de cijfers onder de streep.
De nieuwe manier is dat je je afvraagt: wat wil er in de wereld komen door mij? Wat wil er gebeuren in mij en in mijn leven? Wat is er nodig, en waar ben ik nodig, wie kan ik dienen met mijn kwaliteiten?
Dat is veel passiever. Je hebt maar te wachten tot het antwoord je invalt, je kunt onzekerheid ervaren en perioden van inkeer en schijnbare stilstand. Vaak gaat je leven heel anders dan je had gepland of zelfs dan je had gewild, en toch weet je dat het goed is.
Inpluggen
“Ik moet daar diep over nadenken”, zei de vrouw met wie ik erover sprak. “Maar mijn kinderen zijn wel zo bezig, ja.”
“Jonge mensen van nu zijn zo snel van begrip”, zei ik. “Dat merk ik elke keer weer. Ze hebben maar een half woord nodig en het is duidelijk dat ze het echt snappen. Zo ver ontwikkeld was ik niet toen ik jong was. Ik denk dat bewustzijn een veld is: wij hebben er hard aan gewerkt en zij mogen er nu op inpluggen.”
En toen viel er een kwartje.
De jongeren van nu zijn de werkers van het elfde uur. Ze hebben er minder lang aan hoeven werken, en ze krijgen toch evenveel bewustzijn als de arbeiders van het eerste uur.
Wijn
Ik vind het trouwens ook zo heerlijk van het christelijk geloof dat Jezus echt een man is van de wijn, dat hij duidelijk associeert met het Koninkrijk der Hemelen. Net als de god Dionysos die ons wijn gaf om ons bewustzijn te verhógen, niet om onszelf te verdoven. Dronkaards werden streng gestraft, in de mythen.
Mijn ervaring is: een beetje wijn, niet te veel, leidt tot ontspanning en vertrouwen. En daardoor vaak tot meer inzicht, meer bewustzijn. Alleen als je te veel drinkt, word je dom en onbewust.
In de nieuwe wereld hoeven we niet de hele dag te ploeteren in de hete zon, bij wijze van spreken, zoals ons is aangepraat. Dan kunnen we ontspannen doen waarvoor we gekomen zijn, samen wijn drinken en bewust genieten, in een rijkdom aan godsvertrouwen.
Matteüs 20, 1-16: De werkers van het elfde uur
Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. Nadat hij met de arbeiders een dagloon van een denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, zei hij ook tegen hen: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.” En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “Niemand wilde ons in dienst nemen,” antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard.”
Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten.” En zij die er vanaf het elfde uur waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie. Toen ze die in handen hadden, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: “Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden.” Hij gaf een van hen ten antwoord: “Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?”
Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.
---------------------------------------------
Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)