De O-antifonen zijn zeven korte teksten die alle beginnen met de aanroep 'O'. De Duitse schrijfster Esther Maria Magnis schreef er een fraai uitgegeven boekje over. Theoloog en musicoloog Martin Hoondert belicht enkele achtergronden van de O-antifonen, die in de rooms-katholieke liturgie slechts een keer per jaar - in de periode voor Kerstmis - worden gezongen.

Door Martin Hoondert

Eén van de pareltjes uit de rijke rooms-katholieke liturgie zijn de O-antifonen. Deze zeven antifonen (korte gezangen) worden maar één keer per jaar gezongen, in de vespers (het avondgebed) van 17 tot en met 23 december. De antifonen zijn verbonden met het Magnificat, de Lofzang van Maria (Lucas 1, 46-55); ze omlijsten en kleuren deze Lofzang die in het getijdengebed dagelijks gezongen wordt.

De O-antifonen zijn ontleend aan het Oude of Eerste Testament. Het zijn zeven korte teksten die alle beginnen met ‘O’, als aanroeping van de Eeuwige of de Messias naar wie in het jodendom wordt uitgezien. In het christendom zijn deze aanroepingen toegeëigend en toegepast op Jezus.

17 december  O Wijsheid (Sapientia)

18 december  O Heer (Adonai)

19 december  O Wortel van Jesse (Radix Jesse)

20 december  O Sleutel van David (Clavis David)

21 december  O Dageraad (Oriens)

22 december  O Koning van alle volken (Rex gentium)

23 december  O Emmanuel

Persoonlijke reflecties

De Duitse schrijfster Esther Maria Magnis, die enkele jaren geleden debuteerde met haar persoonlijke roman Mintijteer (Duitse editie: 2012, Nederlandse vertaling: 2015), schreef bij de zeven O-antifonen korte, persoonlijke reflecties. Deze reflecties zijn door uitgeverij Van Wijnen op de markt gebracht in een fraai uitgegeven boekje. Magnis geeft bij elk van de antifonen de verwijzing naar het Eerste Testament en beschrijft vervolgens hoe zij de tekst beleeft. Zij is daarin verrassend eerlijk. Zo gaat ze bij de derde antifoon in op de zin: ‘Kom nu en bevrijd ons, verhef U, wacht niet langer.’ Als reactie op deze regel schrijft Magnis: ‘Dat ligt mij niet op de lippen. En al helemaal niet als het betekent dat mijn hele leven overhoop gehaald wordt. Ik heb een ongelofelijk verwend leven. En ik ga ervan uit dat dat voor de meeste lezers geldt. Dit kleine boekje zal wel niet in de eerste plaats onder kindsoldaten in Afrika uitgedeeld worden, of in donkere kelders waar kinderporno wordt gedraaid.’ (p. 34) Vervolgens daagt ze zichzelf en de lezer uit om voorbij het eigen leven en het eigen geluk te kijken naar wat er daadwerkelijk gebeurt in de wereld, om de ellende van de ander toe te laten, niet weg te drukken, ‘want juist dáár stijgen de O’s van de antifonen op. Daar begint het gebed van al die mensen en misschien hebben ze wel iemand nodig die het voor hen uit kan spreken.’

Een rijke traditie

Magnis gaat in haar boekje nauwelijks in op de herkomst en de lange traditie van de O-antifonen. Deze antifonen, vaak aangeduid als ‘de grote antifonen’ zijn ontstaan in de vroege middeleeuwen. Zoals bij de meeste gezangen in het gregoriaanse repertoire is er geen auteur, compilator en componist bekend. Naast het markeren van de tijd en het verhogen van de sfeer van verwachting, vormen deze antifonen een intellectueel spel met de teksten uit het Eerste Testament (met name de profetieën van Jesaja), de christelijke toe-eigening van het messiaans denken en de dubbele betekenis van de advent als een periode van uitzien naar zowel de geboorte van Christus als de wederkomst aan het einde der tijden. Dat Magnis deze rijkdom vrijwel volledig laat liggen vind ik, eerlijk gezegd, een gemiste kans. Het boekje heeft nu vooral het karakter van mijmeringen, die wellicht ook op andere wijze (via een blog of vlog) verspreid hadden kunnen worden.

De O-antifonen behoren tot het gregoriaanse repertoire en zijn door componisten door de eeuwen heen opgepakt en van muziek voorzien. In de barok onder meer door Marc-Antoine Charpentier (ca. 1690), in de twintigste eeuw door de Nederlandse componist Herman Strategier (1953) en op indrukwekkende wijze door Arvo Pärt. De antifonen hebben ook hun weg gevonden naar de Anglicaanse liturgie. Achter in Magnis’ boekje staan enkele QR-codes waarmee enkele composities gevonden kunnen worden. In het Liedboek (2013) is een Nederlandstalige versie van de O-antifonen te vinden in gezang 466: ‘O kom, o kom, Emmanuel’, van de hand van Willem Barnard.

Ero cras

De O-antifonen zijn waarschijnlijk niet in één keer bedacht en in de liturgie ingevoerd, maar langzaam gegroeid en tot traditie geworden. Op een gegeven moment waren het aantal en de volgorde een vast gegeven. Die laatste stap moet het werk geweest zijn van één geleerde monnik met gevoel voor wat ik zou willen noemen ‘de magie van liturgie’. De volgorde werd namelijk zo vastgesteld dat de eerste letters van de aanroepingen (‘Sapientia, Adonai’ enz.) van achter naar voren gelezen de zin ‘Ero cras’ vormen: ‘Morgen zal ik er zijn’. Na het zingen van de zeven antifonen, een liturgisch-muzikaal ritueel van toeleven naar Kerstmis, ontdek je, terugblikkend, dat God-met-ons er morgen zal zijn. Die wijze monnik heeft met deze vondst het messiaanse verlangen behouden: morgen zal het gebeuren, maar vandaag komt het aan op ons, op jou en mij.

--------------------------------------

De aanleiding tot deze bijdrage over de zeven O-antifonen is het boekje van Esther Maria Magnis: O., Uitgeverij Van Wijnen 2020, 48 blz. € 14,50.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.