Ze kenden elkaar eigenlijk alleen van naam. Maar toen Erik Galle en Erik Borgman elkaar echt ontmoetten, onthulde zich een grote onderlinge affiniteit, al oriënteren ze zich op verschillende tradities in de kerk: Galle staat in de monastieke traditie, Borgman in de dominicaanse; de ene is spiritueel auteur en kunstenaar, de ander is een systematisch theoloog. Erik Borgman verkent de verwantschap en wat die volgens hem zegt.
Door Erik Borgman
Hoe kan dat nou? Die vraag blijft door mijn hoofd spoken. Eind juli maakte ik toevallig kennis met een boek van de Vlaamse priester, therapeut en beeldend kunstenaar – en mijn voornaamgenoot – Erik Galle. Drie weken en zo’n tien e-mails later praten wij in het trappistinnenklooster van Brecht over een boek van hem dat nog moet verschijnen. We ervaren allebei een grote onderlinge affiniteit. Dwars door alle verschillen heen die er ook volop zijn. Hoe kan dat en wat zegt dat?
Zielsverwantschap
We ontdekten onze zielsverwantschap misschien wel allereerst in een gevoel van eenzaamheid. We treden allebei regelmatig naar buiten: Galle is redacteur en vertaler bij de Vlaamse uitgeverij Halewijn, ik schrijf en spreek op tal van plaatsen. Toch hebben we het gevoel dat wat wij echt willen zeggen vaak niet echt begrepen wordt.
Wat we denken te moeten zeggen, blijkt dan ook nog eens vergelijkbaar. Hij luidt ultrakort samengevat: God gaat aan ons vooraf en wij moeten Hem opnieuw leren toelaten. Ik publiceerde in 2017 een boek onder de titel Leven van wat komt. Daarin probeerde ik te laten zien dat ons leven principieel antwoord is en ook behoord te zijn. Het hele boek is gericht tegen het idee van de maakbaarheid. De lezers wilden weten hoe je een ontvankelijke cultuur maakt!
Erik Galle vond een nieuw woord uit: De voorafplek. Dat is de titel van het boek van zijn hand uit 2021 waarop ik toevallig stuitte. Hij bedoelt daarmee de ruimte in mensen die ons uitnodigt om te zijn en die ons in deze zin voorafgaat. Dat wil zeggen dat ons bestaan vanaf het allereerste begin antwoord is. Wij zijn er omdat iets of iemand – God – ons wil en liefheeft zonder reden buiten deze liefde zelf. Wij zijn dus niet autonoom en ons ego, dat wat wij meestal onze identiteit noemen, is niet het centrum of de grondslag van ons bestaan.
Onbegrip
Wij hebben allebei de indruk dat in pogingen om onze cultuur, maar ook om kerk en geloof te hervormen en zelfs om spiritueler en contemplatiever te leven, precies dit vaak niet wordt begrepen. Zo worden het inspanningen om onze problemen op te lossen, nieuwe projecten die ons leven zouden moeten veranderen. In plaats van pogingen God werkelijk opnieuw toe te laten. Dit onbegrip is buitengewoon frustrerend, want wij voelen sterk de urgentie. Cultureel en politiek, maar ook persoonlijk.
Daarmee komen we op het tweede punt van verwantschap tussen Erik Galle en mij. Wij voelen een sterk persoonlijk appel. God wil toegelaten worden en wij willen ten diepste niets liever dan de deur opendoen en zo ontdekken – ja, opnieuw een paradox – dat Hij al lang binnen is. In de literatuur over meditatie en contemplatie wordt vaak gesuggereerd dat zich door de deur van het hart te openen alle problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Maar overgave blijkt heel moeilijk en erg pijnlijk. Het ego, waarin de vermeende behoeften die onze cultuur ons toedicht zich hebben verschanst, verzet zich er hardnekkig tegen. En niet zelden buitengewoon sluw.
Genade
In de gevallen echter waarin wel erkend wordt dat het moeilijk is zich over te geven aan Gods aanwezigheid, wordt vaak gesuggereerd dat het vinden van Gods verborgen presentie een speciale techniek vraagt die geduldig moet worden ingeoefend. Met andere woorden: meditatie en contemplatie worden stiekem zelf een project. Terwijl, zo blijkt ons beider overtuiging, het Gods aanwezigheid moet zijn die de ruimte voor zichzelf creëert. Wij moeten ons openstellen voor wat zich aandient en aan het licht komt, maar het gaat om gehoorzaamheid daaraan, niet om overname ervan. Klassiek gezegd: Gods aanwezigheid is genade. Spiritualiteit – en wat mij betreft ook theologie – als project is een list van ons ego om de troon te blijven bezetten. Zo wordt verhinderd dat het koninkrijk van God doorbreekt.
Precies dit maakt contemplatie op een bijzondere manier moeilijk. Niet ingewikkeld, zoals een techniek ingewikkeld kan zijn als je die onder de knie moet krijgen. Geen krachttoer waarvoor je alles uit de kast moet halen. Maar kwetsbaar en precair. Omdat Hij alleen liefde wil zijn, heeft God zich kwetsbaar gemaakt, stelt Erik Galle vast. Dat klinkt mooi, maar is bij tijden gekmakend.
Met kracht wegjagen
Galle schrijft in een boek met meditaties bij een aantal van zijn eigen kunstwerken over zijn eigen emoties dat God hem leert dat ze niet het belangrijkste zijn in zijn leven. ‘De belangrijkste kamers in het huis dat ik ben, heb ik hen toebedeeld’, schrijft hij. ‘Ik wil dit niet langer.’ Maar daarmee zijn ze nog niet weg. Integendeel:
Ze doen alsof
zij mij bezitten
en vernielen
zonder omzien
wat ik in mij zo lang
met omzichtigheid
heb omringt.[…]
Spreek, bulder, haal uit, jaag hen weg.
Ik houd het niet langer uit
zonder U.
Maar dat met kracht wegjagen, dat doet God nu net niet. Zo lijkt het in ieder geval. Maar om te ontdekken hoe Hij dit dan misschien op zijn eigen manier wel doet, moet je op een andere manier gaan kijken en luisteren.
Talloze keren heb ik voor mijzelf genoteerd, en nog veel vaker tegen mijzelf gezegd: Vanaf nu gaat alles anders! Wat ik al heel lang weet dat moet veranderen, gaat nu ook veranderen! Kome ervan wat komt! Maar je kunt uitroeptekens zetten wat je wilt, maar zo werkt het niet. Dat is eigenmachtig verzet en dat is precies wat moet verdwijnen. Dat is precies wat onze taaie, onverslaanbare emoties en gedachten doen, als het ons lukt het te laten gebeuren.
Vuur
Met behulp van een andere metafoor weet Erik Galle het in hetzelfde boek scherp te zeggen:
U bent een vuur
dat verslindt.
Als ik dicht
in uw buurt kom,
sneuvelen woorden
als droog hout dat het vuur
alleen maar versnelt.[…]
Ik zie in dat wie zich
in vuur begeeft
alleen maar stand houdt
als hij zelf vuur wordt.
Vuur suggereert zowel verterende hitte als levengevende begeestering. Vuur is beeld van de Heilige Geest waarmee God bezit van mensen neemt en zich via hen uitdrukt op een manier die de wereld verandert. Zij is genade die schepselen omvormt tot plaatsen van genade. Niet-menselijke en menselijke schepselen.
De Geest haar gang laten gaan
Daar zit denk ik de diepste verwantschap tussen de Erik die zich vooral laat leiden door de monastieke traditie en de Erik die zich deel weet van de dominicaanse traditie: de zekerheid dat wij leven van en gered worden door genade. De genade die ontvangen moet worden om te kunnen worden verkondigd en de genade die, als zij ontvangen is, ertoe aanzet haar door te geven. En ons zo doet leven.
Ik ben een rivier.
Als ik zwijg
over de bron
die Gij zijt,
dan stokt
de stroming.Als ik U gedenk
dan leef ik,
voor altijd.
Het werd geschreven door de monastieke Erik, maar naar de inhoud had de dominicaanse Erik het evengoed hebben kunnen schrijven.
Wij zouden een organisatie voor weerbarstige contemplatie moeten oprichten, dacht ik even in de trein van Brecht naar huis. Om mij onmiddellijk te realiseren dat dit onmogelijk is. Weerbarstige contemplatie is baan aan het breken: dat wordt zichtbaar in onze verwantschap. Wij moeten de Geest haar gang laten gaan en niet nog meer in de weg gaan lopen dan we toch al doen.
Zie: erikgalle.be
Genoemde literatuur:
Erik Borgman, Leven van wat komt: Een katholiek uitzicht op de samenleving, Zoetermeer: Meinema 2017.
Erik Galle, Woorden als psalmen, Antwerpen: Halewijn / Baarn: Adveniat 2020.
Erik Galle, De voorafplek: Een therapeutisch en monastiek traject, Antwerpen: Halewijn / Baarn: Adveniat 2021.
Erik Galle, Alles wat blijft, verandert: Een kunstzinnig overleg met God, Antwerpen: Halewijn / Baarn: Adveniat 2022.
In oktober verschijnt:
Erik Galle, Voorbij het beeld: Aanzetten om God te bevrijden, Antwerpen / Henkelo: Halewijn / Volzin.