Op 8 december overleed René Grotenhuis nadat in het voorjaar bij hem slokdarmkanker was geconstateerd. In aanloop naar een ingrijpende operatie schreef hij 16 korte overdenkingen. Vandaag de laatste aflevering: 'Leven in blessuretijd'.
Door René Grotenhuis
Toen ik twaalf jaar was, is mijn leven gered door een doortastende kinderarts. Sindsdien weet ik dat ik in blessuretijd leef. En dat is in mijn geval al best lang.
Ik was twaalf toen een paar dominostenen mijn gezondheid op het spel zetten. Ik werd slachtoffer van een roodvonkepidemie die toen op het Klein-Seminarie in Apeldoorn heerste. Een (overigens bekende) complicatie daarvan is een nierbekkenontsteking die mij ruim een maand aan bed geboden hield. Toen, op derde kerstdag, kreeg ik hevige buikpijn. Mijn moeder vond het niet heel erg alarmerend: het eten met kerstmis en het gebrek aan beweging konden allicht een te zware belasting voor de maag en darmen vormen. Een beetje norit zou vast helpen. Wat het niet deed. Mijn toestand verslechterde zodanig dat de huisarts mij op liet nemen, maar ook in het ziekenhuis slaagde men er niet in een heldere diagnose te stellen . Ik had een niet echt te lokaliseren pijn in de hele buik. Op vrijdagavond besloot de kinderarts dokter Prakken dat er geen andere keuze was dan mij open te maken in de hoop iets te vinden. 'Anders’ , zo zei hij, ‘weten we zeker dat hij maandag dood is.’ De operatie leverde een geperforeerde blindedarm op die mijn hele buikholte had geïnfecteerd, waardoor de diagnose zo moeilijk te stellen was geweest.
Ik heb geen bewuste herinnering aan die vrijdag, maar was me nadien scherp bewust van de gedachte dat ik er ook niet meer had kunnen zijn. Niet dat ik er voortdurend van bewust ben, maar in zekere zin leef ik in blessuretijd. De wedstrijd was al bijna voorbij, het fluitsignaal had al bijna geklonken, maar er werd nog enige tijd bijgetrokken. Inmiddels dus al 58 jaar.
Was mijn leven onvoltooid geweest als ik toen als twaalfjarige was gestorven? Was het een voortijdig einde geweest van een leven dat zich nog maar nauwelijks had kunnen ontplooien, dat nog zoveel onontwikkelde niet gerealiseerde mogelijkheden had gehad?
En als nu, op mijn zeventigste, het einde zich zou aandienen, zou het dan voltooid zijn? Het initiatief-wetsontwerp voltooid leven van Pia Dijkstra noemt 75 als de leeftijdsgrens: daarna moeten mensen zelf kunnen kiezen voor een levenseinde omdat ze hun leven voltooid vinden. Als ik kijk naar de gemiddelde leeftijd is 70 nog redelijk vroeg: voor hoogopgeleide mannen ligt die op 82,8 jaar (slechts 77 voor laagopgeleide mannen, over gezondheidsverschillen gesproken).
Ik kan niet zo goed overweg met de discussie over het voltooid leven. Blijkbaar is er een moment waarop het leven voltooid is, dat daarvoor nog onvoltooid was. Maar wat moet er dan voltooid zijn? Is er dan een lijst die je afgevinkt kunt hebben? Wat moet je gedaan hebben of meegemaakt hebben, waar moet je geweest zijn om voor jezelf te kunnen zeggen dat het leven voltooid is? Dat lijkt me al knap ingewikkeld maar nog veel ingewikkelder is dat er blijkbaar ook onvoltooid leven is, leven dat te jong is afgebroken en waarbij mensen de afvinklijst niet hebben voltooid: er zijn nog teveel vakjes niet aangekruist.
Ik geloof dat er in christelijk perspectief geen onvoltooid leven bestaat. Het zou mij een bizarre gedachte zijn dat mijn vroegtijdige dood op twaalfjarige leeftijd betekend zou hebben dat mijn leven in de ogen van God onvoltooid was, dat Hij mijn leven dan in Zijn licht zou hebben opgenomen als een onaf leven, een leven waaraan nog het nodige zou ontbreken.
Het is in zekere zin een bevrijdende gedachte dat het niet uitmaakt of ik op mijn twaalfde was gestorven of nu op mijn zeventigste of dat ik nog een flink aantal jaren mee mag blijven doen. In God, zo schreef ik ooit, is geen kwantiteit, alleen maar kwaliteit.