In een opwelling van autobiografische herbronning keert Eric Corsius terug naar twee idolen uit zijn jeugd: Kuifje en Jacques Brel. Beiden blijken personages met twee gezichten. Naast Hergés eurocentrisme bestrijdt Kuifje óók de westerse grondstoffenroof; en Brel liet, ondanks zijn cynisme over het geloof, de hoop en de liefde nooit varen. "Brel gelooft dat we de menselijke goedheid altijd kunnen vinden, als we maar goed zoeken."

Door Eric Corsius

In mijn jeugd was ik omgeven door Belgen. Mijn familie bestond deels uit met elkaar getrouwde Vlamingen en Walen – een reden waarom ik nooit echt iets van de taalstrijd heb willen begrijpen. Ook twee van mijn jeugdidolen waren Belgen: Kuifje en Jacques Brel. De laatste tijd zoek ik hen weer op. Ik herlees alle stripverhalen van Kuifje en herbeluister de liedjes van Brel. De aanleiding tot deze autobiografische herbronning is in beide gevallen heel concreet.

Witte Messias

Als ik Kuifje herlees, doe ik dat niet alleen vanwege de charme van de minimalistische tekenstijl met zijn milde coloriet. Ik wil vooral achterhalen, of ik nog steeds sympathie voel voor de jonge ‘reporter’. Is Kuifje – of liever gezegd: zijn geestelijk vader – inmiddels niet ontmaskerd als het toonbeeld van racisme? Worden de inwoners van Congo in ‘Kuifje in Afrika’ niet afgeschilderd als dom, achterlijk, lui en gretig om onderdanig te zijn? Zijn de Arabieren in Hergés stripverhalen niet doorgaans decadent of kwaadaardig? Zo kan ik wel doorgaan, want uiteindelijk blijft geen enkel werelddeel buiten schot van Hergés West-Europese superioriteitsdenken.

Destijds slikte ik de neerbuigende voorstelling van het vreemde als zoete koek en ging ik gewillig mee in het verhaal van Kuifje als de Witte Messias. Nu wilde ik de verhalen dus lezen met een nieuwe, kritische bril. Is het echt zo erg, als de racismebestrijders het voorstellen? Ja, zo stelde ik vast. De zwarten worden niet alleen afgeschilderd als achterlijk. In hun uiterlijk lijken ze ook nog eens meer op apen dan op mensen. Tegelijk echter ligt dit kortzichtige racisme er zo dik bovenop, dat het eerder lachwekkend en pijnlijk is dan kwaadaardig. Ik zou ‘Kuifje in Afrika’ nooit cadeau doen aan een kind, maar zou het ook een slecht idee vinden om het boek te verbieden - misschien ook omdat Kuifje, uiteraard binnen een erg paternalistisch kader, ook de grondstofroof door het Westen blijkt te bestrijden. Zoals iedereen, is ook Kuifje iemand met twee gezichten.

Egocentrische persoonlijkheid

Ook Jacques Brel was en is voor mij iemand met twee gezichten. Zijn veertigste sterfdag (9 oktober jl.) was voor mij de aanleiding om zijn liedjes nog eens te beluisteren. Zoals onder andere blijkt uit de film ‘Jacques Brel, fou de vivre’ van Philippe Kohly (2007 ), was Brel enerzijds een egomane en egocentrische persoonlijkheid, die anderen (vooral vrouwen) en zichzelf opofferde aan zijn ambities en obsessies. Anderzijds komt hij, in zijn leven en teksten, ook over als iemand met een groot hart voor de zwakken en voor zijn vrienden, iemand die in staat was tot bescheiden zelfreflectie en zelfkritiek en voor wie materieel gewin niet op de eerste plaats kwam.

Opgegroeid in een Franstalig-Vlaams, christelijk milieu, schrok Brel er niet voor terug om sarcastische karikaturen neer te zetten van alles wat Vlaams en katholiek was. Het religieuze vormt in zijn werk een rode draad – maar vooral in een ironische verpakking. In ‘Les Bigottes’ (1962) sneert Brel bijvoorbeeld: ‘Als ik God was, en ik zou die kwezels horen bidden, zou ik subiet van mijn geloof vallen!’ En in de rouwzang ‘Fernand’ (1965) klaagt hij: ‘Als ik God was zou ik me kapot schamen. Ik weet wel: je doet wat je kunt. Maar er is ook nog zoiets als fatsoen!’ Het bittere en donkere cynisme van zijn teksten komt bij niet-Franstaligen niet altijd over, maar de intonatie van de zanger spreekt vaak boekdelen.

Veel beter

De verbittering is uiteindelijk echter niet met Brel op de loop gegaan. Waar God volgens Brel in gebreke blijft, doet hij in zijn teksten des te meer een appèl op de hoop en de liefde – twee begrippen die herhaaldelijk in zijn liedjes opduiken. Brel gelooft dat we de menselijke goedheid altijd kunnen vinden, als we maar goed zoeken. In één van zijn laatste liedjes, ‘Le Bon Dieu’ (1977) herneemt hij de zojuist geciteerde hypothetische formulering – om er dan een positieve, humanistische wending aan te geven: ‘Als jij de goede God was, zou je banketten aanrichten voor bedelaars. Als jij God was, zou je niet zo zuinig zijn met blauwe luchten. Maar jij bent de goede God nu eenmaal niet. Jij bent iets veel beters. Jij bent een mens!’ Zie de mens… dan zie je het geloof van Brel.

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.