Atheïsten laten zich niet graag een geloof aanleunen. Toch kunnen atheïsten best gelovig - althans religieus - zijn, stelt de Amerikaanse filosoof Ronald Dworkin. Het gaat hem niet om het flauwe woordenspel dat atheïsten ook iets ‘geloven’ (namelijk dat God niet bestaat), maar om het idee dat je ook zonder geloof in God een religieus-metafysisch wereldbeeld kunt verdedigen.

Door Taede A. Smedes

religie zonder godIs atheïsme een geloof? Nee, zeggen veel atheïsten. Atheïsme is slechts de ontkenning dat God bestaat. Maar is dat zo? Houdt atheïsme echt niet meer in dan dat? Recentelijk verscheen in Nederlandse vertaling een boek van de Amerikaanse politiek- en rechtsfilosoof Ronald Dworkin onder de titel Religie zonder God. In dat boek laat hij zien dat atheïsten best gelovig kunnen zijn – of tenminste religieus. Sterkere nog: ze zouden het moeten zijn, vindt Dworkin.

Einstein Lectures

Het boek is het resultaat van Dworkins Einstein Lectures die hij in 2011 in het Zwitserse Bern gaf. Het was de bedoeling om die lezingen uit te werken tot een groter werk. Halverwege 2012 werd Dworkin echter ziek en hij overleed niet lang daarna, in januari 2013. Het lukte hem nog een manuscript af te leveren, dat in de Nederlandse vertaling 115 pagina’s beslaat (de Amerikaanse uitgave drukte de tekst wat groter af op een kleiner formaat papier en kwam tot 170 pagina’s). Het boek bevat een viertal hoofdstukken die onderwerpen bespreken die Einstein ook bezighielden: geloof en ongeloof, de schoonheid van het universum en de rol van schoonheid in de natuurwetenschappen, het probleem van godsdienstvrijheid, en vragen over dood en onsterfelijkheid.

Dworkin is een atheïst, maar niet van het rabiate soort. Hij is een atheïst die zichzelf ‘religieus’ noemt, maar dan religieus zónder God. Kan dat? Ja, dat kan volgens Dworkin zelfs heel goed. Al op de eerste pagina van het boek geeft hij zijn definitie van religie: “Religie is een diepgeworteld, stellig en allesomvattend wereldbeeld: het stelt dat een inherente, objectieve waarde alles overstijgt, dat de wereld en zijn schepselen ontzagwekkend zijn, dat het menselijk leven zin en het universum orde heeft. Het geloof in een god is slechts een mogelijke uitkomst of gevolgtrekking van dat diepgewortelde wereldbeeld” (13).

Onafhankelijk bestaan van waarden

Dworkin koppelt het geloof in een god of in God dus los van religie. Religie voor hem is louter en alleen het accepteren van het onafhankelijke bestaan van waarde (value), dat zich vertaalt in twee stellingnames, namelijk (1) dat ieder menselijk leven een objectieve zin of betekenis heeft en dat het de verantwoordelijkheid van ieder individu is om van zijn of haar leven een succes te maken, dat wil zeggen: een goed leven te leiden; en (2) dat de natuur of het universum in zijn geheel in zichzelf subliem is en een intrinsieke waarde en wonderlijkheid heeft. Volgens Dworkin accepteert het theïsme – de gesprekspartner in dit boek lijkt toch vooral het christelijk geloof te zijn – ook deze stellingnames, maar verbindt die stellingnames dan aan een god of God, terwijl het atheïsme dat niet doet. De kern van een religieus atheïsme en theïsme is volgens Dworkin echter identiek, en op grond daarvan verwoordt hij dan ook op verschillende plaatsen in het boek de hoop dat “het gedeelde geloof” van de atheïst en de theïst “een basis [zou] kunnen gaan vormen voor betere communicatie tussen beide groepen” (13), en:

Atheïsten kunnen daarom theisten accepteren als volledige partners in hun diepste religieuze idealen. Theïsten kunnen accepteren dat atheïsten dezelfde basis hebben voor morele en politieke overtuiging als zij. Beide partijen kunnen gaan accepteren dat wat ze nu nog voor een onoverbrugbare afgrond houden, slechts een esoterisch wetenschappelijk meningsverschil is zonder morele of politieke implicaties. Of tenminste veel meer van hen zouden dat kunnen accepteren. Is dat ijdele hoop? Waarschijnlijk. (102)

Ik moest bij deze passages onwillekeurig even denken aan de filosofische bestseller van Theo de Boer en Ger Groot, Religie zonder God: Een dialoog, een prachtig voorbeeld van een dialoog waarin een atheïst en een gelovige door middel van een gesprek op zoek gaan naar wat hen bindt in plaats van te benadrukken wat hen verdeelt. (Ik besprak dat boek voor Het Goede Leven.)

Verwerping van naturalisme

Dworkins religieuze houding behelst een resolute verwerping van naturalisme, dat Dworkin definieert als “een zeer populaire metafysische theorie dat niets echt is, behalve wat bestudeerd kan worden door de natuurwetenschappen inclusief de psychologie” (20). En daarmee laat Dworkin ook zien dat hij niets moet hebben van het “nieuwe atheïsme” van bijvoorbeeld Richard Dawkins. Het naturalisme verklaart waarden tot menselijke voorkeuren, die al dan niet door evolutie of culturele invloeden zijn ontstaan. Dworkin daarentegen noemt zichzelf een “ongefundeerd realist” met betrekking tot waarden: waarden bestaan objectief en zonder enige verdere fundering of verklaring. Net als het accepteren van onze basale wetenschappelijke en wiskundige vermogens, is ook het accepteren van waarden uiteindelijk een kwestie van geloof, aldus Dworkin (22-23).

Die stellingname roept bij mij wel wat vragen op, en het is echt jammer dat Dworkin er niet meer aan toegekomen is om die ideeën meer uit te werken. Want hoe wil hij de objectiviteit van waarden verdedigen, terwijl hij tegelijkertijd erkent dat mensen juist de meest verschillende waarden huldigen? Die spanning wordt in dit boek niet opgelost.

Schetsmatig

Het boek blijft dus een schetsmatig karakter behouden. Niettemin heeft het boek in de Amerikaanse pers tamelijk positieve recensies gekregen (zie bijvoorbeeld hier en hier), en dat is opvallend, omdat een boek van een andere atheïstische schrijver met de grond gelijk werd gemaakt, waarbij recensenten aan negatieve en denigrerende superlatieven tekort kwamen. Ik doel op het boek Mind and Cosmos van Thomas Nagel uit 2012, een overduidelijke geestverwant van Dworkin. Ook Nagel is een waardenrealist en anti-naturalist. Nagel wordt in Dworkins boek een aantal malen in positieve zin genoemd.

Dworkins boek en dat van Nagel zijn als twee zijden van dezelfde munt. Ze ademen dezelfde sfeer en lijken ook dezelfde missie te hebben: het atheïsme meer body, meer inhoud geven, het uit de sfeer van holle oneliners halen en maken tot een positief ingevulde levenshouding. In de ogen van critici lijkt het daarmee alsof Dworkin en Nagel van atheïsme een geloof maken. Nagel is er echter heel stellig over – en op basis van dit boek vermoed ik dat Dworkin het met hem eens zou zijn – dat de claim dat atheïsme geen metafysische implicaties heeft volstrekte onzin is. Wil het atheïsme overleven, zo zegt Nagel expliciet, dan zal het een eigen, positieve levenshouding moeten gaan ontwikkelen. Dworkins boek draagt daar op een eigen manier aan bij door expliciet te opteren voor een religieus atheïsme. En daarmee wordt het boek, met alle beperkingen die het heeft, een aanrader voor een ieder die geïnteresseerd is om voorbij de tegenstelling van atheïsme en godsgeloof te komen.

[box type="shadow"]

Dr. Taede A. Smedes is godsdienstfilosoof en theoloog en specialist op het gebied van de relatie tussen theologie en natuurwetenschap.

Ronald Dworkin, Religie zonder God, Amsterdam University Press, 2014, 120 pagina’s, € 12,95 (ingebonden).

Andere genoemde literatuur:

Theo de Boer & Ger Groot, Religie zonder God: Een dialoog, Sjibbolet, 2013.

Thomas Nagel, Mind and Cosmos: Why the Materialist Neo-Darwinian Conception of Nature is Almost Certainly False, Oxford University Press, 2012.

[/box]

 

Trakteer de redactie op een kopje koffie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.