In zijn tijd als directeur van Cordaid had Afghanistan de hoogste prioriteit bij René Grotenhuis. Vandaar dat de actualiteit over dat land hem nu niet loslaat. Hij stelt Nederland, hulporganisaties en zichzelf indringende vragen.
Door René Grotenhuis
Al twee weken lang zit Afghanistan in mijn hoofd. In de tien jaar (2003-2013) dat ik directeur was van Cordaid was dat het land waar ik de meeste tijd en aandacht aan heb besteed. Ik ben meerdere keren in het land geweest, en heb daar veel Afghanen ontmoet om te zien hoe we als Cordaid ons werk daar goed konden doen, welke bijdrage wij konden leveren. Ik heb zeker in de periode van de missie in Uruzgan ook veel gesprekken en debatten gevoerd in Nederland met militairen, Kamerleden en ministers. In de jaren na mijn afscheid van Cordaid heb ik de ontwikkelingen in het land intensief gevolgd.
In de afgelopen weken tolt het in mijn hoofd van tegenstrijdigheden. Overrompeld door de snelheid van de opmars van de Taliban en geschokt door de chaotische situatie waarin mensen nu hals over kop het land moeten verlaten. Maar ook beschaamd door de wijze waarop Nederland al maanden laf en bureaucratisch de aanvragen van tolken en ander personeel afhandelt.
Moeras
Ik was ervan overtuigd dat er een einde aan deze missie moest komen omdat ze terecht gekomen was in een moeras, maar nu het einde op deze manier komt weet ik niet meer of dat einde wel moest komen. In ieder geval niet zo, op deze manier, maar ik zou ook niet weten hoe het verder had gemoeten, hoe het anders zou moeten worden beëindigd.
Ik ben onthutst door het ontbreken van weerstandvermogen in de Afghaanse samenleving (niet alleen van de militairen) tegen deze Taliban-opmars. Met terugwerkende kracht krijg je de indruk dat alles wat er de afgelopen twintig jaar is gebeurd, wel heel weinig wortel heeft geschoten. Dat geldt niet alleen voor de militaire steun en opbouw van het Afghaanse leger, maar ook voor alle projecten en programma’s waarmee Cordaid en talloze andere hulporganisaties hebben geprobeerd om bij te dragen aan ontwikkeling in het land. Hebben we te weinig gedaan? Hebben we het verkeerd gedaan? Hadden we indertijd niet veel kritischer moeten zijn op deze missie in plaats van – zij het op afstand – samen te werken en af te stemmen? Hebben we ons als hulporganisaties gecompromitteerd en zijn we dus onderdeel van de mislukking en is er dus ook terecht sprake van schuldgevoel over mijn en ons aandeel?
En tegelijk is er boosheid en rechtvaardiging-achteraf omdat mijn pleidooien indertijd voor een ander beleid ten aanzien van Afghanistan geen gehoor vonden. Ik weet dat ik in die jaren regelmatig verzucht heb hoeveel geld er aan militaire steun werd besteed en – verhoudingsgewijs – hoe weinig aan opbouw van de burgersamenleving. Maar had het een andere uitkomst gehad als we meer geld aan wederopbouw hadden besteed? Had het wat uitgemaakt?
Eigen agenda
Misschien is het moeilijkste wel dat ik niet weet of we met al onze programma’s over mensenrechten, vrouwenrechten en democratie vooral onze eigen agenda wilden realiseren of die van de Afghanen? Hadden we alleen oog voor een klein deel van de bevolking die wilden wat wij wilden? Hadden we geen oog voor alle anderen en deden we het af als traditioneel en achterhaald? Ik vind het op een bepaalde manier confronterend dat we nu spreken over mensen die ‘voor ons werkten’. Het is volkomen terecht dat we mensen die wij aan ons project verplicht hebben, nu helpen om het land uit te komen. Maar dat lijkt ook het beeld te bevestigen, dat het om onze agenda ging, terwijl we pretendeerden dat wij voor hen werkten, ten dienste van het Afghaanse volk.
Toekomst vol vragen
Maar niet alleen het verleden, ook de toekomst is vol vragen. Gaan we de tegenstanders van de Taliban bewapenen in de hoop hen militair weer uit het zadel te kunnen gooien? Rechtvaardigt onze afkeer van de Taliban dat we de geweldscyclus voortzetten waar het land al bijna vijftig jaar in verkeert? Hebben we dan vooral politieke effectiviteit voor ogen of ook morele legitimiteit? Kan het ook vreedzaam? Kunnen we echt en diepgaand betrokken blijven zonder geweld? Wat betekent solidariteit?
Ik vermoed dat deze en andere nieuwe vragen nog wel even door mijn hoofd zullen blijven spelen.