Jezus die nog net met zijn voeten onder een wolk uitsteekt. Zo denken wij niet meer over hemelvaart. Maar niettemin: “De hemel is de plek waar wij mensen het van moeten hebben”, zegt Anne Marijke Spijkerboer. “We hebben een tegenbeeld nodig.” En God de almachtige Vader? “Dat God met ons meelijdt vind ik een sterk punt van het christelijk geloof. Misschien zit daar wel zijn almacht.” Aflevering 6 in de interviewserie van Theo van de Kerkhof over christelijke geloofsbelijdenis.

Door Theo van de Kerkhof

De hemelvaart van Christus, zo schreef de bekende theoloog H.M. Kuitert ooit, is een wat bijkomstig geloofsartikel. De opvulling van ‘een hiaat in de logische orde van het verhaal’. Je zou de hemelvaart bij wijze van spreken kunnen schrappen zonder het geloof aan te tasten. Heel anders dan met de opstanding. Daarmee zou je het christendom van zijn kern ontdoen.

Kunnen we de hemelvaart missen? Anne Marijke Spijkerboer is predikant in Rijswijk. Binnenkort wordt zij tevens bijzonder hoogleraar ‘Religie en kunst’ aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij denkt niet zozeer in termen van schrappen. “Je zou in ieder geval een mooi beeld verliezen. In de hemelvaart zit iets bewegelijks, zoals heel ons geloof een bewegelijk geheel is. Als je het credo zingt, gaat de melodie bij ‘opgevaren ten hemel’ ook zo mooi omhoog.” Je moet van geloofsbeelden geen losse stellingen maken die je kunt afvinken, vindt ze. “Vooral bij oude mensen zie je dat nog wel eens. Ze kunnen steeds minder afvinken en houden op den duur niets meer over.”

Hemelvaart als los geloofsartikel is een soort theologische constructie, legt ze uit: “Het zet een accent. Het onderstreept dat Jezus leeft in de hemel. Dat wil zeggen bij God. In oude voorstellingen uit de kunst kun je goed zien dat hemelvaart en opstanding nog één geheel vormden. Er is een mooi ivoorsnijwerk uit de vierde eeuw, de oudste verbeeldingen van opstanding. Daarop zie je het open graf en dommelende soldaten. Maar in datzelfde plaatje zie je ook Christus een grote stap omhoog nemen en omhoog geheven worden. Dat is opstanding en hemelvaart ineen.”

Tegenbeeld

We beleven ons geloof noodzakelijk in beelden, zegt Spijkerboer. “Meer dan artikelen waaronder je een handtekening kunt zetten is geloof een levenssfeer waarin je kunt wonen. Geloof is voor mij de beleving dat ik opgenomen ben in een groter geheel, in iets dat ik niet zelf beheers. Een licht, een ruimte, woorden die mij af en toe overeind helpen.”

“Hemelvaart spreekt makkelijk tot de verbeelding. Het is een dankbaar object in de beeldende kunst. Jezus die letterlijk omhoog vaart, of nog net met zijn voeten onder een wolk uitsteekt. Dat zijn natuurlijk voorstellingen uit een oud wereldbeeld. Wij denken de hemel niet meer ruimtelijk als een plaats ergens boven ons. De essentie is dat Jezus nu bij God leeft, in de hemel, in de sfeer van God.”

De hemel is de plek waar wij mensen het van moeten hebben, zegt Spijkerboer. “Ik ben heus geen zwartkijker, maar er is niet veel voor nodig om in te zien dat de wereld veel kwaad en onrecht bevat. Tegenover die wereld hebben we een tegenbeeld nodig, een blauwdruk van een andere wereld waar geweten wordt hoe het leven eigenlijk bedoeld is. Daarmee hebben we een maatstaf in handen. Soms in fragmenten zie je iets van die goede wereld, niet eens per se bij christenen of gelovigen, trouwens. Bij die aanslag in Beiroet vorig jaar november, net voor de aanslagen in Parijs, had het aantal slachtoffers veel groter kunnen zijn als niet een van de omstanders zich boven op een terrorist met bomgordel had gestort. Zelf liet hij het leven, maar hij redde zo het leven van velen. Dat zijn toch ongelofelijke verhalen.”

Christenen vinden verhalen over en ervaringen met die ‘tegenwereld’ in de bijbel, zegt ze. Jezus en God liggen daar heel dicht bij elkaar. “Naar Christus kijken is een van de manieren om God te zien. Vooral in de lijdende Christus. Overal waar geleden wordt, waar mensen creperen, pijn lijden, bang zijn, geen uitzicht meer zien. Daar is God. Dat heb ik van Jezus geleerd.”

Superman

Niet dat ze gelooft dat God als een superman overal waar ellende is de boel komt redden. Wie zo denkt kijkt slecht om zich heen. “Nee, het is eerder dat we in al dat lijden God zien. Dat ís God. Het helpt mij om er bij stil te blijven staan. Het ergste dat een lijdende kan overkomen is dat mensen denken: hier wil ik niet bij wezen. Het christelijke in mij zegt dan, ‘Nee, juist hier…’. En dat is helemaal niet mijn spontane reactie. Ik kom wel eens bij mensen in het ziekenhuis die net geopereerd zijn en dan zeggen: ‘Wilt u even zien, dominee’ en hup daar gaan de dekens open en moet je kijken naar zo’n vreselijke wond of afgezet been. Ik heb moeten leren om dan niet snel te roepen; ‘Nee, laat u maar’. Mensen raken door ziekte en ouderdom soms vervreemd van hun eigen lichaam. Wat ze eigenlijk van je willen horen, is: ‘Zeg mij in godsnaam dat ik dit nog ben met mijn gehavende lichaam.’ Door hen niet alleen te laten met hun zieke lijf worden patiënten rustiger, om niet te zeggen weer ‘heler’.”

Lijdende Christus

Een hedendaags beeld van de lijdende Christus herkent Spijkerboer in de kunstwerken van Berlinde De Bruyckere, te bezichtigen in het Tilburgse museum De Pont. “Het zijn quasi menselijke gestalten geïnspireerd op paardenlijven. De beelden zijn meer dan menselijk groot. Het lijken wel gehandicapte lichamen die armen of benen missen, hompen vlees zijn het met een hele dunne, bijna doorschijnende huid, zoals je dat wel eens ziet bij hele oude mensen. Eigenlijk is het afgrijselijk om naar te kijken en tegelijk, als je dan kijkt, zie je hoe liefdevol het is gemaakt. Die dunne huid, zo kwetsbaar. Als ik bij een lezing die beelden van De Bruyckere wel eens ter sprake breng, hoor ik soms zuchten van herkenning. Mensen zien in die beelden hun eigen lijden ‘Dat ben ik; zo kapot ben ik’, zei pas iemand tegen mij na afloop.”

“Door naar kunst te kijken leer ik de wereld kennen en snap ik mijzelf beter”, zegt Spijkerboer. Het laat zien wie wij als mensen zijn. Alle dimensies van het leven kom je erin tegen.” Daarin ziet ze parallellen met de religie. “De bijbel is een wereld waarin ik kan leven. Hij leert mij op een bepaalde manier te kijken naar het leven. Beide werelden versterken zo elkaar. Een bijbeltekst kun je aan de hand van een kunstwerk uitleggen en andersom.”

Hoe zou een hedendaags kunstwerk hemelvaart dan verhelderen? “Dan denk ik aan voorstellingen met licht of leegte. Dergelijke religieuze kunst bestaat inderdaad. Als de hemel de sfeer van God is, dan moet je die sfeer wel als een leegte voorstellen of als een licht dat alles laat zien maar zelf niet te zien is. God zien zou je verblinden. Je kunt in allerlei meer inhoudelijke beelden over God en de hemel denken, zoals ik in die beelden van De Bruyckere de lijdende Christus zie, maar uiteindelijk omvat God ons en is ieder beeld slechts een vingerwijzing en is het beeldloze uiteindelijk het ultieme beeld van God.”

Almacht

Het zesde artikel van het credo zegt niet alleen dat Jezus ten hemel is gevaren, maar ook dat hij zetelt aan de rechterhand van God de almachtige vader. Daarmee wordt uitgedrukt dat aan Jezus Gods almacht toekomt. “Een moeilijk woord, die almacht”, zegt Spijkerboer. “Nou heb ik persoonlijk nooit zo’n voorstelling gehad van een God die alles kan. Van dat beeld hoef ik dus ook niet verlost te worden. Ik moet altijd heel goed nadenken wat mensen bedoelen als ze zeggen dat ze hun geloof verloren zijn door lijden waar God niets aan deed. Ik denk dan: hoe zag je geloof er voordien dan uit? Toen je buurman ziek werd of dood ging en God niet ingreep, vond je dat dan wel gewoon?”

Maar zit hier toch niet een probleem? Op de een of andere manier stellen we ons God toch voor als betrokken bij onze wereld. Maar juist in het lijden ervaren mensen vaak zijn afwezigheid. De stap om te denken ‘misschien is er geen God’ is dan niet zo groot.

Spijkerboer: “Ja, dat maak je allemaal mee…. dat maak ik ook mee. Mijn man is tweeëneenhalf jaar geleden overleden. Na een ziekbed, nog jong, 57 jaar. Ik heb hem zelf verpleegd. Echt verschrikkelijk. Toch heb ik nooit gedacht: waarom doet God ons dit aan? En mijn man dacht zo ook niet. Als hij mensen al dingen aandoet, dan in ieder geval niet alleen ons. Diep in je hart denk je wel soms: waarom moet dit nou? En dan wil je het uitschreeuwen, al is het dan niet tegen God. Dat er geen antwoord komt, weet ik wel.

Wat ik in die tijd sterker dan ooit ervaren heb, is dat het lezen van een psalm zo’n ongelofelijke werking had. Voor mijn man en voor mij en de mensen om ons heen. Dan gebeurde er wat. Niet dat we dan voortdurend aan God dachten en aan zijn almacht al helemaal niet. Maar heel gek, iemand ligt te sterven en jij leest psalm 23 over een grazige weiden. Je logisch verstand zegt: We zitten helemaal niet aan grazige weiden en die dood daar komen we helemaal niet doorheen. Toch zijn die psalmen een enorme troost, als 2.500 jaar lang.”

Niet dat die troost op afroep beschikbaar is: “Soms blader ik door die psalmen heen en denk: ik heb er niks aan; God bestaat niet; ik ben het allemaal kwijt. Daar ga ik trouwens vrij onbekommerd mee om en denk: nou, dan is dat maar even zo. Wat er in onze kleine hersenpan rondgaat, maakt heus niet uit wat er allemaal wel of niet kan bestaan. God is zo groot dat ik hem onbekommerd even kwijt kan zijn. Alleen fundamentalisten willen hem voortdurend vast houden. Ik heb niets. En zeker God heb ik niet in de hand.”

Wel zegt ze ontvankelijker te zijn geworden voor die sfeer van God. “Zo eens per dag komt Hij wel even langswaaien in een lied of gedicht, zoals van Henriette Roland Holst: Dit ene weten wij en aan dit één / houden we ons vast in de donkere uren: / er is een Woord, dat eeuwiglijk zal duren, / en wie 't verstaat, die is niet meer alleen. Je kunt zeggen: rare tekst; wat staat hier nou eigenlijk. En toch: ik ga daar onmiddellijk van onderuit. Het gevoel dat ik herkend wordt, er niet alleen in ben.”

“Dat God met ons meelijdt vind ik een sterk punt van het christelijk geloof. Misschien zit daar wel zijn almacht, dat hij mij zo ver krijgt om het bij het lijden van mijzelf en anderen uit te houden.

Leegte

“Mijn man was poëziecriticus en veel met mystiek bezig. Daar vertelde hij dan over. Langzaamaan ben ik gaan aanvoelen - begrijpen is het woord niet - wat die middeleeuwse mystici bezielden. Zij leefden niet voortdurend in een staat van mystieke vervoering. Nee, zij hebben eens een glimp opgevangen. De rest van hun leven bestaat uit leegheid en terugverlangen naar dat ene moment. Dat zegt mij veel. Die leegte voel ik heel vaak en dan denk ik: Oh kijk, daar is het verlangen naar licht. De leegte toelaten, de duisternis onder ogen zien. Uiteindelijk geeft mij dat toch het meeste rust.”

 

Geloofsbelijdenis

1. Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde;

2. en in Jezus Christus, zijn enig Zoon, onze Heer,

3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,

4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven, en begraven,

5. die is neergedaald in de hel, op de derde dag opgestaan van de doden,

6. opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,

7. vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden;

8. Ik geloof in de Heilige Geest,

9. de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen,

10. de vergeving van zonden,

11. de wederopstanding des vleses,

12. en het eeuwige leven.

Bron: Volzin, magazine voor religie en samenleving

Lees ook andere aflevering in de serie ‘De geloofsbelijdenis’.

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.