De helft van de Nederlanders beschouwt zichzelf als een religieus mens. Toch is nog maar 30 procent van de bevolking lid van een kerk. Geloven vindt tegenwoordig zowel binnen als buiten verband plaats concludeert SCP-onderzoeker Joep de Hart in het onlangs verschenen rapport "Geloven binnen en buiten verband. Godsdienstige ontwikkelingen in Nederland".

Door Theo van de Kerkhof

scp omslag webHet recent verschenen onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar (m.n. christelijke) gelovigheid in Nederland bevestigt hoofzakelijk de al eerder waargenomen trends. De terugloop van kerkleden zet zich door, maar de terugloop van religieuze belangstelling houdt daarmee bij lange na geen gelijke tred. Anno 2012 rekent 30 procent van de Nederlanders zich tot een kerkgenootschap, een halvering in veertig jaar tijd. In het algemeen is de positie van de kerken verzwakt: niet alleen het ledental, ook kerkgang, deelname aan kerkelijke rituelen, aantal kerkgebouwen en het aantal potentiële ambtsdragers en professionals loopt terug. Om twee voorbeelden te noemen aan katholieke zijde: In september 2013 waren er in het totaal nog slechts 150 academische theologiestudenten en 67 priesterstudenten. En kardinaal Eijk verwacht dat over goed tien jaar (2025) twee derde van alle parochiekerken gesloten zal zijn.

Daarbij komt dat de kerkleden door de bank genomen steeds meer partieel met de kerk identificeren: slechts 34 procent van de leden vindt dat je je aan alle kerkelijke regels en voorschriften moet houden.

Een opvallende uitzondering daarop vormt de kerkelijke jeugd. Die wordt juist steeds orthodoxer. Let wel: de jeugd als geheel staat net als de rest van Nederland steeds gedistantieerder tegenover geloof en kerkelijk leven. Maar binnen de jongerenwereld tekent zich een groeiende polarisatie af. De jongeren die blijven, blijven met meer overtuiging. Zij bezoeken regelmatig de kerk. Vaker dan ouderen geloven de jonge kerkleden zonder twijfel in God. De kerkelijke leer wordt door hen als een totaalpakket aanvaard (ook waar het de minder makkelijk verteerbare leerstukken betreft, zoals die over duivel en hel).

Een andere belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat kerkelijkheid en gelovigheid niet één op één samenvallen. In zijn algemeenheid neemt met de kerkelijkheid ook de belangstelling voor religie af. Maar de afbrokkeling van de band met de kerk is sterker dan de afbrokkeling van het geloof in God of een hogere macht. Het rapport concludeert: “Buitenkerkelijken zijn niet per se religieus of spiritueel ongevoelig, zoals kerkleden (katholiek of protestant) niet altijd in alle opzichten overtuigd gelovige of in spiritualiteit geïnteresseerde mensen zijn.” Zo’n twintig procent van de bevolking is overtuigd theïst. Aan de andere kant van het spectrum staan de overtuigde atheïsten (eveneens zo’n 20 procent). De rest van de bevolking zit daar tussenin. Een ruime meerderheid van de Nederlanders is niet per se a-religieus maar hun geloof is heterogener, men put uit uiteenlopende bronnen, de geloofsinhoud is abstracter, algemener, wellicht ook vager van karakter. Ten slotte is, wat het rapport ‘zelfspiritualiteit’ noemt, wijd verbreid. Het gaat dan om het ontdekken van de goddelijke vonk in jezelf of de opvatting dat je de zin van het leven moet zoeken in je eigen unieke innerlijke ervaring en de ontwikkeling van je eigen vermogens.

Joep de Hart, Geloven binnen en buiten verband. Godsdienstige ontwikkelingen in Nederland, SCP ( 2014), 149 blz,  € 22,50. (Het rapport is hier gratis te downloaden.)

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.