De gedachte aan een ‘laatste oordeel’ hoeft niet te beangstigen, zegt predikant Stephan de Jong. In dat idee schuilt juist iets vreugdevols. Het impliceert dat het leven zinvol is. Ieder mens wordt gezien. Maar wat als het oordeel negatief uitvalt? De Jong: God is  geen boeman. Je mag hopen op zijn oneindige barmhartigheid. “Uiteindelijk zal niemand verloren gaan.” Aflevering 7 in de serie ‘het credo’.

Door Theo van de Kerkhof

“Het aardige van de apostolische geloofsbelijdenis is dat hij zo ontzettend oud is en door zo enorm veel kerken wordt geaccepteerd overal ter wereld”, zegt predikant Stephan de Jong. “Afgezien van de Bijbel is er geen tekst die christenen meer verbindt dan deze belijdenis. We zingen hem hier in mijn PKN-gemeente in Bussum bij elke Avondmaalviering. Maar ook in Cuba en Chili waar ik een aantal jaren werkte, werd die tekst uitgesproken: in katholieke kerken, maar evengoed in de vele pinkstergemeenten daar.”

Gepokt en gemazeld werd hij met het credo in zijn gereformeerde jeugd. “Maar bij sommige dingen heb ik tegenwoordig wel de neiging om uit te leggen wat ik ermee bedoel”, zegt hij. “God de schepper van hemel en aarde is geen alternatief voor evolutie of big bang. Maar dat God het geheim is van alle dingen, dat wil ik wel voor mijn rekening nemen. Het aardige van het credo is dat het geen dogmatische verhandeling is. Het noemt een aantal geloofsinzichten zonder ze nader in te vullen. Dat geeft openheid, waardoor ik het geloof kan blijven omarmen, ook al heb ik me losgemaakt van bepaalde traditionele voorstellingen.”

Hel en verdoemenis

Hoe werkt dat dan bij het zevende artikel over het oordelen van de levenden en de doden? Niet zo’n populair geloofsartikel, want voor velen, zeker oudere gelovigen, omgeven met angst. Angst voor hel en verdoemenis, voor straf en veroordeling, niet uitverkoren zijn en voor eeuwig verloren gaan. Een nogal wrede, hardvochtige voorstelling.

De Jong: “Geloof bedient zich noodzakelijkerwijs van plaatjes, waarmee we dieper liggende intuïties verbeelden die zonder die beelden niet te vatten zijn. Bij dat zevende artikel over het oordeel komen heel wat van die oude plaatjes uit mijn jeugd naar boven. God die op zijn rechterstoel zit, waarvoor de gestorvenen deemoedig moeten verschijnen. Een barse rechter die streng zijn vonnis uitspreekt, de bokken van de schapen scheidt: heb je goed gedaan dan ga je naar de hemel; heb je slecht gedaan, dan naar de hel.”

“Het frappante is: in de tekst staat dat allemaal niet. Er is geen sprake van een rechter, van straf of verdoemenis. En ook die bokken en schapen zijn nergens te bekennen. Wat slechts gezegd wordt: ieder zal geoordeeld worden. En schuilt daarachter niet een belangrijke en juiste intuïtie, om niet te zeggen een diep verlangen, het verlangen namelijk om gekend te worden en erkend in wie je bent en wat je doet of gedaan hebt?”

Het doet ertoe

Hoe gewoontjes of onopvallend ons leven vaak ook is, het credo zegt: ‘Ieder van ons doet er toe.’ Al ziet niemand je staan. God ziet je. En ja, beaamt De Jong, daarmee wordt ook iets van ons verwacht: “Het doet ertoe hoe je leeft. Het is niet allemaal om het even. In feite wordt daarmee gezegd: het leven is zinvol, betekenisvol.”

“Ik denk dat een mens er uiteindelijk niet goed tegen kan dat we zouden leven in een onverschillige kosmos, waarin het er niet toe doet wat we geleden hebben, wat we goed of slecht gedaan hebben. Dat zou letterlijk en figuurlijk een waardeloze kosmos zijn.”

In feite oordelen we voortdurend, zegt De Jong, ieder heeft meer of minder bewust een eigen levensproject en dat kan meer of minder goed slagen. Maar de vraag is: wie kan dat uiteindelijk beoordelen? In onze op autonomie bedachte tijd neigen we ertoe om te zeggen: ‘dat maak ik zelf wel uit’. We leven in een doe-het-zelf-samenleving. Toch is het de vraag of dat zelfoordeel wel vervulling geeft aan dat diepe verlangen om gezien te worden.

Een andere instantie

De Jong: “Naast mijn predikantschap maak ik beeldende kunst. Ik vind het erg moeilijk om mijn eigen werk te beoordelen. Toen ik een deeltijdopleiding volgde aan de kunstacademie, was ik erg blij met het oordeel van de docenten, ook als het kritisch uitpakte. Uiteindelijk willen we bevestiging van een andere instantie. Als je alleen maar jezelf zou beoordelen verdwijn je in een grenzeloze subjectiviteit.”

Daar komt nog iets bij, vindt De Jong: “Hoe zit het met degenen die naamloos ten onder gingen in de maalstroom van de geschiedenis? Het kind dat omkwam in het concentratiekamp; is dat een betekenisloos leven? Wie zegt daarover dat dit kind tekort is gedaan? Of neem de oorlogsmisdadiger die wegkomt met zijn daden en tevreden blijft met zijn denkbeelden. Is dat eigen oordeel dan voldoende? Blijft het slachtoffer altijd slachtoffer en heeft het kwade dan het laatste woord?”

Door naar die extreme voorbeelden te kijken zie je het ongerijmde van een leven zonder oordelen, zegt hij: “Uiteindelijk voel ik mij thuis bij de gedachte dat er absolute dingen bestaan. En dan heb ik het nog niet eens over God. De filosoof Ger Groot, geen gelovige, zegt: Er zijn onschendbare waarden in het leven en die kom je op het spoor op momenten dat je het woord ‘heilig’ in de mond neemt. Daar vindt het oordeel plaats, die momenten vormen de toets van ons bestaan, niet alleen aan het eind van ons leven, maar nu al midden in het leven.”

“Het is inmiddels bijna een cliché, maar dat jongetje dat van de zomer dood op het strand aanspoelde. Dan voel je diep in je zelf: nee, dit kan niet, dit mag niet, dit is ten hemel schreiend. Je komt vanzelf in een soort religieuze taal. Hier voel je de heiligheid van het leven. En je voelt een heilig nee, dat een oordeel inhoudt over de wereld waarin dit soort dingen gebeuren, waar mensensmokkelaars hun gang kunnen gaan en waarin onze samenleving zo moeizaam in staat is om vluchtelingen op te vangen.”

Signalen van transcendentie

We hebben niet per se een God nodig om die heilige waarden in te zien, zegt De Jong. “Het is eerder andersom. Doordat je in het leven tegen heilige waarden aanloopt, gaan sommigen vermoeden dat er zoiets als een God bestaat.”

“Je kent misschien wel die parabel waarin twee foetussen in de buik van hun moeder een filosofisch gesprek voeren:
‘Wat denk jij’, zegt de een, ‘zou er iets zijn buiten onze wereld?’
’Nee, natuurlijk niet’, zegt de ander. ‘Dit is wat het is, hoor.’
‘Maar toch, zegt de eerste, af en toe hoor ik vreemde geruchten’.

Veel verder komen wij mensen niet. Sommigen vangen af en toe een gerucht op, signalen van transcendentie. De één komt zo tot geloof, een ander zegt dat niets. Het is een kwestie van interpretatiekader, de bril waarmee je kijkt. Die bril dat is de geloofstraditie waarbinnen je bent opgegroeid. En misschien bestaat er ook wel zoiets als religieuze aanleg, zoals de één muzikaal is, terwijl een ander totaal geen gevoel voor muziek heeft. Ikzelf voel mij wel een homo religiosus, zo’n Franciscusgelovige die overal God meent te bespeuren.”

De tegenstelling gelovig-ongelovig is misschien niet eens zo interessant, zegt De Jong, belangrijker is of je je zelf kunt ervaren als opgenomen in een groter verband, in iets dat ons mensen te boven gaat. “Ik denk dat het credo de intuïtie uitdrukt dat er inderdaad zo’n groter verband is, iets heiligs, dat het vermogen heeft een oordelend licht op ons leven te werpen.”

Oerangst

Zijn we daarmee weer niet terug bij de impopulaire kant van het geloof? En bij de oerangst gewogen en te licht bevonden te worden?

De Jong: “De ervaring van het heilige roept ontzag op en je hoeft dat maar even te overstrekken en het wordt angst. Maar juist daarom is het goed om als christen te bedenken dat het God is die over je oordeelt. Je mag hopen op zijn barmhartigheid, zijn oneindige ontferming. Sartre schijnt ooit gezegd te hebben: ‘Ik word liever geoordeeld door een eeuwig wezen dan door mijn soortgenoten.’ En zo is het maar net. Mensen oordelen vaak hard over elkaar en als ik over mijzelf moet oordelen is dat ook niet altijd even positief. Dat ik het oordeel over mijn leven in Gods hand kan leggen, maakt mij juist vrij en ontspannen.”

Masochistisch

Maar kan dat de meer zwaarmoedige christen werkelijk geruststellen? Het scheiden van bokken en schapen mag dan wel niet in het credo staan, maar het staat wel degelijk in het evangelie. “Natuurlijk, de Bijbel is dubbelzinnig, dat noodzaakt tot duiding. Je treft er apocalyptische beelden aan over de eindtijd en een nieuwe wereld die courant waren in de tijd van Jezus. Wat mij opvalt, is dat orthodoxe gelovigen nogal eens de neiging hebben om juist de strenge en veroordelende teksten aan te halen en de meer zachtmoedige kanten van de traditie weg te zetten als een naïef ‘knuffelgeloof’. Is dat niet een beetje masochistisch om alsmaar dat donkere te benadrukken, alsof Gods goedheid en barmhartigheid niet even sterk in de traditie gegrond is. Als de kerkvader Origines (185-254) het over Christus’ verlossingwerk heeft, noemt hij dat een genezing voor de actuele wereld én voor de wereld die voorbij is. En Paulus spreekt in Romeinen 5,18 over alverzoening die heel de mensheid omvat: uiteindelijk zal niemand verloren gaan. Dat maakt het geloof niet vrijblijvend.  Maar het inzicht dat geloven eisen stelt, sluit Gods oneindige ontferming nog niet uit.”

“Voor mij gaat van het geloof een enorme warmte en openheid uit. Ik beleef het als een bruisende bron van levendigheid. Het eerste wat je van Jezus kunt zeggen is dat niemand voor hem te min was. Hij was te gast bij Zacheüs de tollenaar, ging met hoeren, melaatsen en geesteszieken om: een enorme gulheid. Als er iets komt bovendrijven bij het christelijk geloof is het wel de diepe humaniteit en goedheid. Bij God is iedereen welkom.

Gebed

“Hoe dat helpt in mijn dagelijkse leven? Ik ervaar God om mij heen als een stille, welwillende aanwezigheid, ‘de schaduw aan mijn rechterhand’, zoals psalm 121 dat zo mooi zegt. Dat vind ik heel troostvol en geeft me een gevoel van vrijheid, niet ikzelf, niet mijn prestaties, niet mijn gezondheid vormen de basis van mijn geluk, maar de blijvende verbondenheid met God, ongeacht wat ik flik.”

“Nee, daarom leef ik heus niet altijd op de toppen van mijn geluk. Soms moet ik me zijn welwillende aanwezigheid even te binnen brengen. Voor mij is dat het gebed, maar dan een gebed zonder woorden: eenvoudigweg vertoeven in de ruimte van God. ‘Het gebed is als een beschermende jas om mij heen’, schreef Etty Hillesum. Dat herken ik.”

“Het gebed is ook een moment van waarheid. Als het ergens geen zin heeft om te liegen, of om je mooier voor te doen dan je bent, dan wel daar in die ruimte van God. Franjes vallen weg. Daar krijg ik helder zicht op wat echt is en wat onecht. Daar is het oordeel.”

 

Geloofsbelijdenis

1. Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde;

2. en in Jezus Christus, zijn enig Zoon, onze Heer,

3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,

4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven, en begraven,

5. die is neergedaald in de hel, op de derde dag opgestaan van de doden,

6. opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,

7. vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden;

8. Ik geloof in de Heilige Geest,

9. de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen,

10. de vergeving van zonden,

11. de wederopstanding des vleses,

12. en het eeuwige leven.

Dit artikel verscheen eerder in Volzin

 

Stephan de Jong is predikant en beeldend kunstenaar. Daarnaast is hij gastcommentator bij het radioprogramma Zin in Weekend (KRO/NCRV). Hij doceerde theologie in Chili en publiceert boeken. Recent: U doet niets want u bent God, Meinema, 96 blz., € 12,50 en U gaf mij schouders om ze op te halen, Meinema, 104 blz., € 12,50.

Bron: Volzin

 

Lees ook andere afleveringen uit de serie over de geloofsbelijdenis.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.