“Naast het slachtoffer staan is het enige dat geboden is, geen begrip voor de dader graag!” Zo was één van de reacties op het pleidooi van pastor Gerard Zuidberg om óók enig mededogen met daders van seksueel misbruik in de kerk aan de dag te leggen. Een begrijpelijke reactie en toch is er ook een andere kant. Uiteindelijk zal een gemeenschap toch weer met gestrafte daders moeten weten samen te leven en zullen ook slachtoffers verder moeten met de voldongen feiten.

Door Theo van de Kerkhof

Dader en slachtoffers: het is een precair onderwerp. Zeker als het betoog neerkomt op een pleidooi voor een bepaalde mate van barmhartigheid ten aanzien van de daders. Marinus van den Berg besprak het onderwerp naar aanleiding van de zelfmoordactie van de copiloot van Germanwings, die in zijn zelfgekozen dood 149 anderen meenam. En hij kwam erop terug in een de bijdrage 'Daders en slachtoffers' en in een bespreking van het kunstwerk van Armando: ‘Monument voor de dader’.

Twee weken geleden maande Gerard Zuidberg tot een grotere terughoudendheid in de veroordeling van plegers van seksueel misbruik in de kerk. “Ik sta telkens weer versteld van het isolement waarin deze mensen terecht gekomen zijn”, schreef hij. Des te meer omzichtigheid is geboden als er niet méér is dan enkel de aanklacht. Alleen al de verdenking van misbruik kan de reputatie van betrokkenen vernietigen. Aldus Zuidberg: “Het gaat me steeds meer tegenstaan dat mensen – wie het ook zijn: priesters, bisschoppen, predikanten, dirigenten, kosters – die mogelijk ooit een misstap hebben begaan (soms een keer, soms meermalen) plotseling zonder enig pardon uitgekotst worden.”

Moed

Er is een zekere moed voor nodig om het perspectief van de daders te behartigen. Juist ook omdat nuancering bij zovelen op een bijna fysieke weerzin stuit.

Maar opkomen voor het belang van de dader kan ook voortkomen uit een teveel aan loyaliteit. Begrip kan makkelijk overgaan in vergoelijken en toedekken. Juist aan de kerk was een wegkijkcultuur niet vreemd. “Geen begrip voor de daders graag!” was dan ook de invoelbare reactie van hoogleraar theologie Marcel Poorthuis. “Naast het slachtoffer staan is het enige dat geboden is.”

Toch gaat de stelling van Poorthuis in zijn algemeenheid te ver, wanneer zij ieder begrip voor plegers van misdrijven zou willen uitsluiten. Het punt is eerder: ook nuancering kent zijn tijd en plaats. “Ik vraag geen begrip van nabestaanden aan wie groot leed is aangedaan. Zij hebben recht op hun eigen woede en eigen woedende taal”, zegt Marinus van den Berg terecht. En daarbij komt: sommige daden vragen hoe dan ook om een absolute veroordeling. Moet alles ook nog van een andere kant bekeken worden, vraagt Dorothee Sölle zich af in haar boek De heenreis, “ook napalm op de huid van kinderen?”

In zijn boek Adel van de Geest hekelt Rob Riemen de linkse intellectuelen, die daags na de aanslagen van 11 september 2001 het slachtoffer, Amerika, de schuld gaven. Het kapitalistische land had een koekje van eigen deeg ontvangen. De toren van Babel moest wel vallen. Het lijden van duizenden concrete individuen werd gereduceerd tot een abstractie, vond Riemen. Ook verontwaardiging heeft zijn eigen logica. Woede is soms redelijk en behoeft ruimte en erkenning.

Fair trial

Dit gezegd zijnde komt er toch een moment dat het leven doorgaat. Daders komen vrij, maken een nieuwe start. Dat ons rechtsbestel dit mogelijk maakt getuigt van het morele gehalte van onze samenleving. Onze rechtsgang wordt gekenmerkt door fair trial: elke verdachte heeft recht op verdediging, zonder wettig en overtuigend bewijs volgt geen veroordeling, straffen zijn humaan, proportioneel en zonder aanziens des persoons, etc. Dat in de praktijk niet altijd alles goed gaat, is de kwestie niet. Het gaat erom dat onze samenleving doordrongen is van deze principes. Soms lijken die verworvenheden zo vanzelfsprekend dat de grootheid en uitzonderlijkheid ervan niet meer wordt gezien.

Dat het haast onmogelijk is voor zedendelinquenten om, na uitzitten van hun straf, een woonplaats te vinden is een teken aan de wand. Protesten gaan soms over in ongeremde volkswoeden. Leuzen als ‘Een pedofiel is geen mens’ getuigen niet alleen van gebrek aan moreel inzicht, het toont ook weer eens de behoefte van gemeenschappen om het kwaad definitief te willen uitstoten. Maar het kwaad leeft altijd ook onder ons, zo niet in ons. Ook op dat aspect wijst Zuidberg.

Het verlangen je definitief van het kwaad te willen ontdoen, ligt ten grondslag aan het zondenbokmechanisme. Zo beschouwd is de hetze tegen pedoseksuelen niet zo heel veel rationeler dan de irrationele heksenhysterie in sommige Afrikaanse landen.

Vergiffenis

En dan is er nog een meer spiritueel perspectief binnen hetwelk er iets kan gaan schuiven in de beleving van het slachtoffer of de nabestaanden juist doordat zij hun verhouding tot de dader herzien. Nee, buitenstaanders kunnen dat niet van slachtoffers verlangen. Buitenstaanders kunnen hooguit de mogelijkheid opperen. Indrukwekkend is in dit verband het verhaal van de vrouw van Gerrit Jan Heijn die vergiffenis schonk aan de ontvoerder en moordenaar van haar man. Zij kon daarmee ook voor haarzelf het verhaal afsluiten, al gingen daar overigens jaren overheen.

Een mooie, zij het geromantiseerde, beschrijving van zo’n mentale verandering bij nabestaanden is te vinden in de roman De tienduizend dingen van Maria Dermoût. De filosoof Herman Berger beschreef die passage uitvoerig in het kader van zijn onderzoek naar wat hij een totaliteitservaring noemt: de ervaring waarin de ‘tienduizend dingen’, de wereld der verschijnselen, niet alleen gezien worden in hun gefragmenteerde veelheid, maar ook in hun onderlinge verbondenheid en eenheid.

De setting van het verhaal is het eiland Ambon ten tijde van het koloniale Indonesië. Centraal staat de dramatische gebeurtenis in het leven van hoofpersoon Felicia van Kleyntjes. Haar enige zoon is als militair vanuit een hinderlaag doodgeschoten, gesneuveld zeggen zijn militaire vrienden, maar zijn moeder blijft erbij dat hij vermoord is. Sindsdien trekt Felicia zich eens per jaar, met Allerzielen, terug in haar huis. Ze stuurt haar bedienden weg om de nacht alleen te zijn met al haar doden en de mensen die dat jaar op het eiland vermoord zijn. En ieder jaar is ze in discussie met haar vermoorde kennissen. Het stoort haar dat zij geen helderheid willen scheppen tussen vermoord zijn en omgekomen zijn. Zoals de posthouder die liever zegt dat hij verdronken is. “‘Nonsens’, zei zij, ‘U weet best of u geduwd werd of dat u gevallen bent.’ ‘Allebei, mevrouw’, zei de posthouder of wie het anders was ernstig en beleefd.”

Het ergert haar. Ze houdt niet van dat slotteloze gepraat, van ja-en-neen, van het-een-én-het-ander. En als ze zich beklaagt bij haar vermoorde zoon, over de posthouder die niet haar huis binnen wil gaan omdat hij niet weten wil dat hij vermoord werd, krijgt ze het bekende antwoord. “Dat willen we immers geen van allen graag weten. Ik heb het u al zo dikwijls proberen uit te leggen, zoudt u eens één keer naar mij willen luisteren. Wij zijn nooit enkel en alleen vermoord, wij zijn ook altijd gesneuveld. Word nu niet boos, want zo is het, heus, het een-én-het-ander, mijn lieve moeder.”

De tedere manier waarop hij haar toespreekt - zoals hij nog nooit eerder had gedaan - leidt een ommekeer in haar leven in:

“Voor het eerst die avond moest zij aan de anderen denken, aan de moordenaar. Waarom? … Ze drukte de vingertoppen van haar ene hand tegen het voorhoofd vlak boven haar wenkbrauwen - hoeveel moordenaars waren er. Ze werd er duizelig van en tegelijk verbaasde ze zich over iets: terwijl ze aan hen dacht, voelde ze niet de woede, de afschuw van altijd, maar bijna medelijden, niet het groot en brandend gevoel van medelijden zoals met die vermoord waren, een klein gevoel van ongeduld, van verdrietigheid - waarom nu toch, ezels die jullie zijn! - zonder wraakgevoelens, zonder haat meer. Alsof zij niet de moordenaars waren, maar ook mee de vermoorden. En toen waren er niet meer moordenaar en vermoorden. Het was zo wazig, het liep alles zo door elkaar in haar hoofd, dus toch het een-én-het-ander, zoals haar zoon het wilde.”

 

Lees hier meer over het thema daders en slachtoffers.

 

Theo van de Kerkhof web » Lees ook andere artikelen van Theo van de Kerkhof

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.